Aanbevelingen

Aanbeveling voor zorgverleners op regionaal niveau

Aanbeveling 1

De huisarts (of andere voorschrijver met een vergelijkbare rol, zoals specialist ouderengeneeskunde of arts verstandelijk gehandicapten) en de openbaar apotheker maken lokaal of regionaal samenwerkingsafspraken waarin bij voorkeur wordt beschreven:

  • hoe de herkenning van patiënten bij wie minderen of stoppen van medicatie mogelijk is en bij wie geen medicatiebeoordeling is afgesproken wordt ingevuld;
  • hoe het proces van minderen en stoppen van medicatie wordt begeleid en geëvalueerd;
  • hoe de samenwerking en kennisdeling tussen arts en apotheker in alle fases van minderen en stoppen van medicatie wordt vormgegeven, en wat de rol daarbij is van andere disciplines dan arts of apotheker – denk aan evaluatie van effecten door (wijk)verpleegkundigen, POH’s en andere zorgverleners, zoals farmaceutisch consulenten en apothekersassistenten.

 

Aanbevelingen voor individuele zorgverlener

Aanbeveling 2

Gebruik bij analyse van de mogelijkheden voor het minderen en stoppen van een of meer geneesmiddelen een systematische werkwijze zoals de Systematic Tool to Reduce Inappropriate Medication (STRIP) en het 6-step behandelplan van de WHO.

 

Aanbeveling 3

Gebruik bij de selectie van mogelijk voor de patiënt niet meer passende medicatie een bij de levensverwachting en klinische conditie passend instrument.

 

Aanbeveling 4

Beoordeel bij voorkeur jaarlijks samen met de patiënt of chronische medicatie die niet anderszins structureel wordt geëvalueerd nog gecontinueerd moet worden.

 

Aanbeveling 5

Breng opvattingen over en ervaringen van gebruikers van chronische medicatie in kaart voordat over het minderen of stoppen met medicatie wordt gesproken, opdat het perspectief van de patiënt uitgangspunt is bij de verdere gezamenlijke besluitvorming.


Aanbeveling 6

Betrek patiënt (en eventueel naasten) in de besluitvorming en geef voldoende uitleg zodat patiënt en naasten de argumenten voor verandering begrijpen en daarmee al dan niet kunnen instemmen. Geef algemene en medicatiespecifieke informatie; overweeg het gebruik van keuzehulpen voor patiënten.

 

Aanbeveling 7

Breng samen met patiënt en naasten een prioritering aan in de te minderen of te stoppen geneesmiddelen en kom tot een gezamenlijke afspraak hierover (de stopafspraak). Houd bij het stoppen ook rekening met eventuele noodzakelijke aanpassingen in geneesmiddelen die interacteerden met het te stoppen geneesmiddel.

 

Aanbeveling 8

Zorg voor een helder stappenplan voor de patiënt, inclusief monitoring en de mogelijkheid om weer te kunnen herstarten; gebruik desgewenst informatie en hulpmiddelen per medicatie groep (zie kennisdocumenten per medicatiegroep).

 

Aanbeveling 9

Het aanpassen van medicatie die is voorgeschreven door een andere discipline dan die van de beoordelaar kan in principe alleen plaatsvinden na overleg met de oorspronkelijke voorschrijver (of eventueel een voorschrijver vanuit diezelfde discipline). Uitzonderingen op deze regel zijn situaties waarbij continuering van de betreffende medicatie naar de mening van de hoofdbehandelaar direct gevaar oplevert voor de gezondheid van de patiënt of wanneer de behandeling is overgenomen door een andere arts (bijvoorbeeld de huisarts na het staken van poliklinische controles door de specialist of als de specialist het herhalen van medicatie aan de huisarts overgedragen heeft).

 

Aanbevelingen voor beroepsgroepen en richtlijnontwikkelaars.

Aanbeveling 10

Evalueer bestaande indicatoren voor het tijdig en voldoende voorschrijven van medicatie, zodat deze niet van toepassing zijn in situaties waarin het voorschrijven van medicatie niet meer wenselijk is.

 

Ontwikkel nieuwe indicatoren rond het minderen en stoppen van medicatie.


Aanbeveling 11

Ontwikkel educatie en trainingen voor het begeleiden van minderen en stoppen van medicatie, onder meer gericht op de uitvoering van het proces en op de communicatie met patiënten en hun naasten.


Aanbeveling 12

Laat minderen en stoppen van chronische medicatie als vast onderdeel terugkomen in aandoeningspecifieke richtlijnen (zie kennisdocumenten per medicatiegroep).