Uitleg voor patiënten

De uitleg is geschreven voor de patiënt die te horen heeft gekregen dat hij/zij bloed moet geven voor stollingsonderzoek, maar verder nog van niets weet. Op B1 niveau geformuleerd, met kernbegrippen waarop een patiënt zelf verder kan zoeken.

 

Als de dokter denkt dat u een ‘verhoogde bloedingsneiging’ heeft, zal hij/zij een onderzoek in het laboratorium naar de stollingswaarden van uw bloed laten doen. Aan een verhoogde bloedingsneiging kan worden gedacht bij verschillende symptomen, zeker bij een combinatie daarvan:

Het kan het zo zijn dat uw bloed niet goed stolt en u een aangeboren en erfelijke stollingsstoornis heeft. De meest bekende is hemofilie (A en B). Minder zeldzaam, maar onbekender, is de ziekte van Von Willebrand. Verder zijn er plaatjesstoornissen en factordeficiënties. De meeste stollingsstoornissen komen in milde en ernstige vormen voor.

Hoe eerder er wordt vastgesteld dat u een stollingsstoornis heeft, hoe sneller de dokter u een behandeling kan voorstellen. Zeker als u een operatie moet ondergaan, gaat bevallen of als u een ongeluk heeft gehad, is het van levensbelang dat de dokter weet dat hij moet rekening houden met een stollingsstoornis: u krijgt dan medicijnen die het bloed laten stollen. Dat is beter voor uw gezondheid, zo wordt er bijvoorbeeld voorkomen dat u een bloedtransfusie (zakjes bloed van een gezonde donor) nodig heeft.

 

De laboratoria doen hun best om het onderzoek zo snel mogelijk te doen. Dan hoeft u minder lang te wachten op de uitslag en kan de dokter bepalen wat u nodig heeft of ander onderzoek laten doen. Zeker als u een operatie nodig hebt, is het belangrijk dat die niet hoeft te wachten op de uitslag van het bloedonderzoek.

Deze richtlijn maakt de patiëntenzorg op het gebied van bloedingsneiging veiliger:

Om de bloedtest in het laboratorium te laten slagen kan het nodig zijn dat u vóór het bloedprikken (de afname) bepaalde dingen moet doen of juist laten. Staat dit niet op het verwijsformulier? Vraag uw dokter dan wat u moet doen vóór de bloedafname. Bijvoorbeeld: of u nuchter moet zijn, of een vetarme maaltijd moet nemen of niet mag roken, koffie drinken of traplopen.

Iedereen die een stollingsstoornis blijkt te hebben, moet worden doorverwezen naar een Hemofiliebehandelcentrum, die zijn o.a. te vinden in alle academische ziekenhuizen. Voor meer informatie kunt u terecht bij de patiëntenorganisatie, via www.nvhp.nl.