Indicatoren

Indicatoren

Hieronder volgt een voorstel voor indicatoren waarmee de naleving van de richtlijn gemonitord kan worden. De werkgroep stelt dat de wetenschappelijke verenigingen verantwoordelijk zijn voor de verdere opname en inzet van deze indicatoren.

 

Indicator 1. Interventies naar aanleiding van screening op functieverlies 

Operationalisatie

Is er een protocol waarin is vastgelegd welke interventies geïnitieerd dienen te worden op basis van de uitkomst van de in het ziekenhuis gehanteerde screeningsinstrument voor functieverlies bij kwetsbare ouderen? Ja/nee.

Type indicator

Structuur.

In- en exclusiecriteria

Niet van toepassing.

Kwaliteitsdomein

Effectiviteit.

Meetfrequentie

Één keer per jaar.

Verslagjaar

Afgelopen volledig kalenderjaar.

Rapportagefrequentie

Één keer per jaar.

 

Toelichting

Achtergrond en variatie in zorg

Niet bij alle ouderen is het risico op slechte uitkomsten na een ziekenhuisopname even groot. Belangrijk is daarom ouderen met een  verhoogd risico op slechte uitkomsten op te sporen door middel van een screeningsinstrument. Daarvoor zijn verschillende meetinstrumenten beschikbaar. In de meeste ziekenhuizen wordt de VMS-bundel toegepast. Screening met de VMS-bundel heeft geleid tot een verhoogde alertheid bij artsen en verpleegkundigen op vallen, ondervoeding, delier en fysieke beperkingen. De VMS-vragen zijn initieel ontwikkeld om het risico op individuele geriatrische problemen op te sporen. Een ander screeningsinstrument is bijvoorbeeld ISAR-HP.

De werkgroep richtlijnontwikkeling CGA bij medebehandeling en consult is van mening dat er aan de hand van de uitkomsten van het screeningsinstrument interventies ingezet moeten worden. Het doel van de indicator is om dit te stimuleren. De werkgroep verwacht dat momenteel niet alle ziekenhuizen een protocol hebben opgesteld waarin acties worden gekoppeld aan de uitkomst van het gebruikte screeningsinstrument. Het discriminerend vermogen van de indicator is daarmee groot.

 

Definities

De werkgroep richtlijnontwikkeling CGA bij consult en medebehandeling stelt vast dat er op dit moment onvoldoende onderbouwing is om een keuze te maken voor welk screeningsinstrument ingezet moet worden om ouderen met verhoogd risico op slechte uitkomsten te selecteren. Aangezien de VMS in Nederlandse ziekenhuizen verplicht is gesteld, raadt de werkgroep wel aan om de VMS-vragen te gebruiken om bij opname het risico op vallen, delier, ondervoeding en fysieke beperkingen in kaart te brengen. Voor de definitie van de VMS-vragen zie de Praktijkgids Kwetsbare Ouderen van VMS, september 2009. Andere screeningsinstrumenten waar aan gedacht kan worden zijn bijvoorbeeld de ISAR, de ISAR-HP, de Runciman, de Rowland en de SHERPA. 

 

Registreerbaarheid

De registratielast van deze structuurindicator is laag.

 

Mogelijke verstorende factoren

Niet van toepassing.

 

Mogelijke ongewenste effecten

Geen ongewenste effecten.

 

Referenties

Nederlandse Vereniging voor Klinisch Geriatrie (2011). De richtlijn ‘Comprehensive geriatric assessment’. Ned Tijdschr Geneeskd. 155, A3815.

VMS (2009). Praktijkgids Kwetsbare Ouderen. Geraadpleegd via: (http://www.vmszorg.nl/_page/vms_inline?nodeid=4571&subjectid=6702&configid=6484)

 

Indicator 2. Uitvragen van de vier assen bij medebehandeling

Operationalisatie

Percentage van de patiënten bij wie de geriater in medebehandeling is geweest en waarbij uit de verslaglegging blijkt dat de 4 assen (somatische as, psychische as, functionele as en sociale as) van het CGA zijn geïnventariseerd.

Teller

Aantal patiënten bij wie de geriater in medebehandeling is geweest en waarbij uit de verslaglegging blijkt dat de 4 assen (somatische as, psychische as, functionele as en sociale as) van het CGA zijn geïnventariseerd.

Noemer

Aantal patiënten bij wie de geriater in medebehandeling is geweest.

Type indicator

Proces.

In- en exclusiecriteria

Niet van toepassing.

Kwaliteitsdomein

Effectiviteit.

Meetfrequentie

Één keer per jaar.

Verslagjaar

Afgelopen volledig kalenderjaar.

Rapportagefrequentie

Één keer per jaar.

 

Toelichting

Achtergrond en variatie in zorg

De indicator heeft als doel het uniformeren en optimaliseren van het handelen van de geriater in medebehandeling.

Er bestaat consensus binnen de beroepsgroep van geriaters, dat de problematiek bij een

geriatrische patiënt volgens 4 assen (somatische as, psychiatrische as, functionele as en sociale as) aan de orde moet komen, zoals gedefinieerd in de richtlijn CGA (2011). In de richtlijn CGA bij medebehandeling en consult wordt gesteld dat het inventariseren van de 4 assen ook in geval van medebehandeling aan de orde moet komen. Het is aannemelijk dat deze werkwijze nog niet binnen alle vakgroepen geriatrie consequent bij medebehandeling wordt toegepast in en daadwerkelijk wordt gebruikt als basis voor gerichte behandeling en adviezen.

 

Definities

 

Registreerbaarheid

Implementatie gebeurt middels een steekproef, waarbij vanaf een bepaalde datum 30

opeenvolgende patiënten, bij wie de geriater in medebehandeling was worden geïncludeerd. Voor deze 30 patiënten moeten de gegevens opgezocht worden in het patiëntendossier of de eigen verslaglegging van klinisch geriater. Hierdoor is er enige administratieve last. Er treedt een zekere subjectiviteit op bij het interpreteren van de gegevens in de status.

 

Om de registratielast te verminderen is ervoor gekozen om bij indicator 2 en 3 een zelfde noemer te gebruiken, waardoor er slechts eenmaal een steekproef genomen hoeft te worden.

 

Mogelijke verstorende factoren

Niet van toepassing.

 

Mogelijke ongewenste effecten

Niet van toepassing.

 

Referenties

Nederlandse Vereniging voor Klinisch Geriatrie (2011). De richtlijn ‘Comprehensive geriatric assessment’. Ned Tijdschr Geneeskd. 155, A3815.

 

Indicator 3. Overdracht patiënt na geriatrische medebehandeling

Operationalisatie

Percentage patiënten bij wie de geriater in medebehandeling is geweest en waarbij schriftelijke overdracht van de belangrijkste bevinden van de geriater naar de huisarts of vervolgbehandelaar heeft plaatsgevonden

Teller

Aantal patiënten bij wie de geriater in medebehandeling is geweest en waarbij schriftelijke overdracht van de belangrijkste bevindingen van de geriater naar de huisarts of vervolgbehandelaar heeft plaatsgevonden

Noemer

Aantal patiënten bij wie de geriater in medebehandeling is geweest.

Type indicator

Proces.

In- en exclusiecriteria

Inclusiecriteria: de overdracht mag zowel door geriater als hoofdbehandelaar worden gedaan.

 

Exclusiecriteria: patiënten die zijn overleden.

Kwaliteitsdomein

Effectiviteit.

Meetfrequentie

Één keer per jaar.

Verslagjaar

Afgelopen volledig kalenderjaar.

Rapportagefrequentie

Één keer per jaar.

 

Toelichting

Achtergrond en variatie in zorg

De indicator heeft als doel om de nazorg voor patiënten bij wie de geriater in medebehandeling is geweest te verbeteren middels verbeteren van de overdracht. Dit sluit goed aan bij de aandacht die vanuit KNMG en IGZ wordt gevraagd voor overdracht bij ontslag uit het ziekenhuis.

 

De verwachting is dat de overdracht naar de huisarts of vervolgbehandelaar niet in alle gevallen optimaal gebeurt. Goede overdracht is van belang voor zowel kwaliteitsverbetering als efficiëntie van de patientenzorg, bijvoorbeeld door voorkomen van complicaties tijdens heropnames, of voorkomen van heropname.

 

Definities

 

Registreerbaarheid

Implementatie gebeurt middels een steekproef, waarbij vanaf een bepaalde datum 30

opeenvolgende patiënten, bij wie de geriater in medebehandeling was worden geïncludeerd. Voor deze 30 patiënten moeten de gegevens opgezocht worden in het patiëntendossier of de eigen verslaglegging van klinisch geriater. Hierdoor is er enige administratieve last. Er treedt een zekere subjectiviteit op bij het interpreteren van de gegevens in de status.

 

Om de registratielast te verminderen is ervoor gekozen om bij indicator 2 en 3 een zelfde noemer te gebruiken, waardoor er slechts eenmaal een steekproef genomen hoeft te worden.

 

Mogelijke verstorende factoren

Niet van toepassing.

 

Mogelijke ongewenste effecten

Niet van toepassing.

 

Referenties

Niet van toepassing.

 

Indicator 4. Werkafspraken m.b.t. het behandelplan 

Operationalisatie 4a

Zijn er schriftelijke werkafspraken over de verantwoordelijkheden voor de uitvoering van de adviezen in het behandelplan voor patiënten bij wie de geriater in medebehandeling is geweest? Ja/nee.

 

Zo ja, met welke vakgroepen zijn er werkafspraken?

Operationalisatie 4b

Zijn er schriftelijke werkafspraken over de verantwoordelijkheden voor het bespreken van het geadviseerde behandelplan met de patiënt (en/of zijn vertegenwoordiger) bij wie de geriater in medebehandeling is geweest? Ja/nee.

 

Zo ja, met welke vakgroepen zijn er werkafspraken?

Type indicator

Structuur.

In- en exclusiecriteria

Niet van toepassing.

Kwaliteitsdomein

Effectiviteit.

Meetfrequentie

Één keer per jaar.

Verslagjaar

Afgelopen volledig kalenderjaar.

Rapportagefrequentie

Één keer per jaar.

 

Toelichting

Achtergrond en variatie in zorg

Indicator 4a heeft als doel dat er zorg wordt gedragen voor de uitvoering van het behandelplan. Indicator 4b heeft als doel dat er zorg wordt gedragen voor het communiceren van het behandelplan naar de patiënt (en/of zijn vertegenwoordiger) toe.

 

Er wordt verwacht dat er momenteel weinig afspraken schriftelijk zijn vastgelegd. Mogelijk zijn er wel mondeling afspraken, maar hiermee is een afspraak persoonsgebonden en niet controleerbaar, waardoor er sprake is van kwetsbaarheid.

 

Definities

 

Registreerbaarheid

De registratielast van deze structuurindicator is laag.

 

Mogelijke verstorende factoren

Niet van toepassing.

 

Mogelijke ongewenste effecten

Niet van toepassing.

 

Referenties

Niet van toepassing.