Kennislacunes

Voor de onderbouwing van deze richtlijn is gebruik van systematisch literatuuronderzoek wat een extensieve weergave geeft van de wetenschappelijke onderbouwing van verschillende behandelopties. Samengevat kan gesteld worden dat de evidence over de behandelopties bij patiënten met een graad III open onderbeenfractuur zeer beperkt is. Geen van de uitgangsvragen kon beantwoord worden met een hoge of matige vorm van bewijskracht. Veelal moesten aanbevelingen onderbouwd worden op basis zeer lage bewijskracht aangevuld met de expertise van de werkgroep en patiëntvoorkeuren.

 

De zeer lage bewijskracht is een gevolg van de lage incidentie van het type fracturen. Daarnaast speelt ook de complexiteit en het spoedkarakter van de pathologie een rol. Een onderzoeksprotocol vereist een vaste omschrijving van het behandelprotocol terwijl de complexiteit (gelet op het type fractuur en de contaminatie) vraagt om een specifieke aanpak per patiënt. Het spoedkarakter van de problematiek, vaak ook multitraumapatiënten, maakt het moeilijk patiënten te includeren voor trials waarbij ze voorafgaande het onderzoek toestemming moeten verlenen.

 

Indien nieuw onderzoek wordt opgezet, is de werkgroep van mening, dat dit idealiter op internationaal niveau wordt gedaan. Multicenteronderzoek waarin meerdere landen participeren om zodoende voldoende power te generen. Desalniettemin zal in dergelijk onderzoek een uitdaging liggen in het afstemmen van een eenduidige aanpak van de zorg zodat onderzoeksresultaten op betrouwbare wijze gecombineerd kunnen worden.

 

De belangrijkste kennislacunes bij de richtlijn Open onderbeenfractuur hebben betrekking op:

  1. Risicostratificatie om uit te zoeken voor welk type trauma welke behandeling het meest optimaal is. Dat wil zeggen, is er een stratificatie te maken voor de verschillende onderzoeksvragen in deze richtlijn zodat aanbeveling meer kunnen worden toegespitst om verschillende situaties;
  2. De effectiviteit van primaire bone grafting in open fracturen;
  3. De timing van de definitieve bedekking kan sterker onderbouwt worden met evidence;
  4. Op welke moment en bij welke indicatie moet een amputatie worden verricht;
  5. De timing en toepassing van oefentherapie om terug keer naar werk te bevorderen;
  6. De juiste behandeling met antibiotica in termen van timing, duur en middel.

Met het oog op toekomstig onderzoek is het belangrijk dat dit onderzoek alleen wordt uitgevoerd wanneer de juiste power gehaald kan worden en de resultaten eenduidig zijn verkregen. De werkgroep prioriteert de behandeling met antibiotica.