Indicatoren

Bij de kernaanbevelingen van deze richtlijn zijn concept indicatoren ontwikkeld. Aan de hand van deze criteria kan bepaald worden of de richtlijn nageleefd wordt. Indicatoren zijn maten of getallen die een aanwijzing geven over de geleverde kwaliteit van zorg. Met behulp van een indicator kan bijvoorbeeld nagegaan worden of een bepaalde interventie (goed) uitgevoerd wordt. Hiervoor is het wel essentieel dat de onderliggende gegevens geregistreerd worden.

 

Er zijn verschillende soorten indicatoren: externe en interne indicatoren. Externe indicatoren zijn bedoeld om verantwoording af te leggen aan anderen, aan de buitenwereld (bijvoorbeeld de Inspectie voor de Gezondheidszorg). Interne indicatoren zijn bedoeld om te gebruiken bin­nen de instelling of afdeling. De in de volgende paragraaf genoemde indicatoren zijn interne indicatoren.

Zowel interne als externe indicatoren kunnen onderverdeeld worden in structuur-, proces- en uitkomstindicatoren.

Structuurindicator: geeft informatie over de (organisatorische) randvoorwaarden die in een instelling aanwezig moeten zijn om goede kwaliteit van zorg te kunnen leveren.

Procesindicator: geeft informatie over hoe de zorgverlener moet handelen om goede kwaliteit van zorg te leveren.

Uitkomstindicator: geeft informatie over de uitkomsten van zorgprocessen gemeten op patiëntniveau. Wordt de patiënt er daadwerkelijk beter van?

Een proces en uitkomstindicator wordt uitgedrukt in een breuk. Een breuk bestaat uit een teller (boven de streep) en een noemer (onder de streep). Als de teller en noemer worden gedeeld en de uitkomst hiervan wordt vermenigvuldigd met 100, komt er een percentage uit. Bij een indicator kan een streefnorm vastgesteld worden. Dit is de minimale (of maximale, afhankelijk van de indicator) uitkomst van de indicator om van verantwoorde zorg te kunnen spreken. De streefnorm wordt uitgedrukt in procenten.

 

De indicatoren zijn na de commentaarfase van de eerste versie van de richtlijn verder uitgewerkt door een subgroep van de werkgroep. Het doel van de indicatoren is het bewaken en verbeteren van zorgprocessen en het monitoren van de implementatie van deze richtlijn of afgeleide protocollen. Tijdens de werkgroepbijeenkomsten was er vooral discussie met betrekking tot de volgende onderwerpen:

De kernaanbevelingen van deze onderwerpen zijn als kernpunten van het zorgproces aangemerkt en hiervoor zijn initieel indicatoren ontwikkeld. Deze zijn in 2019 getoetst op haalbaarheid en bruikbaarheid. Uit dit onderzoek bleek alleen de indicator voor intubatie bruikbaar en haalbaar. Voor de andere onderwerpen worden in een later stadium nieuwe indicatoren ontwikkeld die voldoen aan de criteria. Er is vooralsnog geen norm bepaald voor de indicator intubatie.

 

Intubatie

Relatie tot kwaliteit

Een inhalatieletsel heeft vaak een negatief effect op de lange termijn prognose van de patiënt, zowel wat betreft mortaliteit, opnameduur als complicaties (EMSB 2012). Daarnaast kan het niet tijdig intuberen in de acute fase ernstige en zelfs levensbedreigende consequenties op de korte termijn hebben. Vanuit dit oogpunt is ook het adagium “bij twijfel intuberen” ontstaan. Intubatie en beademing hebben echter ook nadelen voor de patiënt, welke men moet meewegen in de beslissing om tot intubatie over te gaan. Gezien de nadelen dient onnodige intubatie zoveel mogelijk voorkomen te worden, waarbij detubatie binnen 24 uur als onnodige intubatie wordt gezien.

Operationalisatie

Percentage patiënten met brandwonden dat met een onnodige intubatie wordt opgenomen in een brandwondencentrum.

Teller

Het aantal patiënten dat met een onnodige intubatie wordt opgenomen in een brandwondencentrum.

Noemer

Het totale aantal patiënten dat geïntubeerd wordt opgenomen in een brandwondencentrum.

Definities

Onnodige intubatie

Wanneer de patiënt binnen 24 uur na intubatie succesvol gedetubeerd kan worden.

In/exclusiecriteria

Inclusie: alle patiënten die geïntubeerd worden opgenomen in een brandwondencentrum waarbij de indicatie voor intubatie gebaseerd is op de brandwond of een inhalatieletsel.

Exclusie: patiënten die geïntubeerd worden opgenomen in een brandwondencentrum op basis van een andere indicatie voor intubatie dan de brandwond of een inhalatieletsel.

Type indicator

Uitkomst

Kwaliteitsdomein

Effectiviteit, veiligheid, patiëntgerichtheid en doelmatigheid.

 

Registreerbaarheid

De bestaande registratie (Nederlandse Brandwonden Registratie (NBR) R3) van de drie brandwondencentra kan gebruikt worden om de relevante patiëntengroepen te selecteren en basisinformatie te ontlenen. Aanvullend onderzoek van de elektronische patiëntendossiers is noodzakelijk om de indicator intubatie te registreren. Tijdelijke aanpassingen en uitbreidingen van dit registratie systeem zijn ook mogelijk.

Voor de registratie van nog te ontwikkelen indicatoren moeten lokale registraties gebruikt worden, zoals de registratie systemen van huisartsen, ambulancezorg of op de SEH. Onderzocht moet worden in hoeverre daarin de gewenste informatie beschikbaar is, of dat er eventueel een uitbreiding voor optimale registratie nodig is. Dit moet vervolgens onderdeel worden van de visitaties en medical audits die de betrokken beroepsverenigingen zelf uitvoeren.

 

Referenties