Kennislacunes

De richtlijnwerkgroep heeft tijdens het proces van richtlijnherziening kennishiaten verzameld voor de richtlijn Vermoeidheid bij kanker in de palliatieve fase.

Algemeen kan gesteld worden dat er nog weinig studies van goede kwaliteit beschikbaar zijn voor dit onderwerp en dat de algehele kwaliteit van bewijs voor de conclusies laag tot zeer laag is. Dit heeft tot gevolg dat op basis van literatuuronderzoek de effectiviteit veelal nog niet kan worden aangetoond.

Veel zorgverzekeraars hebben als uitgangspunt alleen behandelingen te vergoeden (waaronder o.a. psychosociale interventies), wanneer het effect van de behandeling is aangetoond. Dit komt niet ten goede aan de kwaliteit van leven voor patiënten met kanker in de palliatieve fase met vermoeidheid die mogelijk baat hebben bij de behandeling, maar daarvoor niet in aanmerking komen.

Onderstaand staan de kennishiaten beschreven per uitgangsvraag, waarbij de volgorde de prioriteit aangeeft om nader onderzoek uit te voeren.

De kennishiaten zijn gepubliceerd als bijlage van de richtlijn en worden aangeboden bij de onderzoeksafdeling van IKNL. Daarnaast wordt geïnventariseerd bij welke andere onderzoeksagenda’s de kennishiaten worden aangeboden.

 

Met vermoeidheid samenhangende factoren

Er is nog onvoldoende kennis beschikbaar factoren die samenhangen met de ernst van de vermoeidheid in de verschillende perioden van de palliatieve fase. Meer kennis over deze factoren, zowel somatisch, psychologisch als sociaal, kan aangrijpingspunten geven voor (nieuwe) interventies voor vermoeidheid.

 

Psycho-educatie

Er is zeer beperkt onderzoek beschikbaar over het effect van psycho-educatie op vermoeidheid in de palliatieve fase. Er werd slechts 1 studie gevonden met bewijs van lage kwaliteit voor een positief effect van psycho-educatie op vermoeidheid. Er is een gebrek aan bewijs voor het effect van psycho-educatie op kwaliteit van leven en (fysiek) functioneren. Onderzoek is gewenst naar de effectiviteit van psycho-educatie in de verschillende periode van de palliatieve fase. Ook is weinig bekend hoe de voorlichting het beste gegeven kunnen worden en welke adviezen gegeven moeten worden. Meer kennis kan helpen om patiënten in de palliatieve fase te coachen in het omgaan met vermoeidheid.

 

Psychosociale interventies
Voor het beantwoorden van de effectiviteit van psychosociale interventies zijn er een beperkt aantal studies beschikbaar. In deze studies zijn veelal een beperkt aantal patiënten met kanker in de palliatieve fase en met vermoeidheid geïncludeerd. Bij het merendeel van de studies is de aanwezigheid van vermoeidheid bij patiënten voorafgaand aan de interventie geen inclusiecriterium. Onderzoek is gewenst naar vormen van psychosociale interventies die gepast zijn binnen de verschillende perioden in de palliatieve fase.

Ook is er behoefte aan studies die de effectiviteit van specifieke interventies toetst voor patiënten in de palliatieve fase zoals mindfulness en cognitieve gedragstherapie. Daarbij is het ook van belang interventies te ontwikkelen die minder intensief en belastend zijn, denk bijvoorbeeld aan toepassing van e-health of minimale interventies die door specialistisch verpleegkundigen uitgevoerd kunnen worden.

 

Beweging en lichamelijke activiteit
Vanuit de beschreven literatuur is het niet mogelijk om een eenduidig antwoord te geven op de vraag of beweging/lichamelijke training een gunstig effect heeft op vermoeidheid, kwaliteit van leven en functioneren bij patiënten met kanker in de palliatieve fase. Belangrijke knelpunten zijn de grote heterogeniteit in de bestudeerde interventies, zowel wat betreft type als duur en intensiteit. Daarnaast hebben veel studies, mede door voortijdig uitval, onvoldoende power bereikt, dan wel zijn meerdere studies opgezet als pilotstudie. Ook hebben de meeste studies vermoeidheid niet als inclusiecriterium gebruikt, waardoor niet alle patiënten bij start matig-ernstig vermoeid waren. Onderzoek is gewenst naar verschillende typen van bewegingsinterventies aangepast aan de conditie van de patiënt in de verschillende perioden van de palliatieve fase. Het is van belang de effectiviteit van interventies te onderzoeken in de groep ernstig vermoeide patiënten.


Medicatie

Omdat er onvoldoende kennis is over de onderliggende pathogenese van vermoeidheid bij kanker in de palliatieve fase, is het vaak niet mogelijk op de oorzaak gerichte, specifieke behandelingen te geven. Studies zijn verricht met corticosteroïden, psychostimulantia en antidepressiva. Belangrijke knelpunten hierbij zijn voortijdige uitval en lage power. Daarbij zijn slechts enkele studies specifiek uitgevoerd met vermoeidheid als inclusiecriterium. Goed-uitgevoerde multicenter studies zijn gewenst met innovatieve strategieën aangepast aan de vaak slechte conditie van patiënten.

 

Overige kennishiaten: