Algemene inleiding

Afbakening richtlijn

Hyperhidrosis wordt gekenmerkt door hevig zweten, meer dan noodzakelijk is voor de normale thermoregulatie. Hyperhidrosis kan idiopathisch (oftewel primair) zijn of secundair. De werkgroep hanteert in de richtlijn de term ‘idiopathische axillaire hyperhidrosis’, hier kan ook ‘primaire axillaire hyperhidrosis’ worden gelezen. Hyperhidrosis kan zo belastend zijn dat het leidt tot emotionele problemen en verstoring van het dagelijks functioneren, onafhankelijk van de locatie. [Hamm 2006]

 

De zorg voor patiënten met idiopathische axillaire hyperhidrosis is voortdurend in ontwikkeling. Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is deze evidence-based richtlijn idiopathische axillaire hyperhidrosis ontwikkeld. De NVDV wil op deze manier bereiken dat de kwaliteit van zorg verbetert. Daarbij gaat het om de volgende items: meer bekendheid over de aandoening en de behandelingsmogelijkheden bij zorgaanbieders en meer uniformiteit in behandeling.

 

Deze richtlijn bespreekt de huidige stand van zaken omtrent de behandeling van idiopathische axillaire hyperhidrosis met botulinetoxine A (BTX A) injecties, miraDry elektromagnetische ablatie en systemische therapie. Deze behandelingen zijn gekozen omdat ze de meest gangbare behandelingen in de dermatologische praktijk zijn. De eerste keuze behandeling van idiopathische axillaire hyperhidrosis is applicatie van lokale aluminiumzouten. Aluminiumchloride oplossing en aluminiumhydroxychloride crème/oplossing zijn geregistreerd voor toepassing bij hyperhidrosis en kan de patiënt zelf aanbrengen. Deze behandeloptie is ook eerste keus in de eerste lijn en wordt beschreven in de NHG behandelrichtlijn Hyperhidrose 2017. Andere behandelopties die vooral in de tweede lijn worden toegepast zijn iontoforese, chirurgische excisie van zweetklieren (curettage) of sympathectomie. Iontoforese is minder geschikt voor axillaire hyperhidrosis, vanwege minder praktische uitvoerbaarheid onder de oksels. Curettage en sympathectomie zijn vanwege het chirurgische karakter en de daarmee gepaard gaande mogelijke bijwerkingen geen eerste keus behandelingen. Deze drie overige behandelopties zijn in deze richtlijn vooralsnog niet beschreven. Zij zullen, indien daar behoefte aan bestaat, bij een volgende modulaire herziening worden toegevoegd.

 

Definities en klinische kenmerken van hyperhidrosis (2019)

Hyperhidrosis wordt gekenmerkt door hevig zweten, meer dan noodzakelijk is voor de normale thermoregulatie. Het begint vrijwel altijd gedurende de jeugd of de adolescentie. Hoewel elk deel van het lichaam aangedaan kan zijn, komt het met name voor op de handpalmen, voetzolen en oksels, waar meer eccriene zweetklieren te vinden zijn dan elders op het lichaam. [Sato 1989]

 

Hyperhidrosis kan idiopathisch (primair) zijn of secundair aan gebruik van medicatie en andere aandoeningen, waaronder endocriene oorzaken, neurologische aandoeningen, infecties, obesitas, para-neoplastische aandoeningen, cardiovasculaire ziekten, respiratoire insufficiëntie, angststoornissen en drugs- of alcoholgebruik. [McConaghy 2018]

 

De pathofysiologie is niet geheel opgehelderd. Bij idiopathische hyperhidrosis speelt mogelijk genetische aanleg een rol. [Grabell 2017] Soms zijn er uitlokkende factoren aanwijsbaar, zoals het eten van heet of gekruid voedsel, drinken van koffie, alcohol, erg zure of zoete dranken of (sociale) situaties die spanning oproepen. Vermoedelijk speelt disregulatie in zowel het sympathische als het parasympatische zenuwstelsel een rol. [Birner 2000, Hornberger 2004]

 

De diagnose idiopathische hyperhidrosis wordt gesteld op basis van met name de anamnese. Op indicatie kan lichamelijk onderzoek uitgevoerd worden. Bij idiopathische hyperhidrosis is er sprake van tenminste 6 maanden excessief zweten zonder secundaire oorzaken. Walling (2011) heeft enkele criteria van idiopathische hyperhidrosis opgesteld om onderscheid te kunnen maken tussen idiopathische en secundaire hyperhidrosis, zoals te zien in tabel 1. Deze criteria kunnen anamnestisch hulp bieden bij het stellen van de diagnose idiopathische hyperhidrosis. [Walling 2011]

 

Tabel 1. Kenmerken van idiopathische hyperhidrosis

Major criterium

Met tenminste 4 van onderstaande minor criteria:

Excessief zweten gedurende tenminste 6 maanden

Primaire betrokkenheid van de axillae / handpalmen / voetzolen / craniofaciaal

Bilateraal en symmetrisch

’s Nachts klachtenvrij

Tenminste wekelijkse episoden

Eerste symptomen voor het 26e levensjaar

Positieve familieanamnese

Verstoring van het dagelijks functioneren

Bron: vertaald naar Walling 2011.

 

De Hyperhidrosis Disease Severity Scale (HDSS) wordt gebruikt om de ernst van idiopathische axillaire hyperhidrosis en de invloed van hyperhidrosis op dagelijkse activiteiten te meten. [Kowalski 2004, Solish 2007, Varella 2016] De HDSS is gevalideerd in het Engels. [Kowalski 2004] Patiënten vullen een score van 1 tot 4 in voor de ernst van hun hyperhidrosis. Zie tabel 2 voor de originele versie en een Nederlandse versie van de HDSS. De HDSS is niet gevalideerd in het Nederlands. De HDSS kan worden ingevuld door de patiënt of uitgevraagd worden door de behandelaar. De behandeling van idiopathische hyperhidrosis is gericht op verbetering van symptomen, reductie van excessief zweten en verbetering van kwaliteit van leven. De HDSS kan in de praktijk gebruikt worden voor het inschatten van de ziekte-ernst en het monitoren van het behandelresultaat.

 

Tabel 2. Hyperhidrosis Disease Severity Index

“How would you rate the severity of your hyperhidrosis?”

Score

Antwoord

1

My sweating is never noticeable and never interferes with my daily activities

2

My sweating is tolerable but sometimes interferes with my daily activities

3

My sweating is barely tolerable and frequently interferes with my daily activities

4

My sweating is intolerable and always interferes with my daily activities

 

Nederlandse versie

“Hoe scoort u de ernst van uw hyperhidrosis?”

Score

Antwoord

1

Mijn zweten valt niet op en beïnvloedt mijn dagelijkse activiteiten niet

2

Mijn zweten is dragelijk, maar beïnvloedt regelmatig mijn dagelijkse activiteiten

3

Mijn zweten is nauwelijks dragelijk en het beïnvloedt meestal mijn dagelijkse activiteiten

4

Mijn zweten is ondragelijk en beïnvloedt altijd mijn dagelijkse activiteiten.

 

Aanvullend onderzoek middels de jodiumzetmeeltest kan worden uitgevoerd om het hyperhidrotische gebied aan te tonen. Dit wordt met name toegepast voorafgaand aan behandeling met BTX A en elektromagnetische ablatie. Bij de jodiumzetmeeltest wordt jodiumoplossing in de oksel aangebracht en daaroverheen wordt zetmeel gepoederd. Waar zweetdruppels verschijnen verkleurt het zetmeel bruin/grijszwart.

 

Prevalentie

Er zijn weinig studies gedaan naar de prevalentie van hyperhidrosis en de beschikbare studies tonen een wisselende prevalentie.

 

Japanse onderzoekers hebben in 2013 door middel van een vragenlijst de prevalentie van hyperhidrosis gemeten. Als onderdeel van deze vragenlijst werd ook de HDSS afgenomen. Mensen met ziekten die eventueel zouden kunnen leiden tot secundaire hyperhidrosis werden uitgesloten van analyse. Van de 5807 geïncludeerde deelnemers werden er 810 (14%) geclassificeerd als hebbende hyperhidrosis, waarbij er bij 12,7% van het totale cohort sprake was van lokale hyperhidrosis. Slechts 6,3% van de lokale hyperhidrosis patiënten had vanwege de hyperhidrosis contact gezocht met een arts. Van het totale cohort hadden 333 patiënten (5,8%) last van axillair zweten. [Fujimoto 2013]

 

In een Amerikaanse prevalentiestudie uit 2004 met 150.000 deelnemers werd door middel van een vragenlijst vastgesteld of er sprake was van hyperhidrosis. Er werd gevraagd naar excessief zweten of abnormaal/ongewoon zweten. Hieruit bleek dat de prevalentie van hyperhidrosis in de survey groep 2,9% (6.800 individuen) was. De geprojecteerde prevalentie op de gehele Amerikaanse bevolking zou 2,8% zijn. Volgens deze studie zou 0,5% van de Amerikaanse bevolking last hebben van axillaire hyperhidrosis. Van de totale Amerikaanse populatie geeft 0,5% aan dat het zweten (vrijwel) ondragelijk is en (vrijwel) altijd interfereert met de dagelijkse activiteiten. Echter, slechts 38% van de deelnemers met hyperhidrosis had hiervoor ooit contact gezocht met een hulpverlener. [Strutton 2004]

 

Een recentere Amerikaanse prevalentiestudie uit 2016 rapporteert een prevalentie van 4,8% in een cohort van 8.160 deelnemers die reageerden op een online vragenlijst. Hiervan had 70% last van ernstige hyperhidrosis in tenminste één lichaamsdeel. Echter maar 51% van de deelnemers met klachten van excessief zweten had contact gezocht met een zorgverlener. [Doolittle 2016]

 

Een studie uit Duitsland in een cohort van 15.000 deelnemers uit de algemene werkende populatie laat echter hogere aantallen zien. Hier werd zowel gescreend door middel van een vragenlijst, als door middel van een compleet dermatologisch onderzoek. De prevalentie van hyperhidrosis in deze groep was aanzienlijk hoger, namelijk 16,3%. Tevens was het percentage van mensen met axillaire hyperhidrosis in het totale cohort hoger, namelijk 2%. Van het totale cohort had 6,1% last van frequent of continu zweten, van wie 77,5% last had van verstoring van het dagelijks functioneren door het zweten. Van de personen met lokale hyperhidrosis gaf ongeveer 30% aan dat hij of zij zich frequent of constant gehinderd voelt door overmatig zweten, echter, slechts 45% hiervan had ooit een arts geconsulteerd met dit probleem. [Augustin 2013]

 

Concluderend laten de beschreven studies een spreiding in prevalentie van axillaire hyperhidrosis zien tussen 0,5% en 5,8%. Hierbij valt op dat een minderheid van de patiënten aangeeft een arts te hebben bezocht voor de hyperhidrosis klachten.

 

Literatuur