Implementatieplan

Aanbeveling

Tijdspad voor implementatie:

< 1 jaar,

1 tot 3 jaar of

> 3 jaar

Verwacht effect op kosten

Randvoorwaarden voor implementatie (binnen aangegeven tijdspad)

Mogelijke barrières voor implementatie1

Te ondernemen acties voor implementatie2

Verantwoordelijken voor acties3

Overige opmerkingen

Gebruik bij CNS-patiënten conform de chronische nierschade preconceptioneel, tijdens zwangerschap en postpartum naast spreekuurmetingen zo veel mogelijk thuismetingen van bloeddruk met armmanchet als maat voor starten en aanpassen van anti-hypertensieve medicatie.

1-3 jaar

Onduidelijk

Organisatie samenwerking tweede en derde lijn, kennis van richtlijn

Gebrek aan kennis

Verspreiding richtlijn

NIV en NVOG

 

Hanteer bij patiënten met chronische nierschade met eGFR < 60 ml/min/1,73 m2 en/of matig en ernstig verhoogde albuminurie preconceptioneel dezelfde streefbloeddrukwaardes conform de MDR Chronische nierschade en KDIGO richtlijn (2012):

  • Start bij een systolische bloeddruk ≥ 130 mmHg en/of diastolische bloeddruk ≥ 80 mmHg met bloeddrukverlagende therapie, waarbij met keuze voor anti-hypertensivum rekening wordt gehouden met toekomstige zwangerschap.
  • Houdt tijdens behandeling van hypertensie bij deze patiënten met CNS en zwangerschapswens een streefwaarde voor bloeddruk aan consistent < 130/80 mmHg onafhankelijk van de mate van proteïnurie.

Voorkom overmatige behandeling met (beduidend) lagere bloeddruk dan 130/80 vanwege kans op ongunstige toekomstige obstetrische uitkomst.

1-3 jaar

Onduidelijk

Organisatie samenwerking tweede en derde lijn, kennis van richtlijn

Gebrek aan kennis

Verspreiding richtlijn

NIV en NVOG

 

Start bij patiënten met chronische nierschade (met of zonder albuminurie), die preconceptioneel nog geen bloeddrukverlagende medicatie gebruikten, tijdens de zwangerschap pas met bloeddrukverlagende medicatie als bloeddruk bij herhaling hoger is dan 140/90mmHg.

1-3 jaar

Onduidelijk

Organisatie samenwerking tweede en derde lijn, kennis van richtlijn

Gebrek aan kennis

Verspreiding richtlijn

NIV en NVOG

 

Continueer bij patiënten met chronische nierschade, die preconceptioneel al wel bloeddrukverlagende medicatie gebruikten, tijdens de zwangerschap de bloeddrukverlagende medicatie en verlaag zo nodig de dosering bij te sterke fysiologische daling van de bloeddruk in het 1e en 2e trimester, met name als patiënten orthostatische klachten krijgen.

1-3 jaar

Onduidelijk

Organisatie samenwerking tweede en derde lijn, kennis van richtlijn

Gebrek aan kennis

Verspreiding richtlijn

NIV en NVOG

 

Intensiveer bij patiënten met chronische nierschade, die preconceptioneel al wel bloeddrukverlagende medicatie gebruikten, tijdens de zwangerschap de bloeddrukverlagende medicatie pas bij een bloeddruk die bij herhaling hoger is dan 140/90mmHg.

1-3 jaar

Onduidelijk

Organisatie samenwerking tweede en derde lijn, kennis van richtlijn

Gebrek aan kennis

Verspreiding richtlijn

NIV en NVOG

 

Streef bij patiënten met chronische nierschade (met en zonder albuminurie) tijdens de zwangerschap bij behandeling met bloeddrukverlagende medicatie naar een systolische bloeddruk tussen de 130 tot 140 mmHg en diastolische bloeddruk tussen de 80 tot 90 mmHg.

1-3 jaar

Onduidelijk

Organisatie samenwerking tweede en derde lijn, kennis van richtlijn

Gebrek aan kennis

Verspreiding richtlijn

NIV en NVOG

 

Start of intensiveer bij patiënten met chronische nierschade met en zonder proteïnurie postpartum bloeddrukverlagende medicatie bij een systolische bloeddruk ≥ 130 mmHg en/of diastolische bloeddruk ≥ 80 mmHg, overeenkomstig advies multidisciplinaire richtlijn chronische nierschade.

1-3 jaar

Onduidelijk

Organisatie samenwerking tweede en derde lijn, kennis van richtlijn

Gebrek aan kennis

Verspreiding richtlijn

NIV en NVOG

 

Streef bij patiënten met chronische nierschade postpartum naar een bloeddruk consistent ≤130/80mmHg.

1-3 jaar

Onduidelijk

Organisatie samenwerking tweede en derde lijn, kennis van richtlijn

Gebrek aan kennis

Verspreiding richtlijn

NIV en NVOG

 

1 Barriëres kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land met betrekking tot de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, et cetera.

2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.

3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang.