Kennislacunes

Inleiding

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Aandoeningen van de pleura is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de uitgangsvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

 

Module Diagnostische waarde punctiecytologie

Het is onvoldoende onderzocht of herhaalde cytologische punctie bij patiënten met pleuravocht vaker tot een diagnose leidt.

 

Onderzoeksvraag:

Wat is de diagnostische waarde van herhaalde puncties en bijbehorende cytologie ten opzichte van histologie middels VATS/medische thoracoscopie of CT-geleid biopt bij patiënten met pleuravocht?

 

P: patiënten met pleuravocht;

I: cytologie;

C: histologie middels VATS, medische thoracoscopie, CT-geleid biopt;

O: diagnostische accuratesse, complicaties, patiëntvoorkeuren, ligduur.

 

Module Plaats histologie middels VATS in diagnostiek

Het verschil tussen VATS/medische thoracoscopie en CT-geleid biopt (histologie) met betrekking tot de sensitiviteit, complicaties, kosten, ligduur en patiëntvoorkeur is niet (voldoende) onderzocht bij pleuravocht met pleurale verdikking. Slecht 1 studie heeft gekeken naar de sensitiviteit van histologie middels medische thoracoscopie en histologie middels CT-geleid biopt.

 

Onderzoeksvraag:

Wat is de diagnostische waarde van histologie middels VATS/medische thoracoscopie ten opzichte van histologie middels CT-geleid biopt in patiënten met pleuravocht en pleurale verdikking?

 

P: patiënten met pleuravocht en pleurale verdikking;

I: histologie middels VATS/medische thoracoscopie;

C: histologie middels CT-geleid biopt;

O: Diagnostische accuratesse, complicaties, kosten, ligduur, patiëntvoorkeuren.

 

Module moleculaire technieken versus conventionele kweek

Er zou een plaats kunnen zijn voor een pneumokokken antigeen test in de diagnostiek naar de verwekker. Echter, deze test is nog niet geregistreerd voor gebruik op pleuravocht.

 

Onderzoeksvraag:

Is de pneumokokken antigeen test (op pleuravocht/bloed/urine) een goede test voor het aantonen van een pneumokok als veroorzaker van een empyeem?

 

Module Niet-medicamenteuze behandeling van empyeem

Het is onvoldoende onderzocht of VATS bij patiënten met empyeem/gecompliceerde parapneumonische effusie tot een vermindering in de opnameduur leidt.

 

Onderzoeksvraag:

Wat zijn de gunstige en ongunstige effecten van een drain met of zonder fibrinolytica ten opzichte van een VATS bij patiënten met empyeem/gecompliceerde parapneumonische effusie?

 

P: patiënten met empyeem/gecompliceerde parapneumonische effusie;

I: VATS;

C: drain met of zonder fibrinolytica;

O: opnameduur, mortaliteit, complicaties (sepsis, bloeding), kosten.

 

Mogelijk zou ook uitkomstmaten als pijn en succespercentage van de behandeling meegenomen kunnen worden.

 

Module Medicamenteuze behandeling van empyeem

Het is onvoldoende onderzocht of er een verschil is in klinische uitkomst tussen het gebruik van verschillende cefalosporines voor het behandelen van een pleuraempyeem.

 

Daarnaast is het onvoldoende onderzocht wat de minimale antibiotische therapieduur moet zijn bij pleuraempyeem en van welke factoren dit afhangt.

 

Het is niet onderzocht of het doen van vervolgkweken na start therapie voor het monitoren van de therapie nuttig is.

 

Onderzoeksvraag:

Wat zijn de gunstige en ongunstige effecten van verschillende antibiotische behandelingen in patiënten met empyeem?

 

P: patiënten met empyeem;

I: antibiotische behandeling A;

C: antibiotische behandeling B;

O: opnameduur, mortaliteit, complicaties, behandelingsfalen, c-reactief

proteïne, kosten, koorts, leukocytengetal, totale duur van de behandeling.

 

Daarnaast is het onvoldoende onderzocht wat de minimale antibiotische therapieduur moet zijn bij pleuraempyeem en van welke factoren dit afhangt.

 

Het is ook onvoldoende onderzocht of het doen van vervolgkweken na start therapie voor het monitoren van de therapie nuttig is.

 

Module Waarde van alteplase/dornase

Onderzoeksvraag:

Wat zijn de gunstige en ongunstige effecten van een behandeling middels thoraxdrainage met intrapleurale alteplase en/of dornase ten opzichte van een behandeling middels thoraxdrainage met of zonder urokinase bij patiënten met empyeem/gecompliceerde parapneumonische effusie?

 

P: patiënten met empyeem/gecompliceerde parapneumonische effusie;

I: thoraxdrain met alteplase en/of dornase (DNase);

C: thoraxdrain met of zonder urokinase;

O: opnameduur, mortaliteit, complicaties en kosten.