Indicatoren

Indicator 1: Aanvullende diagnostiek bij werkhypothese SOLK

 

Relatie tot kwaliteit

Terugdringen van onnodig aanvullend diagnostiek bij kinderen met de werkhypothese functionele buikpijn, chronische hoofdpijn, chronische pijn in houdings- en bewegingsapparaat of chronische moeheid met als doel het kind niet onnodig te belasten en de kosten van de zorg te reduceren.

 

Definitie

 

Het percentage kinderen dat meer aanvullende diagnostiek krijgt dan aanbevolen wordt in deze richtlijn bij de werkhypothese functionele buikpijn, chronische hoofdpijn, chronische pijn in houdings- en bewe-

gingsapparaat of chronische moeheid.

 

Teller

Aantal kinderen met de werkhypothese functionele buikpijn, chronische hoofdpijn, chronische pijn in houdings- en bewegingsapparaat of chronische moeheid dat meer aanvullende diagnostiek krijgt dan aanbevolen wordt in deze richtlijn.

 

Noemer

Totaal aantal kinderen met de werkhypothese functionele buikpijn, chronische hoofdpijn, chronische pijn in houdings- en bewegingsapparaat of chronische moeheid.

 

In-/exclusiecriteria

 

Code aanvullende diagnostiek en indicatie

 

Type indicator

 

Procesindicator

 

Kwaliteitsdomein

 

Patiëntgerichtheid, doelmatigheid, effectiviteit

 

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg

Er is geen bewijs voor de doelmatigheid van het standaard uitvoeren van uitgebreid aanvullende diagnostiek bij het stellen van de werkhypothese functionele buikpijn, chronische hoofdpijn, chronische pijn in houdings- en bewegingsapparaat of chronische moeheid. Beperkt aanvullende diagnostiek wordt door de werkgroep in deze richtlijn aanbevolen bij somatisch onvoldoende verklaarde buikpijn en moeheid. Het is daarbij belangrijk om in één ronde de diagnostiek uit te voeren en vervolgens de diagnostische fase af te sluiten. Alleen in geval van alarmsymptomen is gericht en uitgebreider aanvullende diagnostiek geïndiceerd om somatische en psychiatrische ziekte uit te sluiten.

 

Mogelijkheden tot verbetering

Door aanvullende diagnostiek te beperken tot eenmalige diagnostiek volgens de aanbevelingen bij werkhypothese SOLK, worden kinderen niet onnodig belast en de kosten van de zorg gereduceerd.

 

Validiteit

Het meten van de hoeveelheid aanvullende diagnostiek bij de werkhypothese SOLK bij kinderen geeft een goed beeld van het niveau van de totale zorg voor kinderen met SOLK. De hoeveelheid aanvullende diagnostiek dient beperkt te blijven tot eenmalige ronde van diagnostiek volgens de aanbevelingen van de richtlijn. Extra diagnostiek leidt tot vertraging van het gehele proces, extra belasting voor het kind en hogere zorgkosten.

 

Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid is afhankelijk van adequate registratie van de klachten, inclusief eventuele aanwezige alarmsymptomen en de afgenomen diagnostiek. De werkgroep verwacht dat deze indicator op betrouwbare wijze is te meten. Onder gelijkblijvende omstandigheden zal de indicator (min of meer) dezelfde resultaten opleveren.

 

Discriminerend vermogen

Aangezien er voldoende variatie in de praktijk lijkt te bestaan, verwacht de werkgroep dat de indicator voldoende tussen ziekenhuizen discrimineert.

 

Minimale bias/beschrijving relevante casemix

Problemen ten gevolge van variatie in casemix zullen zich niet voordoen.

 

Registreerbaarheid/haalbaarheid registratie/tijdsinvestering

De gegevens die verzameld worden voor deze indicator worden op ziekenhuisniveau verzameld. De indicator heeft een lage registratielast.

 

Indicator 2: Recidief SOLK na behandeling

 

Relatie tot kwaliteit

Het terugdringen van het aantal recidieven van SOLK bij kinderen, opdat het kind minder ziektelast ervaart en de zorgkosten omlaag gaan.

 

Definitie

 

Het percentage kinderen met SOLK dat na een adequaat behandeltra-

ject (conform deze richtlijn) zich weer presenteert bij de arts met een nieuwe episode van SOLK.

 

Teller

Het aantal kinderen met SOLK dat na een adequaat behandeltraject (conform deze richtlijn) zich weer presenteert bij de arts met een nieuwe episode van SOLK.

 

Noemer

 

Het totaal aantal kinderen met SOLK dat zich presenteert bij de arts.

 

In-/exclusiecriteria

 

Code SOLK en nieuw patiëntencontact

 

Type indicator

 

Procesindicator

 

Kwaliteitsdomein

 

Effectiviteit, doelmatigheid, patiëntgerichtheid

 

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg

Bij kinderen met SOLK kan na behandeling een recidief van SOLK (met dezelfde presenterende klacht of een andere klacht) optreden. Het tijdig instellen van adequate behandeling en goede monitoring draagt bij aan positief langetermijneffect van de behandeling en daarmee reductie van recidieven.

 

Mogelijkheden tot verbetering

Door afname van het aantal recidieven van kinderen met SOLK neemt de ziektelast bij het kind (en ouders) af en gaan de kosten van de zorg omlaag.

 

Validiteit

Het verminderen van recidieven van kinderen met SOLK is zeer wenselijk, vanwege de afname van de ziektelast bij de kinderen en uiteindelijk reductie van de zorgkosten. Deze indicator geeft een goed beeld van het niveau van de totale zorg voor kinderen met SOLK.

 

Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid is afhankelijk van adequate registratie. Nieuwe patiëntencontacten met bijbehorende indicatie worden goed vastgelegd. De werkgroep verwacht dat deze indicator op betrouwbare wijze is te meten. Onder gelijkblijvende omstandigheden zal de indicator (min of meer) dezelfde resultaten opleveren.

 

Discriminerend vermogen

Aangezien er voldoende variatie in de praktijk lijkt te bestaan, verwacht de werkgroep dat de indicator voldoende tussen huisartsenpraktijken en ziekenhuizen discrimineert.

 

Minimale bias/ beschrijving relevante case-mix

Problemen ten gevolge van variatie in case-mix zullen zich niet voordoen.

 

Registreerbaarheid/ haalbaarheid registratie/tijdsinvestering

De gegevens die verzameld worden voor deze indicator worden op huisartsenpraktijk- en ziekenhuisniveau verzameld. De indicator heeft een lage registratielast.