Implementatie en indicatoren

Een relatief groot deel van vrouwen in de fertiele levensfase wordt behandeld met benzodiazepinen. De richtlijn ‘Benzodiazepinegebruik in de zwangerschap en tijdens de lactatie’ biedt handvatten voor een eenduidig en wetenschappelijk onderbouwd praktisch beleid. In het onderstaande wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste, door de opstellers van deze richtlijn voorziene, knelpunten bij de toepassing van de richtlijn in de dagelijkse praktijk. Voor een effectieve implementatie is een voortvarende aanpak van deze knelpunten essentieel. Tevens worden een viertal potentiële indicatoren aangegeven waarmee de implementatie van de richtlijn in de praktijk kan worden gevolgd.

 

Knelpunten op gebied van de organisatie van de zorg

De richtlijn doet geen uitspraak over of de zwangere vrouw, die benzodiazepinen gebruikt, moet worden vervolgd in de eerste, tweede of derde lijn. Dit zal afhangen van de onderliggende psychiatrische aandoening en andere medische problemen, maar niet van het benzodiazepinegebruik alleen. Bij chronisch gebruik, gebruik met comedicatie of in geval van hogere doseringen is essentieel dat wordt vastgelegd in een individueel behandelplan in het begin van de zwangerschap hoe de zwangerschapscontroles zullen worden georganiseerd. Bij het opstellen van dit behandelplan dient naast de huisarts, 1e-lijns verloskundige en gynaecoloog ook de psychiater en kinderarts betrokken te zijn. Het aantal patiënten dat onder deze categorie valt is zeer beperkt. Bij patiënten die incidenteel benzodiazepinen gebruiken is een dergelijk plan vaak niet nodig en kan de patiënte bij ontbreken van andere pathologie in de eerste lijn onder controle zijn dan wel blijven.

 

Bij chronisch gebruik, gebruik met comedicatie of in geval van hogere doseringen is het advies van de werkgroep om de bevalling minimaal op plaatsindicatie in het ziekenhuis te laten plaatsvinden. Vaak zal echter op basis van de onderliggende psychiatrische of medische problematiek een dergelijke patiënte al in de tweede of derde lijn worden begeleid. Er hoeft dan ook geen rekening gehouden te worden met een toename van het aantal (poli)klinische bevallingen.

 

Observatie van de pasgeborene vanwege onttrekkings- en/of intoxicatieverschijnselen is alleen noodzakelijk in het geval van hoge dosering, chronisch gebruik of comedicatie. Het huidige gebruik in veel ziekenhuizen om pasgeborenen standaard te observeren kan derhalve vervallen.

 

Gezien het mogelijk optreden van aangeboren afwijkingen is de vorming van een (landelijke) database van groot belang. Alleen op deze manier kan inzicht worden verkregen in de ‘exacte’ bijwerkingen van deze medicatie op het ongeboren kind.

 

Zorginstellingen

Het advies om in het ziekenhuis te bevallen bij chronisch gebruik, gebruik met comedicatie of in geval van hogere doseringen, zal nauwelijks extra capaciteit vragen van de zorginstellingen. Aan de andere kant zal het verblijf in het kraambed, dat in sommige ziekenhuizen tot enkele dagen bedroeg, teruglopen, gezien de aanbeveling de pasgeborene niet standaard klinisch te observeren maar dit individueel af te stemmen.

 

Zorgverlener

Het merendeel van de vrouwen in de fertiele levensfase die benzodiazepinen gebruiken, wordt behandeld in de huisartsenpraktijk. Een kleiner deel wordt behandeld door psychiaters. Tot op heden was niet helemaal duidelijk of en door wie deze patiënten zouden moeten worden voorgelicht over een (geplande) zwangerschap. De richtlijn adviseert patiënten hiervoor te verwijzen naar artsen die specifieke kennis op dit gebied hebben. Een lijst van centra waar deze expertise in ieder geval aanwezig is, is te vinden op de website van het recent opgerichte ‘Landelijk Kenniscentrum Psychiatrie en Zwangerschap’.

 

Bij chronisch gebruik, gebruik met comedicatie of in geval van hogere doseringen wordt, aan het begin van de zwangerschap, in een multidisciplinair overleg een behandelplan opgesteld. Een dergelijk overleg zal via de Verloskundige Samenwerkingsverbanden moeten verlopen. De psychiater maakt (nog) geen deel uit van dit gremium.  Hierover dienen zo spoedig mogelijk regionale afspraken gemaakt te worden tussen psychiater en VSV.

 

De patiënten zijn erbij gebaat dat de adviezen uit deze richtlijn goed worden gecommuniceerd naar alle betrokkenen, zowel zorgverleners als patiënten. Een communicatie plan op landelijk niveau (op te stellen door de verschillende wetenschappelijke verenigingen) en op regionaal niveau (op te stellen door de VSV’s) is derhalve van veel belang.

 

Indicatoren