Begrippenlijst

Frequentie: zie occurence rate.

Incidentie: wordt gedefinieerd als het aantal patiënten per 100 per tijdsperiode met een nieuw gediagnosticeerd delier nadat bijvoorbeeld de eerste 24 uur van ziekenhuis of verpleeghuisopname verstreken zijn, of postoperatief (chirurgische afdelingen).

Indicator: is een meetbaar kenmerk van de gezondheidszorg met een signaalfunctie voor (een aspect van) de kwaliteit van zorg. Indicatoren maken het de zorgverleners mogelijk om te meten of zij de gewenste zorg leveren en om onderwerpen voor verbeteringen te identificeren. Bij de ontwikkeling van indicatoren voor deze richtlijn werd aansluiting gezocht bij de prestatie indicatoren van IGZ. Een indicator bestaat meestal uit een teller en een noemer. De teller geeft bijvoorbeeld het aantal patiënten dat met de DOSS of CAM tenminste eenmaal is geobserveerd op aanwezigheid van delier ongeacht de uitkomst. De noemer geeft bijvoorbeeld het aantal patiënten bij wie is vastgesteld dat er sprake is van een verhoogd risico op delier.

Occurence rate: Bij veel onderzoeken is er sprake van overlappende of afwijkende definities van prevalentie en incidentie. In dergelijke gevallen wordt, in navolging van de terminologie van de NICE richtlijn, gesproken van ‘occurence rate’, hier vertaald als ‘frequentie’ (National Clinical Guideline Centre 2010).

Prevalentie: is gedefinieerd als het aantal patiënten per 100 waarbij een delier aanwezig is in een bepaalde onderzoeksperiode, bijvoorbeeld tijdens de eerste dag van opname in het ziekenhuis of in de preoperatieve periode (chirurgische afdelingen).