Praktische methoden voor urineopvang

Een gewassen midstream is de betrouwbaarste niet-invasieve methode om urine op te vangen. Bij niet-zindelijke kinderen kan een gewassen midstream echter veel tijd in beslag nemen. Er is een aantal praktische methoden beschreven om het verrichten van een gewassen midstream bij niet-zindelijke kinderen te versnellen, zonder de mate van contaminatie te verhogen.

 

Stimulatiemethode

Bij de stimulatiemethode wordt de blaas van de zuigeling gestimuleerd door te tikken op de onderbuik, gevolg door het masseren van de onderrug.

  1. Bied ruim voor het uitvoeren van de methode (> 20 minuten) voeding aan.
  2. Reinig de genitalia. Houd een opvangcontainer gereed. Geef eventueel sucrose siroop.
  3. Laat ouders/verzorgers de zuigeling optillen onder de oksels.
  4. Verricht blaasstimulatie door voorzichtig te tikken op de suprapubische regio met een frequentie van 100 tikken per minuut, gedurende 30 seconden.
  5. Masseer vervolgens de onderrug lumbaal met een circulaire beweging, gedurende 30 seconden.
  6. Herhaal stap 4 en 5 tot de urine op gang komt. Vang de middenstroom urine op.

(foto’s + filmpje van methode staan in Herreros, 2013).

 

In twee recente studies op de SEH en de NICU werd een succespercentage (opvang < 3 of 5 minuten) beschreven in 56-78% (Altuntas, 2015; Tran, 2016).

Quick-Wee methode

Bij de Quick-Wee methode wordt de blaas van de zuigeling gestimuleerd door middel van massage met een nat gaasje op de blaasregio.

  1. Bied ruim voor het uitvoeren van de methode (> 20 minuten) voeding aan.
  2. Reinig de genitalia. Houd een opvangcontainer gereed.
  3. Leg de zuigeling op de rug.
  4. Masseer de suprapubische regio in een circulaire beweging met een nat gaasje.
  5. Continueer de massage tot de urine op gang komt. Vang de middenstroom urine op.

(foto’s + filmpje uit Kaufman, 2017 https://www.youtube.com/watch?v=aEKMNT_SpM8)

In een recente studie onder kinderen van 1 tot 12 maanden werd een gewassen midstream < 5 minuten opgevangen in 30% in de Quick-Wee groep versus 9% in de controlegroep (Kaufman, 2017).