Implementatieplan

Inleiding

Richtlijnen die ontwikkeld en verspreid zijn (disseminatie), vinden meestal niet vanzelf hun weg naar de dagelijkse praktijk. Het enkel verspreiden van de richtlijn met aanbevelingen volstaat over het algemeen niet om de toepassing van de richtlijn in de dagelijkse praktijk te garanderen. Dit disseminatie- en implementatieplan staat stil bij de hulpmiddelen die hiervoor beschikbaar zijn en welke acties hiervoor ondernomen kunnen worden, zowel door de wetenschappelijke verenigingen, de professionals zelf en de instellingen.

 

Een eerste belangrijke stap die de toepassing van de richtlijn bevorderd is tijdens de ontwikkeling reeds rekening te houden met de implementeerbaarheid van de richtlijn (aanbevelingen). Om als professional volgens de richtlijn te kunnen werken, is het noodzakelijk dat de aanbevelingen helder omschreven zijn en geen ruimte laten voor interpretatieverschillen. Daarnaast is een richtlijn makkelijker toepasbaar indien de werkgroep rekening houdt met de dagelijkse praktijk waarin de professional werkzaam is. Tot slot heeft de werkgroep ten behoeve van de verspreiding en implementatie van de richtlijn enkele hulpmiddelen ontwikkeld. Dit zijn:

  • Stroomschema die de aanbevelingen en de samenhang ertussen inzichtelijk maakt;
  • indicatoren;
  • lekensamenvatting van de richtlijn.

 

Verspreiding van de richtlijn en bijbehorende hulpmiddelen

Het verspreiden van de richtlijn en bijbehorende hulpmiddelen onder de doelgroepen is een tweede belangrijke stap voor succesvolle implementatie van de richtlijn. Het doel is dat alle professionals en instellingen betrokken bij de zorg voor kinderen met CVI weten dat de richtlijn bestaat en kennisnemen van de inhoud. Dit geldt ook voor de bijbehorende hulpmiddelen.

 

De richtlijn ‘Cerebral Visual Impairment (CVI) - diagnostiek en verwijzing bij een ontwikkelingsleeftijd van 0 tot 18 jaar’ en bijbehorende hulpmiddelen worden daarom via diverse kanalen en op diverse manieren onder de aandacht gebracht:

  • Het versturen van een nieuwsbericht over de richtlijn aan de (leden van de) betrokken wetenschappelijke, beroeps-, patiëntenverenigingen en overige belanghebbende partijen.
  • Het plaatsen van een link naar de richtlijn in de richtlijnendatabase op de website(s) van de betrokken wetenschappelijke, beroeps-, en patiëntenverenigingen, samen met het nieuwsbericht.
  • Het publiceren van de richtlijn (of samenvatting ervan) in een vakblad en nieuwsbrief.
  • Het publiceren van de richtlijn (of samenvatting ervan) in het verenigingsblad(en).
  • Het presenteren van richtlijn op de ledenvergadering, wetenschappelijke dagen, en/of conferenties.
  • Het opnemen van de richtlijn in de richtlijnendatabase van de Federatie van Medisch Specialisten met bijbehorend notificatiebericht.

 

Implementatie van de richtlijn in de dagelijkse praktijk

Bij het implementeren van de nieuwe richtlijn is het van groot belang dat betrokkenen voldoende worden geïnformeerd over de inhoud, duidelijk gemaakt wordt wat er nieuw is en/of wijzigt ten opzichte van de huidige werksituatie, wat de meerwaarde van de richtlijn is en hoe de aanbevelingen in de werkpraktijk in te passen. Dit is zowel een verantwoordelijkheid van de professionals, maatschap en/of afdeling als van de instelling. Niet alle aanbevelingen kunnen door de professionals alleen geïmplementeerd worden. Er zijn financiële middelen nodig om de voorgestelde implementatieaspecten door te voeren.

De werkgroep stelt de volgende activiteiten voor ter bevordering van de implementatie op de werkvloer:

  • Belang onderkennen van de aanpassing van het huidige diagnostische proces rondom CVI (zorgprofessionals).
  • Bespreken en presenteren van de richtlijnaanbevelingen tijdens afdelingsoverleggen, richtlijnbesprekingen dan wel referaten (maatschap, afdeling).
  • Trainen (eventueel door e-learning) van zorgprofessionals die te maken hebben met kinderen met CVI ((kinder)oogartsen, neuropsychologen, orthoptisten, kinderartsen (neonatologen), jeugdartsen, huisartsen, AVG’s, revalidatieartsen, (kinder)neurologen, neuroradiologen, klinisch genetici en kinderfysiotherapeuten). Waarbij de nadruk wordt gelegd op kennisontwikkeling van diagnostiek en verwijzing bij CVI (bestuur instelling en professionals).
  • Regelmatige evaluatie van de voortgang in implementatie en navolging van de richtlijn, bijvoorbeeld door medical audits (maatschap, afdeling).
  • Gebruik maken/ontwikkelen van schriftelijk en/of digitale patiënteninformatie over CVI in aanvulling op mondelinge informatie (professionals).
  • Stel een multidisciplinair CVI team samen voor het diagnostisch traject, waar nodig centrum overstijgend, dat minimaal bestaat uit een kinderoogarts, kinderneuroloog, orthoptist en neuropsycholoog, en met de beschikbaarheid voor consultatie van een neuroradioloog, klinisch geneticus en kinderfysiotherapeut (bestuur instelling).
  • Houden van klinische- en casuïstiekbesprekingen door het multidisciplinaire CVI team (zorgprofessionals).

 

Implementatietabel

De richtlijn bevat een groot aantal aanbevelingen. Bovenstaande activiteiten komen deels terug in deze aanbevelingen maar niet allemaal. Om tot implementatie van al deze aanbevelingen te komen heeft de werkgroep per richtlijnmodule aangegeven wat de bevorderende en belemmerende factoren zijn (wat is er nodig), welke partijen een rol spelen bij de implementatie (dan wel het wegnemen van de belemmerende factoren) en op welke termijn de aanbevelingen in de praktijk geïmplementeerd kunnen zijn (zie tabel 1).

 

Overig

Het NOG zal erop toezien dat kennislacunes, onderzoeksthema’s en vragen die voor verdere onderbouwing van de richtlijn noodzakelijk zijn, terecht komen bij verschillende subsidiegevers en beleidsmakers.

 

Disseminatie-activiteiten

Te ondernemen acties voor disseminatie

Verantwoordelijke(n) voor acties

Tijdspad voor disseminatie

Opmerkingen

Richtlijn aanmelden bij Richtlijnendatabase

Adviseur Kennisinstituut

<1 maand

Na autorisatie

Bericht voor nieuwsbrief en/of vakblad WV-en opstellen

Werkgroepleden en bureaus WV-en

Tijdens autorisatiefase

 

Nieuwsbericht, notificatiebericht opstellen

Voorzitter en adviseur met afdeling communicatie FMS

Tijdens autorisatiefase

 

Presenteren op ALV/jaarlijks congres

Betrokken WV-en

<12 mnd

 

 

Implementatie-activiteiten

Richtlijnmodule/uitgangsvraag

Nodig

Verwacht effect op kosten

Verantwoordelijk voor acties

Tijdspad

Opmerkingen

Module 1: Anamnese en CVI-screeningsvragenlijsten

 

Uitgangsvraag: Op welke wijze dienen kinderen op CVI gescreend te worden?

- Kennis van oorzaken, heterogeniteit van en risico’s voor CVI bij zorgprofessionals die te maken kunnen krijgen met kinderen met CVI

 

- Beschikbaarheid van gestructureerde CVI-screeningsvragenlijsten, waaronder de PreVIAS en de Vlaamse CVI- vragenlijst.

 

- Kennis over de toepasbaarheid van de CVI-screeningsvragenlijsten

Geen

Wetenschappelijke verenigingen, instellingsbestuur, betrokken afdelingen/ maatschappen en zorgprofessionals

<1 jaar

Implementatie van de aanbeveling ten aanzien van het verspreiden van kennis over CVI wordt bemoeilijkt door lacunes in de huidige wetenschappelijk

literatuur. Minimale criteria zijn nodig om van de definitie CVI te kunnen spreken.

 

 

 

 

 

 

Module 2: Oogheelkundig en orthoptisch onderzoek in een perifeer centrum

 

Uitgangsvraag: Welk oogheelkundig en orthoptisch onderzoek dient uitgevoerd te worden bij een kind met een verdenking op CVI in een perifeer centrum?

- Beschikbaarheid van de middelen om het oogheelkundig en orthoptisch onderzoek uit te kunnen voeren

 

- Training van zorgprofessionals om de oogheelkundige en orthoptische onderzoeken correct uit te kunnen voeren en te interpreteren

 

- Kennis en adequate toepassing van de vastgestelde verwijscriteria

Beperkt: trainingsbudget moet beschikbaar worden gesteld. In sommige gevallen is wellicht aanschaf van materiaal nodig om het onderzoek uit te kunnen voeren

Instellingsbestuur, betrokken afdelingen/maatschappen en zorgprofessionals

< 3 jaar

 

 

 

 

 

 

 

Module 3: Oogheelkundig en orthoptisch onderzoek in universitair medisch centra en centra voor revalidatie van slechtziende en blinde mensen

 

Uitgangsvraag: Welk oogheelkundig en orthoptisch onderzoek dient uitgevoerd te worden bij een kind met een verdenking op CVI in een universitair medisch centrum en in een centrum voor revalidatie van slechtziende en blinde mensen?

 

- Beschikbaarheid van middelen om het oogheelkundig en orthoptisch onderzoek uit te kunnen voeren of laagdrempelig contact tussen centra wanneer onderzoeksmateriaal elders wel beschikbaar is

 

- Beschikbaarheid van de te consulteren specialisten (kinderneuroloog, klinisch geneticus, neuroradioloog en).

 

- Training van zorgprofessionals om de oogheelkundige en orthoptische onderzoeken correct uit te kunnen voeren en te interpreteren

 

- Kennis van en het herkennen van risicofactoren voor CVI

Beperkt: in sommige gevallen is wellicht aanschaf van materiaal nodig om het onderzoek uit te kunnen voeren

Wetenschappelijke verenigingen, betrokken afdelingen/ maatschappen in zorginstelling en instellingsbestuur

<3 jaar

 

 

Module 4: Neuropsychologisch onderzoek

 

Uitgangsvraag: Welke neuropsychologische test zijn bruikbaar in het neuropsychologisch onderzoek van kinderen met CVI?

- Beschikbaarheid van specialistisch geschoolde psychologen voor neuropsychologische diagnostiek.

- Bewustwording bij zorgprofessionals in centra voor revalidatie van slechtziende en blinde mensen en universitaire medische centra dat een kind met verdenking op CVI verwezen kan worden naar een neuropsycholoog

Geen

Betrokken afdelingen/ maatschappen in zorginstelling, instellingsbestuur en zorgprofessionals

<1 jaar

Het is raadzaam om het risico op oververwijzing te minimaliseren en om alternatieve diagnoses in een zo vroeg mogelijk stadium van de diagnostiek in overweging te nemen.

 

Module 5: Neuroradiologie

 

Uitgangsvraag: Wat is de rol van de neuroradiologische beeldvorming bij het stellen van de diagnose CVI?

Bewustwording bij zorgprofessionals en ouders dat een MRI uitgevoerd kan worden bij twijfel over de diagnosestelling CVI of om andere oorzaken van een slechte visus uit te sluiten. Een MRI is echter niet doorslaggeven voor de diagnosestelling. Daarnaast is terughoudendheid gewenst gezien de belasting en het mogelijke risico voor het kind.

Geen

Zorgprofessionals

<1 jaar

Uitgangspunt is dat de aard van het ontwikkelingsprobleem uitgezocht moet worden. Wanneer beeldvormend onderzoek (MRI) wordt overwogen wordt aangeraden om een (kinder)neuroloog te consulteren.

 

Module 6: Genetische diagnostiek

 

Uitgangsvraag: Wat is de plaats van genetische diagnostiek bij het stellen van CVI?

- Bewustwording bij zorgprofessionals in centra voor revalidatie van slechtziende en blinde mensen en universitaire medische centra dat een kind met verdenking op CVI, bij wie geen duidelijke oorzakelijke verklaring is, verwezen kan worden naar een klinisch geneticus

Geen

Zorgprofessionals

<1 jaar

 

 

Module 7: Organisatie van zorg

 

Uitgangsvraag: Op welke wijze dient de organisatie van zorg van het diagnostisch proces rondom CVI uitgevoerd te worden?

- Kennis van het diagnostisch- en verwijsproces bij kinderen met verdenking op CVI.

- Tijdsinvesteringen en logistieke organisatie zijn nodig om een multidisciplinair CVI team op te zetten.

Beperkt: wellicht is het nodig om een zorgprofessional aan te trekken die nog niet werkzaam is in een centrum voor revalidatie van slechtziende en blinde mensen

Betrokken afdelingen/ maatschappen in zorginstelling, instellingsbestuur en zorgprofessionals

<5 jaar