Kennislacunes

Inleiding

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn ‘Septumcorrectie’ is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

 

Module Diagnose septumdeviatie en indicatie septumcorrectie:

Geen kennislacunes.

 

Module Aanvullend onderzoek:

Wat is de waarde van aanvullend onderzoek bij het indiceren van een septumcorrectie?

 

P: patients with (suspected) septal deviation and nasal passage complaints

I: standard ENT examination (including nasopharyngeal endoscopy)+ Additional diagnostics: radiological imaging, function tests (PNIF, rhinomanometry, acoustic rhinomanometry) and symptom score questionnaires.

C: standard ENT examination (including nasopharyngeal endoscopy)

O: disease specific quality of life, patient satisfaction, nasal passage, general quality of life.

 

Module Conservatief beleid bij septumcorrectie:

Gerandomiseerde studies naar het effect voor een proefbehandeling met corticosteroïd neusspray bij patiënten met neusobstructie en een septumdeviatie om te beoordelen of hiermee operaties voorkomen worden zijn wenselijk.

 

Onderzoeksvraag: Wat is het effect van een proefbehandeling met corticosteroïd neusspray bij patiënten met neusobstructie en een septumdeviatie op het voorkomen van operaties.

 

Module Effectiviteit van septumcorrectie

Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat bepaalde subgroepen meer of minder baat hebben bij een septumcorrectie. Toekomstig onderzoek is wenselijk om te bepalen of bepaalde subgroepen van patiënten met neusobstructie en een septumdeviatie meer baat hebben bij een operatie (bijvoorbeeld patiënten met een ernstiger septumdeviatie) of wellicht juist geen baat.

 

Onderzoeksvraag: Zijn er subgroepen van patiënten met een septumdeviatie en een neusobstructie te identificeren die meer of minder baat hebben bij een septumcorrectie?

 

Module Conchachirurgie bij septumcorrectie

Er is in de huidige literatuur (te) weinig evidence om te onderbouwen dat er een klinisch relevant aanvullend gunstig effect is van conchachirurgie van de contralaterale zijde bij septumchirurgie bij patiënten met neusobstructie ten gevolge van septumdeviatie en concha inferior hypertrofie. Dit geldt zowel voor objectieve als subjectieve uitkomstmaten.

 

Onderzoeksvraag: Wat is het effect van conchachirurgie van de contralaterale zijde bij patiënten met neusobstructie ten gevolge van septumdeviatie en concha inferior hypertrofie?

 

Module Rol van spreadergrafts bij septumcorrectie

Wat is de rol van aanvullende beperkte klepchirurgie in combinatie met septumcorrectie bij patiënten met neusobstructie met een septumdeviatie en neusklepinsufficiëntie?

 

P: patients with septal deviation and internal nasal valve insufficiency

I: septal correction combined with endonasal spreader graft

C: septal correction without endonasal spreader graft

O: disease specific quality of life, nasal passage, patient satisfaction, general quality of life and complication risks

 

Module Septumdeviatie bij kinderen

Weegt de winst in neuspassage na een septumcorrectie bij een kind op tegen de mogelijke nadelige gevolgen voor de doorontwikkeling van het septum en aangezicht?

 

Module Follow-up

Geen kennislacunes.