Do's en don'ts bij de communicatie

Om een optimale communicatie tussen kind, ouders en hulpverleners rond SOLK te bereiken, doet de werkgroep een aantal aanbevelingen aan zorgverleners.

  • Zorg voor een open, geïnteresseerde en empathische houding.
  • Geef bij adolescenten aan dat u hen graag alleen wilt spreken tenzij de jongere dat niet wil, maar voer ook altijd een gesprek met de ouders. Richt u in het gezamenlijk gesprek primair op de jongere.
  • Verhelder de hulpvraag en het patiëntperspectief door biopsychosociale exploratie van zowel kind als ouders.
  • Zorg voor een gestructureerd consult (volgens het SCEGS-model, zie de module Zorgplan met stapsgewijze benadering van SOLK)
  • Geef aandacht aan ‘emotioneel geladen opmerkingen‘ op psychosociaal gebied in het verhaal van
    • kind en ouders, deze bevatten vaak een sleutelopmerking voor de problematiek.
  • Vraag naar (intergenerationele) overtuigingen over gezondheid (en over de specifieke klacht).
  • Benoem dat de klachten reëel zijn en veel voorkomen.
  • Doe altijd lichamelijk onderzoek, het is niet alleen nodig om diagnostisch tot een goede conclusie te komen, maar het helpt ouders en kind ook bij het krijgen van vertrouwen als de arts laat blijken niets over het hoofd te willen zien.
  • Vermijd onnodig aanvullend onderzoek. Als het vanwege een nadrukkelijke vraag van ouder en kind toch nodig lijkt hen hiermee gerust te stellen, geef dan tevoren uitleg wat een negatieve testuitslag betekent en wat de volgende stappen in dat geval zullen zijn.
  • Hanteer positief neutraal taalgebruik dat perspectief biedt op herstel.
  • Vermijd uitspraken als ‘Het is niets’ of ‘Je hebt geen ziekte’.
  • Wees voorzichtig met het normaliseren van klachten daar dit vaak wordt opgevat als ontkenning van het probleem en miskenning van de patiënt.
  • Geef een duidelijke uitleg van de klachten die aansluit bij begrip, zorgen en overtuigingen van kind en ouders (zie de mdoule Educatie: uitleg en verklaringsmodellen SOLK), volsta niet met noemen van alleen een werkhypothese of met alleen standaard voorlichtingsmateriaal.
  • Formuleer de uitleg zo dat deze niet wijst op schuld of zwakte van kind en ouders.
  • Geef de tijd om erover na te denken, ook al kost dit meerdere consulten.
  • Stel onjuiste ideeën over de klacht en van verwachtingen bij.
  • Richt het beleid op vermindering van klachten en verbeteren van activiteiten en participatie (volgens het gevolgenmodel (zie de modules Zorgplan met stapsgewijze benadering van SOLK en Educatie: uitleg en verklaringsmodellen SOLK). Vermijd ”leren leven met de klachten of leren omgaan met de klachten”.
  • Zorg voor gezamenlijke besluitvorming over het vervolgbeleid.
  • Introduceer psychologische hulp pas op het moment dat er een gezamenlijk gedragen visie op de klacht(en) is van kind en ouders.
  • Zorg voor een goede follow-up, benadruk dat de klachten steeds weer opnieuw geëvalueerd kunnen worden.
  • Zorg voor een duidelijke terugrapportage naar de verwijzer en medebehandelaars, waarbij de uitleg van de klachten letterlijk wordt weergegeven.

 

Uit de semi-gestructureerde interviews met kinderen met SOLK en hun ouders die ten behoeve van deze richtlijn gevoerd zijn door de werkgroep (zie de module Inbreng vanuit patiëntenperspectief) komen de volgende aanvullende ‘do’s en don‘ts’ naar voren:

 

Het helpt niet om…

 

Het is wel helpend om…

 

Snel een diagnose te willen stellen en ‘invullen voor een ander’.

 

De klachten op een neutrale en geïnteresseerde manier uit te vragen en empathie te tonen.

 

Alleen een ‘diagnose‘ te benoemen.

 

Je te richten op uitleg van de symptomen en het effect daarvan op het dagelijks functioneren.

 

Te zeggen dat ‘het vanzelf wel overgaat’.

 

Positieve bewoordingen te gebruiken, bijvoorbeeld ‘We kennen dergelijke klachten, ze komen veel voor, je kunt er iets aan doen’.

 

Emotioneel geladen uitspraken te negeren.

 

Gericht te zijn op het verhaal van het kind, en juist door te vragen.

 

Rechtstreeks te bespreken dat psychologische behandeling de aanpak van keuze is.

 

Uitleg te geven over de klachten en kind en ouders de tijd te geven zelf verbanden te gaan zien, ook al vraagt dit meerdere consulten waarbij de uitleg herhaald moet worden.

 

Kinderen mee te laten beslissen over de behandeling.

 

Je te laten leiden door diagnostische onzekerheid.

 

Te laten zien dat je bekend bent met dergelijke klachten. Aan te moedigen de onzekerheid te delen, open te bespreken en te benoemen dat de kans klein is dat we somatische oorzaken over het hoofd zien, maar te benadrukken dat je steeds voor verklaringen open zal blijven staan.