Patiëntinformatie

Pijn bij kanker

Veel mensen met kanker hebben pijn. Tijdens de diagnose, behandeling of daarna. Het is een normaal verschijnsel bij kanker.

Vaak verdwijnt de pijn vanzelf. Soms is de pijn blijvend. Meestal is er iets aan pijn te doen.

 

Praat met uw arts of verpleegkundige over uw pijn
Pijn kan invloed hebben op uw leven en op hoe u zich voelt. Misschien doet u minder door de pijn, slaapt u slecht of heeft u minder sociale contacten. Praat erover met uw (huis)arts of verpleegkundige.

De arts kan de pijn meestal behandelen. Hierdoor kan uw pijn voor een groot deel verminderen of draaglijk(er) worden. Als u minder pijn hebt, kunt u meer ondernemen. Vaak verbetert ook uw stemming.

Lees ook: Tips voor omgaan met pijn.


Welke behandelingen zijn mogelijk bij pijn?
Als het mogelijk is, behandelt de arts de oorzaak van de pijn. Bij pijn door uitzaaiingen in het bot kunnen bijvoorbeeld de uitzaaiingen bestraald worden.

Daarnaast wordt pijn behandeld met medicijnen. De medicijnen zorgen ervoor dat u de pijn minder voelt. Meestal gaat het dan om pijnstillers, zoals paracetamol, ontstekingsremmende pijnstillers (NSAID’s) en zeer sterk werkende pijnstillers, zoals morfine.

Ontspanningsoefeningen kunnen ook helpen bij pijn. Soms kan een zenuwblokkade een optie zijn.


Welke dingen beïnvloeden pijn?
Pijn kan door allerlei dingen erger worden. Bijvoorbeeld door angst, zorgen, eenzaamheid of twijfels aan de zin van het bestaan. Of als uw spieren erg gespannen zijn. Daarom is er bij de behandeling van pijn ook aandacht voor dit soort zaken.

De arts kan u medicijnen geven tegen depressie, angst of slapeloosheid. Wanneer u zich beter voelt en beter slaapt, neemt de pijn meestal af. Bij spierpijn of spierkrampen kunt u medicijnen krijgen die de spieren ontspannen.

U kunt ook hulp krijgen van een geestelijk verzorger, maatschappelijk werker of psycholoog. Bijvoorbeeld bij problemen op het gebied van relaties, werk en zingeving (levensvragen).

 

Soorten pijn

Pijn kan komen door een beschadiging in uw lichaam of als iets niet werkt zoals het hoort. De zenuwen in het beschadigde lichaamsdeel geven een seintje naar uw hersenen waardoor u pijn voelt.

 

Er zijn verschillende soorten pijn. Voor de behandeling is het belangrijk te weten om welk soort pijn het gaat.

 

Acute pijn
Acute pijn is kortgeleden ontstaan. Voor deze pijn is meestal een oorzaak aan te wijzen, bijvoorbeeld operatie of ziekte. Acute pijn duurt een paar uren, dagen of weken.

 

Chronische pijn
Chronische pijn is pijn die langer dan 3 maanden duurt. Veel mensen met kanker hebben chronische pijn.

 

Pijn door weefselschade (nociceptieve pijn)
Nociceptieve pijn wordt veroorzaakt door beschadiging van weefsel. Deze pijn is onder te verdelen in:

Lees meer over de behandeling van dit soort pijn

 

Pijn door beschadigde zenuwen (neuropathische pijn)
Bij neuropathische pijn is het zenuwstelsel beschadigd of werkt het niet meer zoals het hoort.

Mensen met zenuwpijn hebben vaak een brandende, schietende en/of stekende pijn. Daarnaast kunnen zij tintelingen, prikkelingen en een doof gevoel hebben in de armen of benen en de huid. De huid kan ook overgevoelig zijn voor aanraken.

Lees meer over de behandeling van zenuwpijn

 

Doorbraakpijn

Doorbraakpijn is een plotseling optredende, vaak hevige pijn die daarna weer verdwijnt of minder wordt. Het kan ook een plotselinge, tijdelijke toename van pijn zijn bij iemand met chronische pijn.

De pijn komt soms meer dan één keer per dag opzetten, ook al is de continue pijn (waar iemand al pijnstillers voor krijgt) stabiel en onder controle.

Meestal bereikt de pijn binnen 3 tot 5 minuten een hoogtepunt. De pijn duurt meestal minder dan een uur.

 

Soorten doorbraakpijn
Er zijn 3 soorten doorbraakpijn:

Doorbraakpijn heeft vaak een grote invloed op het dagelijks leven en op de stemming. Het kan mensen angstig of depressief maken. Doorbraakpijn heeft ook invloed op het slapen en op relaties.

Lees meer over de behandeling van doorbraakpijn.

 

Wat heeft invloed op pijn?

Ieder mens ervaart pijn anders en gaat anders met pijn om. Dat komt omdat pijn door verschillende dingen beïnvloed wordt: gevoelens en emoties, problemen in het dagelijks leven of veel bezig zijn met levensvragen.

De arts probeert te ontdekken wat er meespeelt bij uw pijn. Dan kan hij de behandeling daarop afstemmen. Hij kan u bijvoorbeeld adviseren om met een geestelijk verzorger, maatschappelijk werker of psycholoog te gaan praten. Deze kan u helpen bij het omgaan met gevoelens of u ondersteunen bij het oplossen van problemen.

 

Gevoelens en emoties

Gevoelens en emoties spelen een belangrijke rol in de beleving van pijn. Wanneer u bijvoorbeeld depressief of angstig bent, ervaart u meer pijn.

Misschien heeft u het gevoel dat u niet serieus wordt genomen. Of voelt u zich eenzaam. Ook dit soort gevoelens kunnen de pijn erger maken.

 

Zorgen en problemen
Het maakt voor de pijn ook uit of u problemen in uw dagelijks leven heeft. Bijvoorbeeld relatieproblemen, geldzorgen of problemen op het werk. Dit soort problemen zorgen voor spanning, waardoor u meer pijn heeft. Hoe uw directe omgeving reageert op uw ziekte of op de pijn, kan ook van invloed zijn.

 

Veel bezig zijn met levensvragen
Mensen met een kanker zijn ook vaak bezig met levensvragen, zoals: wat is de zin van het leven, wie ben ik, wat is belangrijk voor mij? Iemand die worstelt met dit soort vragen ervaart pijn vaak anders dan iemand die daar niet mee bezig is.

Gevolgen van pijn

Pijn kan invloed hebben op uw leven. Mogelijke gevolgen van pijn zijn:

Heeft u weinig afleiding, dan is het moeilijk om aan iets anders te denken dan aan de pijn. Dan kan de pijn uw leven gaan beheersen.
Lees de tips over omgaan met pijn

 

Pijn in de nacht

Veel mensen hebben ‘s nachts meer pijn. Want dan is er minder afleiding. Bang zijn voor pijn of alles rond uw ziekte, kan uw nachtrust nog eens extra verstoren. 

Door een slechte nachtrust gaat uw conditie achteruit. Hierdoor heeft u overdag misschien ook meer pijn. Vaak helpt het om te ontspannen voordat u gaat slapen. Bijvoorbeeld door te luisteren naar muziek of een warm bad te nemen.

Bespreek de pijnstilling voor de nacht met uw arts.

 

Omgeving

Heeft pijn veel invloed op uw dagelijks leven, dan moeten ook uw partner, familie en vrienden hier rekening mee houden. Dit is niet altijd makkelijk. Het vraagt van iedereen aanpassingen. 

U kunt proberen de gevolgen van pijn te doorbreken. Praat hierover met uw arts.

 

Tips voor omgaan met pijn

U weet zelf het best hoe de pijn voelt. Ook weet u misschien uit ervaring al wat eventueel kan helpen tegen de pijn.

Algemene tips die u misschien kunnen helpen om de pijn beter te verdragen:

Pas uw activiteiten aan

 

Probeer te ontspannen of zoek afleiding

 

Praat over de pijn

Het is belangrijk om over pijn te praten. Dat kan met mensen uit uw omgeving, maar ook met uw arts of verpleegkundige. Deze kan samen met u zoeken naar manieren om de pijn te verminderen of draaglijk te maken.

Soms kan het helpen om met een maatschappelijk werker, geestelijk verzorger of psycholoog te praten. Deze kan u helpen bij het omgaan met pijn of als u zorgen of problemen heeft die de pijn erger maken.


Vertel aan uw arts als de behandeling of medicijnen niet goed werken. Misschien kunt u een andere behandeling krijgen.

Laat u adviseren over hulpmiddelen

Sommige activiteiten kunnen veel pijn doen. Bijvoorbeeld ('s nachts) naar de wc gaan. Bepaalde aanpassingen in huis kunnen u helpen. Bijvoorbeeld een postoel. 

Wijkverpleegkundigen en ergotherapeuten kunnen u allerlei tips geven voor het dagelijks leven. U heeft voor een ergotherapeut een verwijzing van uw arts nodig.

Zoek extra hulp
Vraag op tijd om hulp. Zo kunt u uzelf zo veel mogelijk ontzien. Vraag bijvoorbeeld buren, familie of de thuiszorg om hulp. U houdt dan energie over voor de dingen die u het belangrijkste vindt.
 

Onderzoek bij pijn

Om de pijn goed te kunnen behandelen zal de arts u allerlei vragen stellen. Hij krijgt zo een goed beeld van de pijn en de mogelijke oorzaken daarvan. Lees welke vragen uw arts kan stellen.

De arts kan u ook vragen om een vragenlijst in te vullen over pijn en andere klachten. 

 

Onderzoeken

Om achter de oorzaak van de pijn te komen en de beste behandeling te kunnen bepalen, doet de arts ook een lichamelijk onderzoek.

Soms is nog meer onderzoek nodig om de oorzaak van de pijn vast te stellen, bijvoorbeeld:

 

Tips voor het gesprek met uw arts

 

Voorbereiding gesprek met de arts

U kunt het gesprek met uw arts voorbereiden door alvast over een aantal vragen na te denken.

Vragen over de pijn zelf
De arts kan u vragen wat voor soort pijn u heeft en hoe ernstig de pijn is.

Vragen die u kunt verwachten:


Vragen over de gevolgen van pijn
De arts kan u ook vragen stellen over de gevolgen van pijn:

Pijn meten

De arts zal u regelmatig vragen om met cijfer tussen de 0 en de 10 aan te geven hoeveel pijn u heeft. Een pijnscore van 1-3 staat voor milde pijn, 4-6 voor matige pijn en 7-10 voor ernstige pijn.

De arts kan ook een vragenlijst gebruiken om de pijn te meten.

 

Pijndagboek

Misschien is het moeilijk om precies aan de arts te vertellen hoeveel pijn u heeft. Een pijndagboek kan dan helpen. Hiermee krijgt u arts een goed beeld van het verloop van uw pijn en het effect van de behandeling.

U houdt in een pijndagboek bij op een schaal van 1 tot 10 hoe ernstig de pijn is.

Noteer bijvoorbeeld:

 

Pijnbestrijding bij kanker

De arts zal altijd proberen iets aan uw pijn te doen. De pijn wegnemen is niet altijd mogelijk. Wel kan de pijn door behandeling minder worden of beter te verdragen zijn.

Er zijn een aantal manieren om pijn bij kanker te bestrijden:

Oorzaak wegnemen/aanpakken
Als er een duidelijke oorzaak voor de pijn is, probeert de arts die weg te halen. Bijvoorbeeld door de tumor of uitzaaiing(en) kleiner te maken of weg te halen met bestraling, medicijnen of een operatie. Daardoor neemt de druk op zenuwen of organen af en wordt de pijn minder.

Meer over het behandelen van pijn door uitzaaiingen kunt u lezen in het informatiedossier uitzaaiingen bij kanker.

 

Pijn onderdrukken met pijnstillers
Er zijn ook medicijnen die de pijn onderdrukken. Dit zijn pijnstillers. Bij matig ernstige pijn zijn dat paracetamol en/of ontstekingsremmende pijnstillers (NSAID). Bij ernstige pijn zijn dat zeer sterke pijnstillers, zoals morfine of morfineachtige middelen.

Pijnstillers werken niet goed bij zenuwpijn. Daarvoor zijn andere medicijnen.

Lees verder over pijnstillers.

 

Pijn verminderen zonder pijnstillers
Ontspanningsoefeningen
kunnen helpen bij pijn. Ook massage, warme of koude kompressen kunnen ervoor zorgen dat u korte tijd minder pijn voelt.

 

Het aanpakken van dingen die invloed hebben op de pijn

Als u depressief of angstig bent, slecht slaapt of pijn in uw spieren heeft, kunt u daar medicijnen voor krijgen. Die zorgen ervoor dat u zich beter voelt en beter gaat slapen, waardoor de pijn minder wordt.

Bij problemen op het gebied van relaties, werk en zingeving kan een geestelijk verzorger, maatschappelijk werker of psycholoog hulp bieden. Deze kan helpen om te gaan met gevoelens en emoties. En handvaten bieden om klachten te verminderen.

Behandeling van andere klachten
Sommige lichamelijke klachten kunnen de pijn uitlokken of erger maken
Bijvoorbeeld hoesten, obstipatie (verstopping), spasmen van de slokdarm. De arts zal ook dit soort klachten behandelen.

 

Wie zijn betrokken bij de behandeling?

Verschillende zorgverleners kunnen u helpen. Naast artsen en verpleegkundigen zijn dat bijvoorbeeld een fysiotherapeut, ergotherapeut, psycholoog, maatschappelijk werker en/of geestelijk verzorger.

Soms vraagt de arts hulp van een pijnteam of een palliatief adviesteam. Hierin zitten verschillende soorten zorgverleners. Zij bespreken met elkaar wat voor u de beste behandeling is.

Heeft u chronische pijnklachten en andere problemen op verschillende gebieden van uw leven, dan kan de arts u doorsturen naar een revalidatiearts.

Pijnstillers bij kanker

Door een pijnstiller voelt u zo weinig mogelijk van de pijn. De pijnstiller onderdrukt de pijn, maar verandert niets aan de oorzaak. De pijn komt weer terug als de pijnstiller is uitgewerkt.

 

Lichte en zware pijnstillers

Bij kanker worden grofweg 3 soorten pijnstillers gebruikt:

Zenuwpijn wordt niet met pijnstillers behandeld, maar met andere medicijnen. Lees meer over de behandeling van zenuwpijn.

 

Innemen van pijnstillers

Neem de pijnstillers in zoals de arts u verteld heeft of in de bijsluiter staat. Dan werken ze het beste en zijn ze het meest veilig.

Belangrijk:

Overleg met uw arts
De perfecte pijnstiller bestaat niet. Iedereen reageert anders op medicijnen. Vertel uw arts wat u van de pijnstiller merkt. Dit helpt uit te zoeken wat in uw situatie het beste werkt.

 

Paracetamol
Bij de behandeling van matig ernstige pijn krijgt u meestal eerst paracetamol (tablet of zetpil). Paracetamol heeft weinig of geen bijwerkingen.

Heeft u problemen met uw nieren of lever, wees dan voorzichtig met het gebruik van paracetamol. Uw arts of verpleegkundige zal u vertellen hoeveel u per dag mag gebruiken

 

Ontstekingsremmende pijnstillers (NSAID’s)
Helpt paracetamol onvoldoende, dan kan de arts er ook nog een ontstekingsremmende pijnstiller bij geven. Bijvoorbeeld diclofenac of ibuprofen.

Dit soort pijnstillers kunnen maagklachten geven en de maag en darmen beschadigen. Daarom krijgt u bij dit soort middelen vaak een medicijn dat uw maag beschermt. Meld maag-darmklachten altijd aan uw arts.

Ontstekingsremmende pijnstillers worden ook wel NSAID’s genoemd. Dat is een afkorting voor Niet-Steroïde Anti-Inflammatory Drugs.

Deze medicijnen worden vaak gebruikt bij pijn door uitzaaiingen in de botten. Ze zijn goed te combineren met paracetamol en morfine of morfineachtige pijnstillers.

Heeft u problemen met uw lever, maag, hart of nieren, dan mag u geen ontstekingsremmende pijnstillers gebruiken. Het risico ernstige bijwerkingen is dan te groot.

Bent u ouder dan 60 jaar, dan heeft u ook meer risico op bijwerkingen van ontstekingsremmende pijnstillers. Uw arts schrijft ze daarom liever niet voor.

 

Morfine en andere zeer sterke pijnstillers
Helpt paracetamol met of zonder NSAID’s onvoldoende, dan kan de arts morfine of een morfineachtige pijnstiller (opiaat) voorschrijven.

Meestal schrijft de arts oxycodon (tablet), morfine (tablet), fentanyl (pleister) of buprenofine (pleister) voor.

U gebruikt de medicijnen volgens een vast schema. Helpen ze onvoldoende, dan zal de arts de dosis verhogen.

Veel mensen krijgen last van verstopping (obstipatie) door het gebruik van morfine en morfineachtige pijnstillers. Daarom krijgt u altijd een laxeermiddel, ook als u geen problemen met poepen heeft.

Lees meer over de andere bijwerkingen van opiaten.

 

Combinatie van pijnstillers
Morfine of een morfineachtige pijnstiller kan gebruikt worden in combinatie met paracetamol.

Helpt paracetamol in combinatie met zo’n zeer sterke pijnstiller onvoldoende, dan kan de arts u ook nog een ontstekingsremmende pijnstiller (NSAID) voorschrijven. Hij weegt daarbij de risico’s (vooral op maagschade) af tegen de voordelen.

Bij pijnlijke huidzweren kan de arts ook nog een morfinegel voorschrijven.

 

Als de pijn niet minder wordt met pijnstillers
Het lukt niet altijd om de pijn te verminderen of draaglijk te maken. Andere opties zijn dan:

 

Wisselwerking met andere medicijnen

Pijnstillers kunnen de werking van andere medicijnen beïnvloeden. Omgekeerd kunnen andere medicijnen ook invloed hebben op de werking van de pijnstillers. Uw arts(en) en uw apotheek zullen in de gaten houden of u bepaalde medicijnen mag combineren of niet.

Belangrijk:

Behandeling van doorbraakpijn

Doorbraakpijn is vaak erge pijn die plotseling opkomt en daarna weer verdwijnt of minder wordt. Bij iemand met chronische pijn kan het ook een plotselinge, tijdelijke verergering van pijn zijn.

De pijn komt soms meer dan één keer per dag opzetten. Ook als de continue pijn (waar iemand al pijnstillers voor krijgt) stabiel en onder controle is.

Pijn die ontstaat zonder dat er een reden of oorzaak voor is heet onvoorspelbare doorbraakpijn. Pijn door bepaalde houdingen, bewegingen of activiteiten heet voorspelbare doorbraakpijn.

 

Behandeling van de oorzaak van doorbraakpijn
Als het mogelijk is, wordt de oorzaak van doorbraakpijn behandeld. Bijvoorbeeld door de tumor of uitzaaiing kleiner te maken met bestraling of medicijnen.

Pijnstillers bij doorbraakpijn
Bij doorbraakpijn krijgt u pijnstillers die snel en korte tijd werken. U krijgt ze naast de medicijnen die u op vaste tijden inneemt tegen de pijn.

U neemt de doorbraakmedicijnen alleen in als het nodig is omdat u pijn heeft. Of omdat u iets gaat doen waardoor de pijn erger wordt, bijvoorbeeld naar de wc gaan.

Bij onvoorspelbare doorbraakpijn krijgt u pijnstillers die binnen 15-20 minuten werken. Bij voorspelbare doorbraakpijn krijgt u pijnstillers die na 30-40 minuten werken. U neemt de pijnstiller in voordat de doorbraakpijn optreedt. Daarbij houdt u rekening met de tijd die nodig is voordat het middel gaat werken.

Het is belangrijk dat u bijhoudt hoe vaak u medicijnen tegen doorbraakpijn inneemt en hoe ze werken. Uw arts zal u daarnaar vragen omdat hieruit blijkt in hoeverre uw pijn onder controle is.

Heeft u meer dan 3 keer op een dag doorbraakmedicatie nodig voor onvoorspelbare doorbraakpijn? Dan is de dosering van de medicijnen die u op vaste tijden inneemt tegen de pijn te laag. U krijgt dan een hogere dosering.

 

Andere behandelingen bij doorbraakpijn
De behandeling met doorbraakmedicijnen kan gecombineerd worden met behandeling zonder medicijnen. Ook een zenuwblokkade of pijnstilling via een katheter in het ruggenmerg kan soms een optie zijn.

Behandeling van zenuwpijn

Voor zenuwpijn (neuropathische pijn) schrijft de arts vaak een bepaald soort medicijnen voor: antidepressiva of anti-epileptica. Deze zijn ontwikkeld voor mensen met een depressie of met epilepsie. Ze kunnen ook werken bij zenuwpijn.

U neemt de medicijnen volgens een vast schema in. Het duurt vaak een paar weken voordat ze werken.

De arts vertelt hoe u de medicijnen moet innemen. Ook hoort u van hem welke bijwerkingen u kunt krijgen.

Welk medicijn u krijgt, hangt onder andere af van de oorzaak van uw pijn.

Blijft u pijn houden, dan krijgt u soms ook morfine of een morfineachtige pijnstiller.

Andere behandelingen bij pijn

Bij pijn bij kanker kunnen de volgende behandelingen helpen:


Wanneer uw pijn samenhangt net andere klachten en problemen, kan de arts u voorstellen om deel te nemen aan een revalidatieprogramma.

 

Massage
Massage, bijvoorbeeld een hand- of voetmassage, kan de pijn voor korte tijd verlichten. Massage kan gebeuren met of zonder etherische oliën. Deze oliën worden uit planten gehaald. Ze kunnen lekker ruiken.

 

Manuele lymfedrainage
Lymfedrainage is een vorm van massage om ophoping van lymfevocht (lymfoedeem) te verminderen. Hierdoor neemt ook de pijn af. Lees meer over lymfedrainage bij lymfoedeem.

 

Ontspanningsoefeningen

Door angst, zorgen en pijn kunnen spieren langere tijd gespannen zijn. Hierdoor kan de pijn erger worden.

Ontspanningsoefeningen kunnen helpen. Door regelmatig uw spieren te ontspannen, heeft u minder pijn. Ook kunt u beter slapen.

Er zijn verschillende manieren om te ontspannen. Wat voor u het meest geschikt is, hangt af van uw eigen voorkeur. U kunt met hulp van een fysiotherapeut of psycholoog ontspanningsoefeningen of ademhalingsoefeningen doen. Sommige mensen hebben goede ervaringen met yoga of mindfulness.

Het duurt soms een tijdje voordat het effect heeft. Daarom is het belangrijk de oefeningen een langere tijd te doen.

 

Warmte of kou
Warmte (warmtekompressen, warme bad) of kou (koudekompressen of ijs) kunnen soms helpen om de pijn verlichten.

 

Morfine en andere zeer sterke pijnstillers

Bij ernstige pijn kunt u morfine krijgen of een pijnstiller met eenzelfde werking als morfine (opiaat). Deze kunnen pijn lang en goed bestrijden. Het is niet nodig om ermee te wachten tot het ‘echt nodig is’.

Welke medicijnen zijn er?
Fentanyl, buprenorfine, oxycodon, hydromorfon, methadon of tapentadol. Deze medicijnen werken ongeveer even goed. De bijwerkingen kunnen verschillen.

 

Waar hangt de keuze voor een medicijn vanaf?
Welk medicijn u krijgt, hangt af van:

Bij de keuze van een middel speelt dit ook nog mee:

 

Meestal een langwerkende en een kortwerkende pijnstiller
Meestal krijgt u een langwerkend middel èn een kortwerkende pijnstiller.

Het langwerkende middel zorgt voor een constante pijnstilling tijdens de dag. U neemt dit middel op vaste tijden in (of u vervangt de pleister op vaste tijden). Ook als u op dat moment weinig of geen pijn hebt.

Bij optredende pijnpieken (doorbraakpijn) kunt u het snelwerkende middel erbij nemen.

 

Hoe innemen?

Meestal start u met een pijnstiller die u via de mond kunt innemen. Of met een pijnstiller in de vorm van een pleister.
Als de pijnstiller snel moet gaan werken, dan krijgt u morfine via een injectie of infuus.

Lukt het niet om de pijnstiller via de mond in te nemen? Dan kunt u een neusspray of als zetpil krijgen. In sommige gevallen is pijnstilling mogelijk via een morfinepomp die het medicijn met een plastic naaldje als een infuus onder de huid toedient.

 

De dosis
Bij het begin van de behandeling met morfine of een andere zeer sterke pijnstiller moet uw arts de dosering bepalen. Dat is de hoeveelheid die nodig is om de pijn te stillen. Het is daarom belangrijk dat u eerlijk en open bent tegen de arts. Vertel hem of en hoeveel pijn u nog heeft. En wat de belangrijkste bijwerkingen zijn. Pijn kan voor een groot deel onder controle worden gebracht, maar dat kan uw arts alleen samen met u.

Wanneer de pijnstiller de pijn niet meer voldoende onderdrukt, kan de arts de dosis verhogen. Voor de meeste opiaten is geen maximale dosering.

Gebruik nooit zonder overleg met uw arts minder of meer medicijn dan is voorgeschreven.

 

Overstappen op een ander middel of andere toedieningsvorm
Blijft u pijn houden of heeft u vervelende bijwerkingen van de pijnstiller? Dan kan het helpen om een ander soort sterke pijnstiller te proberen. Of om op een andere vorm over te gaan. De arts zal dit met u bespreken.

 

Afbouwen

Is de oorzaak van de pijn weg, dan kunt u het gebruik van het opiaat geleidelijk afbouwen. Uiteindelijk kunt u er helemaal mee stoppen.
Bouw het gebruik van een opiaat wel altijd af in overleg met uw arts. Anders loopt u het risico om ontwenningsverschijnselen te krijgen.

 

Autorijden
Als u morfine of een morfineachtige pijnstiller gebruikt, kunt u bijwerkingen hebben zoals sufheid, verwardheid en duizeligheid. Autorijden is dan gevaarlijk.

Bij een politiecontrole op drugsgebruik loopt u het risico een boete te krijgen of uw rijbewijs kwijt te raken.

 

Gebruik van alcohol
Sufheid kan een bijwerking zijn van morfine en morfineachtige pijnstillers. Alcohol kan u extra suf maken.

Matig alcoholgebruik is toegestaan. kunt gerust een biertje, wijntje of borrel nemen. Vaak en veel alcohol gebruiken is niet verstandig. Hierdoor kunnen de bijwerkingen van de pijnstiller erger worden.

 

Pijnstilling via een katheter in het ruggenmerg

Soms helpen de voorgeschreven pijnstillers niet meer of hebben ze te veel bijwerkingen. Ook kan het slikken van veel pijnstillers te belastend zijn. Dan kan pijnstilling via een katheter (slangetje) in het ruggenmerg een optie zijn. Hiervoor is een ruggenprik nodig.

Het belangrijkste voordeel is dat morfine dan direct terechtkomt op de plaats waar het medicijn moet werken. Op die manier kan met een lage dosis morfine de pijn beter worden bestreden. Daardoor zijn bijwerkingen zoals misselijkheid, moeilijke stoelgang en sufheid minder hevig.

Hoe gaat de behandeling?
De anesthesioloog brengt via een ruggenprik de katheter in het wervelkanaal. Daarna schuift hij de katheter onder de huid een stukje naar de buik of schouder. Hij leidt het uiteinde van de katheter door een opening in de huid naar buiten.

De arts sluit de katheter aan op een draagbaar pompje. Via een spuit in het pompje gaat er continu een kleine hoeveelheid pijnstillers door de katheter. Meestal morfine in combinatie met andere pijnstillende medicijnen.

Het pompje heeft een knop waarmee u zelf extra pijnstilling kunt toedienen (tot een bepaald maximum). De arts bepaalt de hoogte van de dosering van de pijnstilling en stelt de pomp in.

 

Mogelijke complicaties en bijwerkingen

De arts bespreekt de mogelijke bijwerkingen met u.

Bijwerkingen van morfine en andere zeer sterke pijnstillers

Morfine en morfineachtige pijnstillers kunnen bijwerkingen hebben. De meeste bijwerkingen gaan na een paar dagen tot weken vanzelf over.

Wanneer de dosis verhoogd worden, zijn er vaak weer bijwerkingen. Ook deze gaan weer over.

 

Veel voorkomende bijwerkingen
Bijwerkingen die vaak voorkomen zijn: verstopping (obstipatie), misselijkheid en overgeven, sufheid en een droge mond.

Verstopping
Om verstopping te voorkomen schrijft de arts altijd een laxeermiddel voor. Krijgt u toch last van verstopping, dan kunt een klysma krijgen. Een klysma is een darmreiniging met een laxerende vloeistof. De verpleegkundige brengt deze vloeistof via de anus in.

Bij langdurige verstopping door het gebruik van morfine kan de arts fentanylpleisters voorschrijven. Deze geven iets minder vaak obstipatieklachten dan andere opiaten.

Lees wat u zelf kunt doen bij verstopping op Voedingenkankerinfo.nl

 

Misselijkheid en overgeven
De eerste dagen na de start van de behandeling kunt u misselijk zijn. Ook na een verhoging van de dosis kunt u dit soort klachten hebben. Dit is vaak binnen een paar dagen over.

De arts kan u medicijnen geven tegen misselijkheid en overgeven (metoclopramide, domperidon haloperidol of ondansetron).

 

Sufheid
In de eerste dagen na de start van de behandeling of na een verhoging van de dosis kunt u suf zijn. Dit is vaak binnen een paar dagen over.

Gaat de sufheid niet over, dan kan de arts u een medicijn voorschrijven met een oppeppende werking (methylfenidaat of modafinil).

 

Droge mond
Bij een droge mond kan een goede mondverzorging helpen, net als genoeg drinken en gebruik van bijvoorbeeld zuurtjes of kauwgom.

 

Minder vaak voorkomende bijwerkingen

Bijwerkingen die soms voorkomen zijn: hallucinaties, delier, jeuk, moeilijk plassen en snelle spiertrekkingen.

Meld dit soort bijwerkingen altijd aan de arts. Deze kan soms medicijnen voorschrijven om de bijwerkingen te verminderen. Ook kan het helpen om de dosis van het opiaat te verlagen.

 

Pijn in de laatste levensfase

De laatste fase van het leven begint als de arts inschat dat u nog ongeveer 3 maanden te leven heeft. De laatste fase kan in werkelijkheid ook (veel) korter of langer duren.

Zeer sterke pijnstillers (opiaten) tegen de pijn
Veel mensen met kanker gebruiken in de laatste fase van hun leven zeer sterke pijnstillers (opiaten). Meestal in de vorm van een pleister. Of via een morfinepomp die het medicijn via een infuus onder de huid toedient.

Opiaten in de stervensfase
In de stervensfase kan een hogere dosis opiaten nodig zijn om de pijn te verlichten. Maar vaak kan de dosis omlaag. Dat komt omdat de nieren steeds slechter gaan werken, waardoor de opiaten (vooral morfine) langer in het bloed blijven. Bij een verlaging van de dosering neemt de kans op bijwerkingen (vooral delier) af.

 

Pijnstilling bij onrust door een delier of pijn
In de terminale fase kan de zieke onrustig zijn. De onrust kan het gevolg zijn van een delier of van pijn. Een delier is een verwardheid die binnen een paar uren tot dagen is ontstaan. Het ene moment is de verwardheid erger dan het andere.

Is de onrust het gevolg van een delier, dan verlaagt de arts de dosering van het opiaat of schrijft hij een ander opiaat voor.
Is de onrust het gevolg van pijn, dan krijgt de stervende extra pijnstilling.

Heeft u last van onrust, dan kunt u beter stoppen met paracetamol en NSAID’s.

 

Zenuwblokkade bij pijn

Als medicijnen tegen de pijn onvoldoende werken of erge bijwerkingen hebben, kan een blokkade van een zenuw of netwerk van zenuwen soms een optie zijn.

 

Wanneer kan een blokkade een optie zijn?
Bij kanker is een pijnblokkade alleen mogelijk voor mensen met ernstige pijn die nog hoogstens 1 tot 2 jaar te leven hebben.

De behandeling wordt alleen gegeven als andere manieren van pijnstilling niet voldoende werken of erge bijwerkingen geven.

 

Hoe werkt het?
Pijn kan komen door een beschadiging in uw lichaam of als iets niet werkt zoals het hoort. De zenuwen in het beschadigde lichaamsdeel geven een seintje naar uw hersenen en u voelt pijn.

Het is mogelijk de zenuwen in het beschadigde lichaamsdeel te blokkeren. Dan gaan er vanuit die zenuw(en) geen pijnprikkels meer naar de hersenen. Hierdoor wordt de pijn minder of verdwijnt de pijn.

Met blokkeren wordt bedoeld dat de pijnspecialist de zenuw of het zenuwnetwerk expres beschadigt. Dit kan met medicijnen of met hitte.


Wat is het effect?
Door de behandeling is tijdelijk minder opiaten (morfine of morfineachtige pijnstillers nodig om de pijn te bestrijden.

Na enige tijd herstelt de zenuw zich. Dan gaan er weer pijnprikkels naar de hersenen. De pijn neemt dan weer toe.

 

Mogelijke behandelingen

De volgende behandelingen zijn mogelijk:

Chordotomie
Voor mensen met pijn aan één kant van het lichaam, lager dan de nek, kan een chordotomie een optie zijn. Dit is een blokkade van een zenuwbaan in het ruggenmerg ter hoogte van de nek.

Deze behandeling helpt maar bij een deel van de mensen. Daarom wordt de behandeling niet vaak gegeven.

Lees ook de algemene informatie over zenuwblokkade.

 

Hoe gaat de behandeling?
De pijnspecialist plaatst 2 speciale naalden onder het oor in de hals. Dit gebeurt onder röntgendoorlichting. Met contrastvloeistof en een elektrisch stroompje controleert hij of de naalden op de goede plaats zitten.

Als de naalden goed zitten, worden ze korte tijd verhit. De hitte onderbreekt de zenuwbanen. Hierdoor kunnen deze zenuwbanen (tijdelijk) geen pijnprikkels meer ‘vervoeren’ naar de hersenen.

Bij pijn in de linkerhelft van uw lichaam, behandelt de arts de zenuwbanen die rechts lopen. Zit de pijn rechts, dan behandelt arts de zenuwbanen die links zitten. De reden hiervoor is dat de pijnbaan gekruist loopt.

De behandeling duurt ongeveer 1 uur.

De behandeling gebeurt in een expertisecentrum. Voor deze behandeling wordt u 2 tot 3 dagen opgenomen.

 

Mogelijke complicaties en bijwerkingen

 

Plexus-coeliacusblokkade

Een tumor in de maag, lever of alvleesklier kan pijn boven in de buik veroorzaken.

De plexus-coeliacus is een zenuwnetwerk in het bovenste deel van de buik. De pijnarts kan dit zenuwnetwerk blokkeren, waardoor u tijdelijk minder pijn heeft.

Lees ook de algemene informatie over een zenuwnetwerkblokkade.

Hoe gaat de behandeling?
De pijnarts plaatst 2 twee speciale naalden in de lage rug. Dit gebeurt onder verdoving.

Onder röntgendoorlichting controleert hij met contrastvloeistof en een elektrisch stroompje of de naalden op de goede plaats zitten.

Als de naalden goed zitten, worden ze korte tijd verhit. Dit onderbreekt de zenuwbanen. Hierdoor kunnen deze zenuwbanen (tijdelijk) geen pijnprikkels meer doorgeven aan de hersenen.

Een andere manier is verdovingsvloeistof, alcohol of fenol inspuiten rondom het zenuwnetwerk.

De behandeling gebeurt in een expertisecentrum. Voor deze behandeling wordt u 2 tot 3 dagen opgenomen.

 

Eerst een proefbehandeling
Voordat u een definitieve plexus coeliacus blokkade krijgt, wordt er eerst altijd een proefblokkade gedaan. De plexus wordt tijdelijk verdoofd met een kortwerkende pijnstiller. Heeft u hierdoor minder pijn, dan volgt de definitieve behandeling.

 

Resultaat van de behandeling
Het resultaat van de blokkade is pas 1 tot 2 dagen na de behandeling duidelijk. De meeste mensen voelen na de behandeling duidelijk minder pijn. Het effect van de behandeling houdt gemiddeld een paar maanden aan.

Als het nodig is, kan de behandeling nog een keer plaatsvinden.

 

Mogelijke complicaties en bijwerkingen

Plexus-hypogastricusblokkade
Een tumor in het bekken (bijvoorbeeld in de prostaat, baarmoeder, eileiders en blaas kan pijn in de onderbuik veroorzaken.

De plexus-hypogastricus is het zenuwnetwerk dat een rol speelt bij pijnklachten vanuit de organen in het bekken. De pijnarts kan dit zenuwnetwerk blokkeren, waardoor u tijdelijk minder pijn heeft.

Lees ook de algemene informatie over een zenuwnetwerkblokkade.

 

Hoe gaat de behandeling?
De pijnarts plaatst onder verdoving 2 naalden in de lage rug, in de buurt van het zenuwnetwerk. Dit gebeurt onder verdoving.

Onder röntgendoorlichting controleert hij met contrastvloeistof en een elektrisch stroompje of de naalden op de goede plaats zitten.

Als de naalden goed zitten, worden ze korte tijd verhit. Dit onderbreekt de zenuwbanen. Hierdoor kunnen deze zenuwbanen (tijdelijk) geen pijnprikkels meer door doorgeven aan de hersenen.

De behandeling gebeurt in een expertisecentrum. Voor deze behandeling wordt u 2 tot 3 dagen opgenomen.

 

Eerst een proefbehandeling
Voordat u een definitieve plexus-hypogastricus blokkade krijgt, wordt er eerst altijd een proefblokkade gedaan. De plexus wordt tijdelijk verdoofd met een kortwerkende pijnstiller. Heeft u hierdoor minder pijn, dan volgt de definitieve behandeling.

 

Resultaat van de behandeling
Het resultaat van de blokkade is pas 1 tot 2 dagen na de behandeling duidelijk.

De meeste mensen voelen na de behandeling duidelijk minder pijn. Het effect van de behandeling houdt gemiddeld enkele maanden aan.

Als het nodig is, kan de behandeling nog een keer plaatsvinden.

 

Mogelijke complicaties en bijwerkingen:

Lower end block
Voor mensen met pijn in het gebied tussen de geslachtsdelen en de anus (perineum) kan een lower end block een optie zijn.

De pijnarts kan de zenuwen in het perineum blokkeren, waardoor u tijdelijk minder pijn heeft.

Lees ook de algemene informatie over een zenuwnetwerkblokkade.

 

Wanneer kan deze behandeling een optie zijn?
De behandeling heeft gevolgen voor de werking van de blaas en de anus. Daarom gebeurt de behandeling alleen bij mensen die al incontinent zijn voor urine of ontlasting.

 

Hoe gaat de behandeling?
De arts brengt een holle naald in de rug, ter hoogte van de onderste lendenwervel. Dit gebeurt onder verdoving.

Hij brengt de naald in de ruimte die gevuld is met hersenvocht. Daarna spuit hij via de naald fenol in deze ruimte. Deze verdovingsvloeistof zakt naar de onderste zenuwen. Hierdoor kunnen deze zenuwen de pijnprikkels minder goed doorgeven en zal de pijn afnemen.

De behandeling duurt ongeveer 30 minuten.

 

Resultaat van de behandeling
Het resultaat van de blokkade is meestal pas 1 tot 2 dagen na de behandeling duidelijk.

De meeste mensen voelen na de behandeling duidelijk minder pijn. Het effect van de behandeling houdt gemiddeld enkele maanden aan.

Als het nodig is, kan de behandeling nog een keer plaatsvinden.

 

Mogelijke complicaties en bijwerkingen

 

Neurolyse
Soms kan een pijnblokkade van een perifere zenuw (neurolyse) een optie zijn. Perifere zenuwen zijn de zenuwen die naar de armen en benen, handen en voeten lopen.

 

Hoe gaat de behandeling?
De pijnarts spuit een verdovingsmiddel en/of een corticosteroïd (ontstekingsremmer) in om de zenuw te onderbreken. Hierdoor wordt in veel gevallen de pijngeleiding onderbroken.

Een andere mogelijkheid om de zenuw te onderbreken is met hitte. Hierbij plaatst de pijnarts een naald ter hoogte van de zenuw. De naald wordt kortdurend verhit. Hierdoor kan de zenuw (tijdelijk) geen pijnprikkels meer door doorgeven aan de hersenen

 

Resultaat van de behandeling
Uw klachten kunnen voor langere tijd minder worden of verdwijnen.

 

Mogelijke complicaties en bijwerkingen