Afwaarderen voor onnauwkeurigheid (Rijssen et al. 2006)

Afwaarderen bij continue uitkomstmaten voor ernstige onnauwkeurigheid als het aantal patiënten < 400 is, berust op het benodigde aantal patiënten, namelijk 400, om een effectgrootte van 0.2SD [SD: standaarddeviatie] – een klein maar relevant effect – te kunnen aantonen gegeven een alfa van 5% en een power van 80%. De kwestie is nu of een effectgrootte van 0.2SD voor het verschil tussen percutane naaldfasciotomie en selectieve fasciëctomie wat betreft reductie van TPED bij patiënten met GRADE III/IV te verwachten valt. Stel dat we alleen kennis zouden hebben van deze reductie bij patiënten met GRADE I/II. De effectgroottes wat betreft reductie van TPED laten zich hier berekenen als 0.3SD en 0.5SD.[1] Stel dat we een studie zouden opzetten voor de reductie van TPED bij patiënten met GRADE III/IV en daarvoor het benodigde aantal patiënten zouden moeten berekenen om een verschil van xSD te kunnen aantonen. Waarschijnlijk zouden we dan voor x de waarde 0.5, de effectgrootte voor GRADE II, kiezen. Het benodigde aantal patiënten kan dan berekend worden, namelijk 64.[2] De 37 patiënten met GRADE III/IV kunnen nu vergeleken worden met deze 64. Afwaarderen met één in plaats van met twee niveaus voor ernstige onnauwkeurigheid lijkt dan gepast.


[1] Effectgrootte als Cohen’s D berekend heeft de volgende formule: Cohen's d = (gemiddelde2 - gemddelde1) ⁄ SDpooled). SDpooled = √((SD12 + SD22) ⁄ 2).

[2] Bron: https://www.stat.ubc.ca/~rollin/stats/ssize/n1.html. Kies voor mu0 0.5, voor mu1 0, voor sigma 1, voor alfa 0.05 en voor de power 80. De sample size per interventiegroep is dan 32. Voor beide groepen samen derhalve 64.