Kennislacunes

Voorstellen voor verder onderzoek (kennishiaten)

De ontwikkeling van deze richtlijn heeft duidelijk gemaakt dat er aanzienlijke praktijkvariatie bestaat in de diagnostiek en behandeling van veel voorkomende problemen bij pasgeborenen. Dit wordt voor een groot deel veroorzaakt door gebrek aan bewijs in de richting van één diagnostische of therapeutische mogelijkheid. Hierbij geeft de werkgroep de belangrijkste.

 

Module 1

Verschillende definities van hypoglycemie bemoeilijken het bundelen van onderzoeksgegevens. De praktijkvariatie in screeningsschema’s en in behandelschema’s van neonatale hypoglycemie werden in kaart gebracht en op basis van consensus werden keuzes gemaakt.

 

De vragen die de werkgroep in ieder geval graag beantwoord zouden zien:

  1. Hoe vaak komt hypoglycemie bij pasgeborenen (in risicogroepen) voor en hoe lang na geboorte treedt dit nog op?

 

Er is veel variatie bij welk geboortegewicht glucose controles worden ingesteld tussen de verschillende ziekenhuizen in Nederland. Daarom is de vraag:

  1. Hoe is de verdeling van het optreden van neonatale hypoglycemie gestratificeerd naar geboortegewicht?
  2. Hoe vaak werd bij een hypoglycemie een behandelingsinterventie toegepast?

Deze data zijn te verkrijgen uit de LNR/Perined database.

 

  1. Welke (van de in de richtlijn genoemde) preventieve maatregelen ter voorkoming van neonatale hypoglycaemie zijn zinvol?

Hierbij kunnen de praktijken in verschillende ziekenhuizen met elkaar worden vergeleken en de meest veelbelovende interventies zouden dan prospectief kunnen worden onderzocht.

 

Ook is er discussie over het risico op het optreden van hypoglycemie bij kinderen geboren uit moeders met een gestoorde glucosehuishouding.

  1. Hoe groot is het risico bij pasgeborenen van moeders met een gestoorde glucosehuishouding gestratificeerd naar geboortegewicht? (door middel van data uit LNR/Perined).
  2. Hoe is de lange termijn uitkomst op neurologisch gebied en psychomotore ontwikkeling van kinderen met een doorgemaakte hypoglycemie in de verschillende risicogroepen genoemd in de richtlijn? (Prospectief onderzoek).
  3. Is het mogelijk om glucose niet-invasief te meten? Hoe staat deze bepalingsmethode ten opzichte van de al gevalideerde en in deze richtlijn genoemde methoden?

 

Module 2

De complicaties na een vacuüm extractie (VE) in Nederland zijn niet precies bekend, omdat deze niet als apart item in de LNR/Perined werden geregistreerd. Met name een subgaleale bloeding wordt genoemd als potentiële ernstige complicatie na een VE.

  1. Wat is de incidentie van een subgaleale bloeding na geboorte en hoeveel is dit risico verhoogd na een VE? Deze data worden nu prospectief verzameld binnen de nieuwste versie van Perined sinds oktober 2018.
  2. Ook moet hierin duidelijk worden hoe lang na geboorte deze complicatie kan optreden en dus hoe lang een pasgeborene geobserveerd moet worden. Daarbij is ook de vraag wat vroege symptomen zijn en dus waarop de observatie zich dient te richten.
  3. Is er een verandering in morbiditeit en mortaliteit na een subgaleale bloeding in Nederland, na invoering van deze richtlijn, met actieve observatie van zes uur (te halen uit LNR gegevens van Perined)?