Verslag schriftelijke knelpuntenanalyse

Ontvangen reacties: NVK, KNOV, ZiNL, RIVM, NIV, NVMDL, NVDV, NVR, Kind en Ziekenhuis, Lareb

 

Aangeschreven maar geen reactie gestuurd: NFU, NHG, NVZ, Patiëntenfederatie Nederland, STZ, ZKN, ZonMw

 

1. Toelichting

In eerste instantie was er op 8 januari 2018 een invitational conference gepland om stakeholderpartijen te horen omtrent knelpunten en aandachtspunten aangaande het bepalen van immuunstatus, indicaties, behandeling en preventie van varicella. Vanwege te weinig aanmeldingen kon deze bijeenkomst geen doorgang vinden. Om de richtlijn toch zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de wensen en ideeën uit de praktijk, is besloten om de knelpunten per e-mail te inventariseren. Alle genodigde partijen voor de invitational conference kregen het concept raamwerk toegestuurd en werden gevraagd drie vragen in te vullen:

  1. Zijn er wat u betreft knelpunten rondom Varicella die momenteel nog niet geadresseerd worden in het raamwerk?
  2. Zijn er conceptuitgangsvragen opgenomen in het raamwerk waar u zich niet in kan vinden?
  3. Welke 3 conceptuitgangsvragen (of nieuwe knelpunten) hebben voor u de hoogste prioriteit?

 

2. Concept raamwerk

In het concept raamwerk van de richtlijn Varicella stond een overzicht van de voorlopige uitgangsvragen. Dit zag er als volgt uit:

 

Module

Uitgangsvraag

3. Bepalen immuunstatus voor varicella

1. Wat is de voorspellende waarde van anamnestisch al dan niet doorgemaakte waterpokken voor immuniteit tegen VZV?

 

2. Is er sprake van immuniteit tegen VZV indien er IGG aantoonbaar is in een commerciële ELISA/EIA?

4. Indicaties varicellazoster immuunglobuline (VZIG)

3a. Hoe vaak komt een VZV-infectie voor in de zwangerschap in Nederland?

 

3b. Wat is het gevolg van een VZV-infectie in de zwangerschap voor de zwangere en voor de foetus of neonaat?

 

3c. Tot welk tijdstip is het nog zinvol om varicellazoster-immunoglobuline (VZIG) toe te dienen ter preventie van VZV-infectie?

 

4a. Welke risicogroepen hebben een indicatie voor het bepalen van antistoffen?

 

4b. Wat is een significante blootstelling aan een VZV-infectie?

 

5. Tot welk tijdstip is toediening van varicella zoster aciclovir zinvol bij neonaten?

 

6. Welke patiëntencategorieën met een gestoorde afweer hebben een indicatie voor VZIG-profylaxe?

5. Indicaties antivirale middelen

7. Voorkomt varicella-postexpositie toediening van aciclovir VZV-infectie danwel ernstige VZV infectie?

6. Behandeling varicella infecties

8. Bij welke patiëntengroepen is er een indicatie voor behandeling van waterpokken infecties met antivirale middelen?

 

9. Welk middel dient gegeven te worden, in welke dosering en wat is de behandelduur?

7. Preventie van varicella

10. Wat zijn indicaties voor toediening van vaccins tegen varicella bij personen of groepen met een verhoogd risico voor een ernstig verlopende waterpokkeninfectie of een verhoogd risico op transmissie van VZV naar andere risicopersonen?

 

3. Binnengekomen reacties

De volgende organisaties hebben een schriftelijke reactie gestuurd: NVK, KNOV, ZiNL, RIVM, NIV, NVMDL, NVDV, NVR, Stichting Kind en Ziekenhuis en Lareb. Hieronder is een overzicht opgenomen van de antwoorden op de verschillende vragen. In de derde kolom is een reactie van de werkgroep opgenomen over de aangegeven ontbrekende knelpunten.

 

Stichting Kind en ziekenhuis had een reactie in een apart document gestuurd, met daarin een aantal specifieke aanbevelingen en algemene aanbevelingen, en de resultaten van een algemene digitale vragenlijst die ze hebben uitgezet. Er worden een aantal aandachtspunten voor de richtlijn genoemd, die de werkgroep zo goed mogelijk zal meenemen. Er zijn geen ontbrekende knelpunten genoemd.

 

Uit de knelpuntenanalyse blijken een aantal knelpunten naar voren te komen die in de huidige richtlijn wel beschreven worden, maar waarvan de informatie verspreid staat door het document en daardoor niet goed te vinden is. Bij de herziening van de richtlijn zal getracht worden de informatie en adviezen beter te clusteren, zodat de vindbaarheid vergroot wordt.

 

Organisatie

1. Ontbrekende knelpunten

Reactie werkgroep

2. ‘Overbodige’ uitgangsvragen

3. Prioritering (3 knelpunten)

KNOV

1. Onvoldoende komt naar voren wanneer in de zwangerschap een indicatie is om IgG en IgM te prikken en hoe om te gaan met vrouwen die uit een gebied komen waar de seroprevalentie lager is of onbekend.

1. Wordt in de herziening van de richtlijn meegenomen. Belangrijk om kosten en informatievoorziening daarover mee te nemen.

Van belang is toe te voegen wat bet beleid is postpartum zowel voor vrouw als neonaat.

1. 3

2. 4

3. 8

 

2. Positief is dat genoemd wordt bij in 3b wat de gevolgen zijn voor zwangere, foetus of neonaat. Aantekening hierbij is dit zo mogelijk uit te splitsen in trimesters van de zwangerschap en of omgaan expositie aan VZV verschilt per trimester van de zwangerschap. Voor de verloskundige in de 1e lijn is dit van toegevoegde waarde zodat EBP keuzes gemaakt kunnen worden als cliënten hierover met vragen naar de verloskundige komen.

2. In de huidige richtlijn wordt nu een onderscheid gemaakt in voor en na 20 weken zwangerschap.

 

 

 

3. Bij 3c of 6 is het gewenst te vermelden welk middel in welk trimester zinvol is: bv is het profylactisch in 1e, 2e, 3e trimester in de zwangerschap zinvol VZIG te geven of andere middelen? Is er bij een zwangere sprake van een gestoorde afweer? Af vallen zij in de categorie onder vraag 8?

3. Wordt in de herziening van de richtlijn meegenomen (hoofdstuk 6 Post expositie profylaxe)

 

 

ZiNL

Geen

 

Geen

Geen

RIVM

1. Kosteneffectiviteit post-expositiebehandeling VZIG bij zwangeren

1. Kosteneffectiviteit van post-expositiebehandeling kan wel meegenomen worden, omdat gegevens hierover bekend zijn.

Geen

1. 3a

2. 3c

 

2. Seroprevalentie bij asielzoekers en migranten

2. In hoofdstuk Epidemiologie kan seroprevalentie bij asielzoekers meegenomen worden.

 

3. Kosteneffectiviteit post-expositiebehandeling VZIG bij zwangeren

 

3. Post-expositievaccinatie (bij gezonde, niet zwangere personen)

3. Dit gaat ook over kosteneffectiviteit.

 

 

NIV

1. Bij welke patiënt categorieën is er plaats voor bepaling van VZV antistoffen voor start immuunsuppressie/chemotherapie en bij negatieve antistoffen indicatie voor vaccinatie

1. Een algemene checklist ontbreekt. Immuunsuppressie gaat aan de orde komen in de richtlijn.

3a en b is mijn inziens niet logisch om mee te beginnen in met de vraag over indicatie VZIG hoort er zeker bij maar is een van de indicaties dus zou starten met nut en dan de doelgroepen die in aanmerking komen beschrijven.

1. Bij welke patiënt categorieën is er plaats voor ….(zie 1)

2. 10

3. 8

2. Wat zijn de indicatie voor medicamenteuze profylaxe voor varicella

2. Wordt in de herziening van de richtlijn meegenomen (hoofdstuk 6. Postexpositie profylaxe)

 

NVMDL

Geen

 

Geen

1. 4a

2. 8

3. 10

NVDV

1. Geen knelpunten maar wel een aanbeveling voor de werkgroep ten aanzien van het ontbreken van enige opmerking over H Zoster.

1. De werkgroep heeft besloten zoster buiten bestek van de richtlijn te houden. Er kan wel naar H Zoster richtlijn-(en) worden verwezen.

Geen

1. 6

2. 8

NVR

1. Wat is het advies/ de evidence van screening en monitoring op varicella binnen immunogecompromitteerde patientengroep

1. Screening is inderdaad geen onderdeel van de richtlijn, wel wie er gevaccineerd dienen te worden.

Geen

Zie antwoord op 1.

 

2. Wat/ is er plaats van preventieve behandeling varicella bij start immunnosuppressiva

2. De werkgroep heeft besloten zich niet te richten op zoster.

 

 

 

3. Beleid/behandeling als er een actieve varicella infectie optreedt bij immunogecompromitteerde patienten?

3. Wordt bij de herziening van de richtlijn toegevoegd (hoofdstuk 7 Behandeling)

 

 

NVK

Geen

 

Geen

1. 3c

2. 8

3. 10

Kind en Ziekenhuis

Geen

 

Geen

1. 3b

2. 4

3. 7

Lareb

1. Geen knelpunten maar wel het advies om te overwegen bij eventuele medicamenteuze adviezen ook aandacht te besteden aan mogelijke bijwerkingen die kunnen optreden.

De werkgroep zal deze suggestie meenemen.

 

 

 

4. Vervolgprocedure

Dit overzicht van ingestuurde reacties wordt verspreid onder de organisaties die hebben gereageerd. De werkgroep zal alle ingebrachte knelpunten bespreken, en een prioritering moeten maken (voor de richtlijn is maar beperkt budget en tijd beschikbaar, dus er zal een keuze gemaakt moeten worden). Met deze prioritering wordt het raamwerk voor de richtlijn opgesteld. Alle aanwezigen ontvangen de overwegingen voor prioritering en het raamwerk.

 

Als de conceptrichtlijn gereed is zal deze ter commentaar aan alle genodigden worden verstuurd, er is dan gelegenheid commentaar/suggesties te leveren. Dit commentaar wordt verwerkt in een voor autorisatie geschikte richtlijn. Autorisatie van de wetenschappelijke verenigingen in de kerngroep is nodig. Andere partijen krijgen de richtlijn ook ter informatie of autorisatie vastgesteld (procedures hiervoor verschillen per partij/vereniging).