Stroomschema gezondheidsklachten

F1

 

Toelichting bij stroomschema Gezondheidsklacht

Het stroomschema geldt voor alle patiënten met chronische beademing. Het geeft aan met wie hij bij welke soort klacht contact op moet nemen bij niet-acuut-levensbedreigende gezondheidsklachten. Dit is afhankelijk van waar de patiënt woont en of hij een huisarts heeft danwel of een arts verbonden is aan de zorginstelling waar hij verblijft. Bij acute of levensbedreigende klachten dient contact opgenomen te worden met 112. De SEH-arts overlegt met de CTB-arts of de medisch specialist.

 

1. Triage door huisarts of arts verbonden aan de zorginstelling

De eerste afweging is of de klacht respiratoir/beademingsgerelateerd is of niet; de tweede of de huisarts/de arts verbonden aan de zorginstelling zelf kan behandelen en/of adviseren of dat verwijzing naar een medisch specialist geïndiceerd is. Als de inschatting is dat de gezondheidsklacht wordt veroorzaakt door een respiratoir probleem, de beademing of een effect heeft op de beademing, wordt contact opgenomen met het CTB.

 

2. CTB-triage

Er is vierentwintig uur per dag gedurende 7 dagen per week een dienstdoend CTB-verpleegkundige bereikbaar. Er is altijd een medische specialist (CTB-arts/longarts) als achterwacht bereikbaar. Buiten kantooruren is de CTB-verpleegkundige de primair aan te spreken persoon, in samenspraak met de achterwacht. Bij de triage wordt beoordeeld of de klacht technisch van aard is of een andere oorzaak heeft. Zo nodig overlegt het CTB met een andere medisch specialist.

 

3. Technisch probleem

Bij een zuiver technisch probleem van de beademingsapparatuur, de uitzuigapparatuur of de hoestmachine kan de patiënt of zorgverlener rechtstreeks contact opnemen met de onderhoudsfirma van de beademingsapparatuur die vierentwintig uur per dag bereikbaar is. Zie voor de telefoonnummers de CTB-map. Het CTB dient door de firma op de hoogte te worden gebracht van het eventuele probleem. Bij twijfel of het probleem alleen technisch is, wordt overlegd met het CTB.

 

4. Beademingsprobleem

Bij een medisch probleem dat mogelijk gerelateerd is aan de ademhaling of de beademing (bijvoorbeeld benauwdheid) dient altijd contact gezocht te worden met het CTB. De CTB-verpleegkundige is voor de patiënt de eerst aan te spreken persoon; hij kan indien nodig overleggen met de dienstdoende CTB-arts/longarts. Afhankelijk van de uitkomst van dit overleg kan besloten worden tot advies en/of behandeling.

 

Indien bij inventarisatie van het probleem blijkt dat de patiënt in het ziekenhuis beoordeeld moet worden door een medisch specialist en aansluitend eventueel moet worden opgenomen, bepaalt het CTB in overleg met de arts verbonden aan de zorginstelling/huisarts waar die opname moet plaatsvinden. De ernst van het probleem, het al of niet spoedeisende karakter en de eventuele relatie met de beademing zijn hierbij leidend.

 

5. Verwijzing medisch specialist

Wanneer een patiënt zich meldt bij zijn arts verbonden aan de zorginstelling/huisarts en de inschatting is dat de klacht niet respiratoir of beademingsgerelateerd is, beslist de arts verbonden aan de zorginstelling /huisarts of verwijzing naar een medisch specialist geïndiceerd is. De arts verbonden aan de zorginstelling /huisarts dient bij verwijzing en/of opname de specifieke omstandigheden van de chronisch beademde patiënt te vermelden. Bij twijfel of de klacht beademingsgerelateerd is en/of de behandeling effect kan hebben op de beademing neemt de arts verbonden aan de zorginstelling /huisarts contact op met het CTB.

 

6. Advies en/of behandeling medisch specialist

De medisch specialist beoordeelt of advies en/of behandeling geïndiceerd is en of de oorzaak van de klacht poliklinisch dan wel klinisch behandeld dient te worden. Wanneer de inschatting of verwachting is dat de behandeling invloed kan hebben op de ademhaling of beademing, kan altijd overleg gepleegd te worden met de dienstdoende CTB-arts. De arts bij wie de patiënt zich presenteert in het ziekenhuis is verantwoordelijk voor afstemming met de dienstdoende CTB-arts. Dit geldt ook voor artsen die de patiënt vervolgens (mee)behandelen en/of overnemen.