Algemene inleiding

De onderhavige richtlijn voorziet psychiaters van handvatten ten aanzien van onderzoek naar drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen[1]. In de richtlijn wordt beschreven aan welke eisen onderzoek en rapportage moeten voldoen om tot een zorgvuldig klinisch oordeel te komen t.a.v. misbruik van cannabis, cocaïne, amfetamine en GHB. Met de richtlijn wordt beoogd een bijdrage te leveren aan zorgvuldig onderzoek naar drugsmisbruik door een psychiater in relatie tot de verkeersveiligheid in Nederland.

 

Voor het onderzoek in relatie tot alcoholgebruik is de richtlijn onderzoek naar alcoholmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen beschikbaar (NVvP, 2020). Wat betreft algemene onderdelen van het onderzoek is aansluiting gezocht met deze richtlijn.

 

Relevantie

Wereldwijd vormt het rijden onder invloed van drugs een groot en hardnekkig probleem voor de verkeersveiligheid (Davidse, 2019). Onderzoek onder automobilisten in Nederland laat een prevalentie zien van 2,2% waarin sprake is van gebruik van drugs in het verkeer (Mütze, 2017). De relatie tussen gebruik van psychoactieve middelen en een verhoogd risico op een verkeersongeval wordt breed erkend (Smink, 2005). De meeste gebruikte drugs in het verkeer leiden tot een afname van de rijvaardigheid. De negatieve effecten van drugs op de rijvaardigheid leiden tot een hoger ongevalsrisico. De kans op letsel wordt hoger als verschillende soorten drugs of drugs met alcohol wordt gecombineerd. Uit onderzoek blijkt dat indien bestuurders deelnemen aan het verkeer onder invloed van drugs, in ongeveer 20% van de gevallen sprake is van combinatiegebruik van drugs of drugs met alcohol. (SWOV, 2015; Houwing, 2011).

 

Grenswaarden

Bestuurders van voertuigen die zodanig onder invloed van een stof verkeren dat het de rijvaardigheid kan verminderen, begaan een strafbaar feit (artikel 8 WVW, zie kader). De politie kan bestuurders, die onder invloed zijn van drugs, melden bij het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen). Op 1 juli 2017 is de wet drugs in het verkeer (Kamerstuk 32 859) in werking getreden. Op basis van de Wet drugs in het verkeer zijn voor twaalf drugs grenswaarden in bloed vastgesteld: amfetamine, methamfetamine, cocaïne, MDMA, MDEA, MDA, cannabis, heroïne, morfine, GHB, gamma butyrolacton en 1,4- butaandiol. Bij overschrijding van deze grenswaarden is verkeersdeelname strafbaar. Bij vermoeden op rijden onder invloed volgt een speeksel- en/of psychomotorische test door de politie en volgt daarna bloedonderzoek, Met behulp van een screenende speekseltest kan het gebruik van deze stoffen (m.u.v. GHB) relatief eenvoudig worden geconstateerd. Bij een positieve speekseltest worden de bevindingen geverifieerd met een bloedonderzoek, waarbij voor de bovengenoemde drugs wordt bepaald of grenswaarden zijn overschreden. Voor de overige soorten drugs geldt de oude regelgeving (zonder grenswaarden).

 

 “Het is eenieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.”

 

Artikel 8 Wegen Verkeers Wet 1994

 

Onderzoek naar rijgeschiktheid

Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeelt de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen (rijgeschiktheid) aan de hand van de eisen die in een ministeriële regeling zijn vastgesteld, de Regeling eisen geschiktheid 2000 (REG2000). Het CBR kent voor het toetsen van de rijgeschiktheid twee procedures: de mededelingenprocedure en gezondheidsverklaringsprocedure.

Bestuurders die onder invloed van drugs worden aangehouden, kunnen door de politie bij het CBR worden gemeld. Als bestuurders door de politie bij het CBR worden gemeld, legt het CBR -in het kader van de zogeheten mededelingenprocedure[2]- onderzoek door een onafhankelijk psychiater op. Het CBR kan ook onderzoek van een onafhankelijk psychiater gelasten in het kader van de zogenaamde gezondheidsverklaringsprocedure bij de (her) aanvraag van een rijbewijs (zie verder module Achtergrond en juridische basis van vraagstelling CBR).

 

In 2018 is het CBR 1532 keer een mededelingenprocedure vanwege vermoed drugsmisbruik gestart. Daarnaast zijn er 1568 onderzoeken geweest naar drugsmisbruik in het kader van de zogeheten Gezondheidsverklaringsprocedure. Daarnaast waren er nog 914 gecombineerde alcohol en drugs aanvragen voor een Gezondheidsverklaring procedure. De meeste keuringen werden aangevraagd voor THC, GHB, amfetamines en cocaïne.

 

Doel van het onderzoek

Het doel van het onderzoek naar drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen is om met voldoende zekerheid aan te tonen of uit te sluiten dat er bij een (al dan niet potentiële) rijbewijshouder sprake is van drugsmisbruik in de zin der wet conform de Regeling eisen geschiktheid 2000. De strenge opstelling die de wetgever hier vereist betekent dat een duidelijk grotere kans wordt geaccepteerd op een fout-positieve uitslag dan in de klinische behandelpraktijk gangbaar is. Immers, het belang van de verkeersveiligheid staat bij dit onderzoek voorop.

 

Terwijl in de curatieve gezondheidszorg een stoornis in het gebruik van middelen vooral wordt bepaald door gegevens uit de specifieke anamnese over drugsinname en druggerelateerde problemen (al dan niet aangevuld met vragenlijsten), is de beoordeling of sprake is van drugsmisbruik bij onderzoek naar rijgeschiktheid vanwege bovenstaande mede gebaseerd op gegevens die niet afhankelijk zijn van de medewerking van betrokkene, zoals de voorgeschiedenis van drugsgerelateerde aanhoudingen, de omstandigheden waaronder het rijden onder invloed plaatsvond, het psychiatrisch, lichamelijk en laboratoriumonderzoek en nadere inlichtingen van de huisarts of de behandelende sector (waarvoor de betrokkene toestemming heeft gegeven).

 

Gegevens en onderzoeksinstrumenten

Ten behoeve van het onderzoek naar drugsmisbuik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen (verder te noemen ‘keuring’) staan de psychiater de volgende gegevens en onderzoekzoeksinstrumenten ter beschikking.

  1. de gegevens vanuit het keuringsverzoek: de vraagstelling van het CBR, de voorgeschiedenis van de aanhouding(en) en de gegevens rondom de aanhouding(en) (uitslag bloedonderzoek en verslag uiterlijke kenmerken);
  2. anamnese: het stellen van vragen door de onderzoeker; hieronder wordt ook verstaan het afnemen van een bestaande vragenlijst met betrekking tot het gebruik van drugs;
  3. psychiatrisch onderzoek;
  4. lichamelijk onderzoek;
  5. laboratoriumonderzoek;
  6. aanvullende informatie, zoals een hetero-anamnese, feitelijke informatie van de huisarts, een zorgverlener of een behandelaar.

 

De uitgangsvragen voor de richtlijn vloeien hieruit voort:

Welke elementen uit de anamnese, het psychiatrisch- en lichamelijk onderzoek en welk laboratoriumonderzoek dragen bij aan de conclusie drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen?

 

Opbouw van de richtlijn

Onderzoek naar rijgeschiktheid staat - zoals hiervoor uiteengezet - primair in dienst van de verkeersveiligheid en is onderworpen aan medische en juridische eisen. Deze eisen brengen een aantal bijzonderheden met zich mee en resulteren erin dat de psychiater die het onderzoek verricht tot een, op meerdere gronden, afgewogen oordeel komt. Daarbij is het van belang dat de psychiater zich op de hoogte stelt van de vraagstelling en aangeleverde stukken vanuit het CBR, de juridische context van het onderzoek en de daaruit voorvloeiende eisen. Deze aspecten worden in module Achtergrond en juridische vraagstelling en Juridisch kader belicht. Daarnaast dient de psychiater kennis te nemen van de diagnostische waarde van anamnestische vragen(lijsten) en laboratoriumonderzoek, om die vervolgens te kunnen interpreteren in samenhang met de psychiatrische en lichamelijke bevindingen die bij het aantonen van drugsmisbruik relevant worden geacht. Deze aspecten worden achtereenvolgens beschreven in de daaropvolgende modules.

 

Ingangsdatum aanbevelingen

De aanbevelingen zoals opgenomen in deze richtlijn zijn van toepassing op onderzoeken naar drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen die vanaf < ingangsdatum richtlijn > worden verricht (deze ingangsdatum wordt na autorisatie vastgesteld in overleg met het CBR en de wetenschappelijke verenigingen).

 

Literatuur

Abraham M., Nauta O, van Aalst M. 2019. Samenvatting Evaluatie DIV. Rijden onder invloed van drugs deel 2: onderzoek naar de werkprocessen en speekseltester, condities rondom opslag en transport van bloed en informatieopslag.  WODC, ministerie van Justitie en Veiligheid.

Couper, F.J. & Logan, B.K. (2001). GHB and driving impairment. Journal of Forensic Science, vol. 46, nr. 4, p. 919-923.

Davidse, R.J., Louwerse, W.J.R., & Duijvenvoorde, K. van (2019). Dodelijke verkeersongevallen op rijkswegen in 2017; Analyse van ongevals- en letselfactoren en daaruit volgende aanknopingspunten voor maatregelen. R-2019-8. SWOV, Den Haag.

Hels, T., Bernhoft, I.M., Lyckegaard, A., Houwing, S., Hagenzieker, M., Legrand, S.-A., Isalberti, C., Van der Linden, T. & Verstraete, A. (2011). Risk of injury by driving with alcohol and other drugs DRUID Driving under the Influence of Drugs, Alcohol and Medicines, D2.3.5. Available from http://www.druid-project.eu/.

Houwing (2011). GHB-gebruik onder ernstig gewonde autobestuurders opgenomen in het ziekenhuis. Leidschendam: SWOV.

Houwing, S., Hagenzieker, M., Mathijssen, R., Bernhoft, I. M., Hels, T., Janstrup, K., ... Verstraete, A. (2011). Prevalence of alcohol and other psychoactive substances in drivers in general traffic. Part I: General results. Project No. TREN-05-FP6TR-S07.61320-518404-DRUID.

Mütze, F. (2017). The Drug Driving Situation In The Netherlands. https://etsc.eu/wp-content/uploads/Vienna_Drug-Driving-in-the-Netherlands_Mutze.pdf-het-verkeer

Regeling eisen geschiktheid (REG2000). Geraadpleegd op 10 februari 2021.

Richtlijn onderzoek naar alcoholmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen. NVvP 2020.

Smink, B. E., Ruiter, B., Lusthof, K. J., Gier, J. J. De, Uges, D. R. A., & Egberts, A. C. G. (2005). Drug use and the severity of a traffic accident. 37, 427–433. https://doi.org/10.1016/j.aap.2004.12.003

SWOV (2011). Factsheet Rijden onder invloed van drugs en geneesmiddelen. Leidschendam: SWOV.



[1] Hier gaat het om ‘rijgeschiktheid’ (dit betekent geestelijk en lichamelijk in staat om te rijden), wat iets anders is dan rijvaardigheid (dit betekent dat men de verkeersregels kent en veilig een voertuig kan besturen) en is ook iets anders dan ‘rijbevoegdheid’ (de bevoegdheid om, na het behalen van een door de overheid gecertificeerd rijbewijs, een motorrijtuig te besturen).

[2] De mededelingenprocedure wordt ook wel vorderingsprocedure genoemd.