Kennislacunes

Inleiding

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Unicompartimentele artrose knie is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

 

Submodule 1.2

What is the diagnostic value of stress radiographs in addition to AP (standing) plus fixed flexion view (knee)and AP (standing) hip-knee-ankle radiographs for patients with unicompartmental knee osteoarthritis?

 

P: patients with (medial) unicompartmental knee osteoarthritis;

I: AP knee and AP hip-knee-ankle radiographs plus stress radiographs;

C: AP knee and AP hip-knee-ankle radiographs:

reference test: intraoperative observations;

O: treatment decision (TKA/UKA), diagnostic value.

 

Submodule 1.3

Wat is de waarde van MRI in de diagnostische work-up voor unicompartimentele knieartrose?

 

P: patients with (medial) unicompartmental knee osteoarthritis;

I: AP knee and AP hip-knee-ankle radiographs plus MRI;

C: AP knee and AP hip-knee-ankle radiographs:

reference test: intraoperative observations;

O: clinical outcomes (pain, function), diagnostic value.

 

Submodule 3.1

What is the (non)-effectiveness of unicompartmental knee arthroplasty compared to total knee arthroplasty in the treatment of unicompartmental knee osteoarthritis?

 

P: patients with (unicompartmental) osteoarthritis of the knee;

I: unicompartmental knee arthroplasty;

C: total knee arthroplasty;

O: pain, quality of life, function, complications, patient satisfaction, implant survival, return to work/sport.

 

Submodule 3.2

What is the efficacy of high tibial osteotomy compared to unicompartmental knee arthroplasty in patients with medial knee osteoarthritis?

P: patients with medial knee osteoarthritis;

I: high tibial osteotomy;

C: unicompartmental knee arthroplasty;

O: pain, quality of life, function, patient satisfaction, complications, survivorship (revision), return to work/sport.

 

Submodule 3.3

Er is onvoldoende literatuur om conclusies te kunnen trekken over patiëntkenmerken die een succesvolle osteotomie voorspellen. Er is behoefte aan kwalitatief goed opgezette studies, welke gemaakte voorspellende modellen ten aanzien uitkomsten na een osteotomie (pijn, functie, kwaliteit van leven, complicaties, tevredenheid, sport en werkparticipatie, alignement, en tijd tot plaatsing van een TKP) valideren in een voldoende grote populatie van patiënten met unicompartimentele knieartrose die een osteotomie ondergaan. Tot nu toe bleken er slechts studies beschikbaar die voorspellers voor de tijd tot een TKP plaatsing bestuderen, die bovendien door de studieopzet een erg laag niveau van bewijs opleverden.

 

Which patient characteristics are predictive for osteotomy outcome in patients with unicompartmental osteoarthritis?

 

P: Patient: patients with unicompartmental osteoarthritis of the knee undergoing an osteotomy;

I: Intervention: presence of patient characteristics: age, sex, BMI, function (KOOS, WOMAC), pain, osteoarthritis location, osteoarthritis (radiological/radiographic) severity (KL score, KL grade, Kellgren Lawrence), alignment/angle (joint, hip-knee, CP), education, physical activity, depression, anxiety;

C: Control: absence of patient characteristics;

O: Outcome: pain, function, quality of life, adverse events/complications, patient satisfaction, return to work/sport, alignment, survival to total knee arthroplasty:

Timing: after diagnosis, at treatment decision prior to osteotomy;

Setting: at clinical consult with orthopeadic surgeon;

Confounders: age, sex.

 

Submodule 3.4

Leidt een osteotomie tot een vertraging van de progressie van artrose?

 

P: patients with unicompartmental osteoarthritis and varus/valgus alignment;

I: osteotomy;

C: conservative treatment, usual care;

O: progression of osteoarthritis.

 

Wat is de invloed van osteotomie op niet aangedane compartiment?

 

Submodule 4.1

Wat zijn de (on)gunstige effecten van open wig versus gesloten wig tibiakoposteotomie bij mediale varus knieartrose?

 

Wat zijn de (on)gunstige effecten van gesloten wig versus open wig femurosteotomie bij laterale valgus knieartrose?

 

Submodule 4.2

Het is op dit moment onduidelijk wat de (on)gunstige effecten zijn op de lange termijn van cementloze fixatie ten opzichte van gecementeerde fixatie van een unicompartimentele knieprothese. Bovendien is er onvoldoende bekend over cementloze fixatie van unicompartimentele knieprotheses met gefixeerde bearing.

 

Submodule 5.1

Wat zijn de (on)gunstige effecten van regionale anesthesie met een zenuwblok vergeleken met opioïden intraveneus na een osteotomie bij patiënten met unicompartimentele knieartrose? Er bestaat tot op heden onvoldoende kennis over welke vorm van postoperatieve pijnbestrijding specifiek na een osteotomie bij een patiënt met unicompartimentele knieartrose optimaal is in effectiviteit en veiligheid.

 

P: patients with unicompartmental osteoarthritis of the knee who have received an osteotomy;

I: regional nerve block (peripheral or central);

C: patient controlled analgesia;

O: pain, complications/side effects, mobilization, patient satisfaction.

 

Mogelijk wordt het de komende jaren duidelijk welke patiënten meer kans hebben op ernstige postoperatieve pijn en het ontwikkelen van chronische pijn door een risicostratificatie tijdens de preoperatieve screening, zodat het postoperatieve pijnbeleid nog meer individueel aangepast kan worden.

 

Submodule 6.1

Wat zijn de (on)gunstige effecten van oefentherapie in vergelijking met standaard of conservatieve zorg na osteotomie bij unicompartimentele knieartrose?

 

P: patients with (unicompartmental) osteoarthritis of the knee who underwent osteotomy;

I: exercise therapy;

C: usual care without exercise therapy;

O: (limitations in) daily functioning, pain, quality of life, patient satisfaction, return to work/sports.

 

Overkoepelend

‘Terugkeer naar werk’ en ‘Terugkeer naar sport’ zijn uitkomstmaten die van belang zijn voor patiënten met een (indicatie voor een) osteotomie of een knieprothese. Deze worden in de literatuur echter niet of zelden beschreven. Het verdient aanbeveling dat deze uitkomstmaten in toekomstig onderzoek worden beschreven.