Kennislacunes

Inleiding

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Distale radiusfracturen is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

 

Module 1

What is the effect of a CT-scan in addition to conventional radiographs in the decision for a treatment of patients with a (suspected) distal radius fracture?

 

Toelichting

Bij de systemische literatuuranalyse is gekeken naar de toegevoegde diagnostische waarde van een aanvullende CT-scan en welke invloed deze scan heeft op (mogelijke) veranderingen in het behandelplan. Uit deze studies blijkt dat een aanvullende CT-scan kan leiden tot een verandering in het behandelplan. De studiepopulaties in de gevonden studies zijn echter relatief klein, waardoor de bewijskracht laag is voor de cruciale uitkomstmaat ‘change in treatment’. Meer onderzoek, met groter populaties en minder risk of bias zouden de bewijskracht van studies kunnen vergroten.

 

Module 2

 

Module 3

What is the (non)-effectiveness of splint, brace or bandage versus circular cast or plaster for displaced distal radius fractures (DRFs) in adult patients?

 

Toelichting

Het is niet duidelijk bij welke type fracturen van de distale radius volstaan kan worden met een minder rigide immobilisatie. Specifieke interessante subgroep is de jongere patiënt met hoge verwachtingen ten aanzien van functioneel herstel. De outcome moet bij voorkeur ook gericht zijn op behaald niveau van functioneren in relatie tot pre-morbide niveau, inclusief arbeid.

 

Module 4

What is the (in)effectivity of immobilization of longer than 4 weeks compared to immobilization for less than four weeks on function, pain, secondary dislocation and complications in patients with a distal radius fracture?

 

Module 5

What is the (non)-effectiveness of operative versus non-operative treatment of patients with an intra- or extra-articular radius fracture on PROMs, range of motion, pain, re(operations) and complications after 12-month follow-up?

 

Toelichting

Er is onvoldoende literatuur waarbij een vergelijking wordt gemaakt tussen patiënten met een distale radiusfractuur die eindigen met of zonder malunion. Ook is er een kennislacune betreffende de verschillen in functionele resultaten tussen patiënten die direct worden geopereerd en patiënten die pas worden geopereerd na secundaire dislocatie. Aanvullend zouden subgroepanalyses op basis van leeftijd nuttig zijn, om uit te zoeken of de resultaten verschillen tussen leeftijdscategorieën.

 

Module 6

What is the (non)-effectiveness of closed reduction and Kirschner wire fixation (CRPP) versus open reduction and plate fixation for displaced distal radius fractures (DRFs) in adult patients?

 

Module 7

What is the (non)-effectiveness of the volar approach compared to the dorsal approach in the treatment of patients with an intra- or extra-articular distal radius fracture?

 

Toelichting

Naar aanleiding van de systematische literatuuranalyse naar de onderzoeksvraag ‘welke operatietechniek heeft de voorkeur bij patiënten die zich presenteren met een distale radiusfractuur: volaire benadering of dorsale benadering?’ is gebleken dat er binnen de beschikbare literatuur weinig evidence is voor óf tegen één van de beide operatietechnieken. Vooralsnog lijkt er weinig verschil in de resultaten. De beschikbare literatuur is echter weinig en methodologisch niet optimaal. Meer onderzoek zou wenselijk zijn in een prospectieve, mogelijk geblindeerde vorm met een beter vergelijkbare patiëntenpopulatie qua type fractuur en type patiënt. Dit laatste blijft echter altijd lastig binnen de onderzoeksmogelijkheden in de traumachirurgie. Noch de patiënt noch het type fractuur is dusdanig af te bakenen, dat men een 100% vergelijkbare studie kan doen. Het opzetten van grote multicentrische trials is een van de methodes om dit zoveel mogelijk te bereiken, deze ontbreken tot op heden.

 

Module 8

What is the (non)-effectiveness of arthroscopy compared to no arthroscopy in the treatment of patients with an intra-articular distal radius fracture?

 

Toelichting

Voor het identificeren van welk type intra-articulaire fractuur en welke leeftijdscategorie mogelijk gebaat is bij een scopisch geassisteerde reductie zijn goede studies nodig. Er ligt hier een kennishiaat.

 

Module 9

Niet van toepassing.

 

Module 10

Niet van toepassing.