Opwarmen - Richtlijn polyneuropathie 2005

Tekst over opwarmen uit richtlijn Polyneuropathie 2005

Geerlings (1985) onderzocht de invloed van afkoelen en opwarmen (van 20 naar 35 °C)

op de geleidingssnelheid van de n. medianus in het onderarmtraject bij acht gezonde personen.

De relatie tussen huidtemperatuur, weefseltemperatuur en geleidingssnelheid werd vastgelegd,

waarbij gemiddelde tijdsconstanten konden worden bepaald die overeenkomen met de benodigde tijd om 63% van de verandering van huidtemperatuur, weefseltemperatuur en geleidingssnelheid

te bereiken. De opwarmtijd van een arm met behulp van een infrarood lamp was twee keer zo

lang als met behulp van stromend water van 34 °C. Uit de verkregen data kon een correctiefactor

worden afgeleid uitgedrukt als de gemiddelde verandering van de zenuwgeleidingssnelheid per

graad Celsius (ΔV/ΔT). De berekende correctiefactor (ΔV/ΔT) bedroeg 2,2 m/sec/°C, waarmee

de ware geleidingssnelheid bij een zenuwtemperatuur van 35 °C bepaald zou kunnen worden.

 

Franssen (1994) onderzocht de invloed van temperatuur op verschillende zenuwgeleidingsparameters van de n. tibialis en n. suralis bij acht gezonde personen. Uit de verkregen data konden afhankelijk van de gemeten huidtemperatuur bij aanvang van het onderzoek

de opwarmtijden worden geschat voor de n. tibialis en n. suralis in stromend water van 36 °C.

Na 30 minuten opwarmtijd werd een geleidingssnelheid bereikt overeenkomend met 99%

van de eindwaarde, na 20 minuten werd een geleidingssnelheid van 95% van de eindwaarde

bereikt. Een opwarmtijd van 30 minuten was dus ideaal, maar een opwarmtijd van minstens

20 minuten bleek ook voldoende te zijn als de uitgangswaarde van de huidtemperatuur meer

dan 27,5 °C was. Indien de huidtemperatuur hoger was dan 32 °C, was opwarmen niet nodig.

 

Notermans (1994) onderzocht het effect van opwarmen op verschillende zenuwgeleidingsparameters van de n. medianus (motorisch en sensibel) en de n. tibialis (motorisch)

bij 15 patiënten met ‘monoclonal gammopathy of undetermined significance’ (MGUS)-polyneuropathie. Hoe lager de uiteindelijke geleidingssnelheid was na adequaat opwarmen in

stromend water van 36 °C, des te lager de toename van geleidingssnelheid per °C bleek te zijn.

Toepassing van de correctiefactor van 2,2 m/sec/°C gaf daardoor gemiddeld een hogere geleidingssnelheid dan werd verkregen na opwarmen bij patiënten met MGUS-polyneuropathie.

 

Franssen (1999) onderzocht het effect van afkoelen en opwarmen op verschillende

zenuwgeleidingsparameters van de n. medianus (motorisch en sensibel) en de n. tibialis

(motorisch) bij 19 patienten met chronische idiopathische axonale polyneuropathie (CIAP).14

Hoe lager de uiteindelijke geleidingssnelheid was na adequaat opwarmen in stromend water

van 37 °C, des te geringer de toename van geleidingssnelheid per °C bleek te zijn. Toepassing

van de correctiefactor van 2,2 m/sec/°C bij patiënten met CIAP leverde daardoor onterecht

een hogere geleidingssnelheid dan na opwarmen.

 

Franssen (1999) onderzocht de invloed van temperatuur (25 en 40 °C) op het voorkomen

van geleidingsblokkaden en van temporele dispersie in 31 zenuwsegmenten bij 11 patiënten

met een demyeliniserende neuropathie (7 MMN, 2 CIDP, 2 compressieneuropathie van de

n. ulnaris ter hoogte van de elleboog).15 Bij 40 °C werden er significant meer zenuwsegmenten gevonden die aan de criteria voor geleidingsblokkade voldeden dan bij 25 °C, en tevens nam de temporele dispersie af.

 

Overige overwegingen

De werkgroep (richtlijn 2005) realiseert zich terdege dat opwarmen gedurende 30 minuten in stromend water van 37 °C in alle gevallen (bij alle patiënten en in alle klinieken) niet realistisch is. Wel is de werkgroep van mening dat indien opwarmen gedurende 30 minuten in stromend water van 37 °C niet mogelijk is, er in ieder geval zo lang mogelijk opgewarmd dient te worden met een infraroodlamp of een andere methode. Deze methoden zijn echter niet wetenschappelijk getoetst. Mocht niet opgewarmd kunnen worden (bijvoorbeeld bij een bedlegerige patiënt, bij infuus; intensive care), dan dienen de ongecorrigeerde variabelen en de huidtemperatuur te worden vermeld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Klinische Neurofysiologie.

 

Literatuur

Geerlings AHC, Mechelse K. Temperature and nerve conduction velocity. Some practical problems. Electromyogr Clin Neurophysiol 1985;25:253-60.

Franssen H, Wieneke GH. Nerve conduction and temperature: Necessary warming time. Muscl Nerve 1994;17:336-44.

Notermans NC, Franssen H, Wieneke GH, Wokke JHJ. Temperature dependence of nerve conduction and EMG in neuropathy associated with gammopathy. Muscle Nerve 1994;17:516-22.

Franssen H, Notermans NC, Wieneke GH. The influence of temperature on nerve conduction in patients withchronic axonal polyneuropathy. Clin Neurophysiol 1999;110:933-40.

Franssen H, Wieneke GH, Wokke JHJ. The influence of temperature on conduction block. Muscle Nerve 1999;22:166-73.