Algemene inleiding

Aanleiding

Constitutioneel eczeem (voorts geduid als CE), ook wel atopisch eczeem genoemd, is een chronische multifactorieel bepaalde aandoening, die deel uitmaakt van het atopisch syndroom (atopie). Atopie is een persoonlijke of familiaire aanleg om IgE-antistoffen te produceren in reactie op lage doses allergenen, gewoonlijk eiwitten, en om de typische symptomen van astma, rhinoconjunctivitis of eczeem / dermatitis te krijgen.

 

In geïndustrialiseerde landen is de levensprevalentie voor constitutioneel eczeem 10-20%. [Weidinger 2016] Omdat 60% van de diagnoses voor het eerste levensjaar worden gesteld en 85% voor het vijfde jaar, is de prevalentie bij kinderen het hoogst. [Bieber 2008, Weidinger 2016] In Nederland was in 2017 de prevalentie 9,5% bij kinderen van 0-4 jaar en 5,5% van 5-9 jaar. Daarna zakt de prevalentie verder tot ongeveer 1,5-2,0% van de volwassenen ouder dan 25 jaar. [Volksgezondheid.info 2019] Daarmee behoort CE tot de top 5 van dermatosen, zowel in de eerste als in de tweede lijn. CE heeft een grote invloed op de kwaliteit van leven van de patiënt, en als het om een kind gaat, ook op het functioneren van het gezin. Het chronisch intermitterende beloop van CE gedurende meerdere jaren (kinderleeftijd) tot decennia (adolescenten / volwassenen) vraagt om deskundige en langdurige begeleiding van de patiënt, waarbij voorlichting over het ziektebeeld, de diagnostiek en therapie van essentieel belang is.

 

De zorg voor patiënten met CE is in voortdurende ontwikkeling. Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is in samenwerking met het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO in 2007 een multidisciplinaire, evidence-based richtlijn ontwikkeld voor de diagnostiek en behandeling van CE met speciale aandacht voor CE-gerelateerde kwaliteit van leven en huid belastende arbeidsomstandigheden van het CE.

 

Terminologie

Het ziektebeeld CE kent een aantal synoniemen te weten atopisch eczeem en atopische dermatitis. In de Angelsaksische literatuur worden deze naast elkaar gebruikt (atopic eczema, atopic dermatitis). Er bestaat in de internationale literatuur op dit moment geen eenstemmigheid over de juiste terminologie. Men vraagt zich af of het begrip ‘atopic’ wel juist is en of het begrip ‘eczema’ of ‘dermatitis’ gebruikt dient te worden. Volgens de diagnostische criteria van Hanifin en Rajka [Hanifin 1980] en Williams [Williams 1995] is de aanwezigheid van allergeen-specifiek IgE geen voorwaarde om de diagnose CE te mogen stellen. Voor een uitgebreid overzicht van de beschikbare diagnostische criteria voor CE verwijzen we naar de systematische review van Brenninkmeijer et al. [Brenninkmeijer 2008]. Dit heeft ertoe geleid dat men geprobeerd heeft om CE met en CE zonder atopische sensibilisatie in terminologie van elkaar te onderscheiden. Er is voorgesteld om CE zonder atopische sensibilisatie intrinsic atopic dermatitis te noemen [Schmid-Grendelmeier 2001] en CE met atopische sensibilisatie extrinsic atopic dermatitis. Bos et al. hebben voorgesteld om als naam voor intrinsic atopic dermatitis de term atopiforme dermatitis te gebruiken [Bos 2002]. Het begrip ‘atopic’ en het verschil tussen ‘eczema’ en ‘dermatitis’ zijn echter slecht gedefinieerd. In 2001 is door de European Academy of Allergy and Clinical Immunology zelfs een poging ondernomen om tot een nieuwe terminologie te komen [Johansson 2001]. Uit bovenstaande blijkt dat de naamgeving voor het ziektebeeld CE internationaal in beweging is maar nog niet tot algemene consensus heeft geleid. In de Nederlandstalige medische literatuur is het begrip CE gangbaar. Het wordt gebruikt in diverse leerboeken dermatologie, in de eindtermen van de opleiding geneeskunde en ook in de naamgeving van de patiëntenvereniging (Vereniging voor Mensen met Constitutioneel Eczeem, VMCE). Dit heeft de werkgroep doen besluiten om de term CE te gebruiken in deze richtlijn. Een lijst met begrippen met betrekking tot CE is opgenomen in bijlage F.

 

Literatuur