Incidentie, definitie en classificatie van lage rugpijn

Incidentie in Nederland

Lage rugpijn komt veel voor. 49-70% van de bevolking heeft gedurende het leven een of meer keer last van lage rugpijn. Picavet et al. (1999) toonden aan dat in een steekproef (13.927 mannen en vrouwen, leeftijd 20-59 jaar) van de algemene populatie in Nederland 45,5% van de mannen en 52,4% van de vrouwen in het laatste jaar rugpijn hadden. Meer dan 40% had klachten die langer duurden dan 12 weken.

Lage rugpijn komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen en neemt toe met de leeftijd (Andersson, 1998; Dionne et al., 2006; Deyo et al., 1991; Walker, 2000; Loney & Stratford, 1999; Volinn, 1997; Neuhauser et al., 2005; Leboeuf-Yde & Lauritsen, 1995; Von Korff et al, 1988; Gibson & Helme, 2001). Bij gebrek aan goede definities en een classificatiesysteem ontbreekt het grotendeels aan meer specifieke gegevens.

 

Definitie en classificatie wervelkolomgerelateerde pijnklachten van de lage rug

De opgerichte multidisciplinaire stuurgroep die inhoud moet geven aan de verdere uitwerking van de richtlijn wervelkolom gerelateerd pijnklachten van de lage rug heeft een eerste voorstel gedaan voor een classificatiesysteem. De stuurgroep is van mening dat er niet meer gesproken dient te worden over specifiek en aspecifiek. Het voorstel is te komen tot een indeling van wervelkolomgerelateerde klachten van de lage rug in degeneratieve en niet-degeneratieve afwijkingen (zie figuur 1.1). In de huidige richtlijn worden de ongecompliceerde degeneratieve afwijkingen besproken.

 


Figuur 1.1. Indeling van wervelkolomgerelateerde klachten van de lage rug in degeneratieve en niet-degeneratieve afwijkingen

 

 

Biopsychosociale model

Pijn is multidimensioneel van karakter. Naast een oorzaak en een symptoom spelen beleving en gedrag een rol. In deze richtlijn wordt met name aandacht besteed aan de oorzaak en het symptoom. Dit neemt niet weg dat in de diagnostiek alle patiënten multidimensionaal beoordeeld dienen te worden.

 

De richtlijn beperkt zich tot invasieve therapie. Bij de besproken diagnoses wordt bij herhaling vastgesteld dat de invasieve therapie pas een plaats heeft als maximale conservatieve therapie geen of onvoldoenedeverbetering geeft. Met conservatieve therapie wordt bedoeld een farmacologische behandeling of niet farmacologische behandeling zoals fysiotherapie, TENS of vergelijkbare therapieën.