Kennislacunes

Inleiding

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Antenatale hydronefrose is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de uitgangsvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

 

Module 1 Indicatie echografische vervolgonderzoek

Het is niet (onvoldoende) onderzocht welke factoren aanwezig op de 20 weken echo voorspellend zijn voor de uitkomst bij AD 32 weken, postnatale urineweginfecties, verminderde differentiële en nierfunctie en postnatale operatie. Er is behoefte aan prospectief uitgevoerde studies waarin de zoekvraag verder wordt onderzocht.

 

Module 2 Indicatie mictie-cysto-urethrogram

Het is onvoldoende onderzocht welke bevindingen op de echo voorspellend zijn voor urineweginfecties, hooggradige vesico-ureterale reflux, noodzaak operatief ingrijpen in verband met hooggradige vesico-ureterale reflux. Er is behoefte aan prospectief uitgevoerde studies waarin de zoekvraag verder wordt onderzocht.

 

Module 3 Indicatie renogram

Op dit moment zijn er weinig kwalitatieve studies die de zoekvraag beantwoorden. Er is internationaal grote belangstelling voor proteomen in de urine bij proefdieren en foetussen/ pasgeborenen en de voorspellende waarde daarvan bij patiënten met obstructieve uropathie en chronische nierinsufficiëntie (Papadopoulos, 2017; Decramer, 2006; Magelhaen, 2018; Klein, 2013). Het zou goed kunnen dat in de toekomst bepaalde onderzoeken die we nu doen om de indicatie voor een operatie vast te stellen, waaronder het renogram, minder vaak uitgevoerd of achterwege gelaten kunnen worden. De vorderingen in dit gebied moeten op de voet gevolgd worden.

 

Module 4 Waarde directe postnatale start antibioticaprofylaxe

De waarde van de directe postnatale start van de antibioticaprofylaxe is onvoldoende onderzocht.

 

Voorstel onderzoeksvraag:

Wat zijn de gunstige en ongunstige effecten van postnataal starten met antibiotische profylaxe bij een neonaat met antenatale hydronefrose op basis van de 20-32 weken echo?

 

P: neonaat met antenatale hydronefrose op basis van de 32 weken echo;

I: start antibiotische profylaxe direct na de geboorte (binnen een paar dagen postpartum);

C: geen antibiotische profylaxe of placebobehandeling;

O: urineweginfecties met/zonder koorts/sepsis, opnameduur, ‘renal scarring’ op DMSA-scan, afname nierfunctie en/of differentiële functie, mortaliteit, complicaties (diarree, braken, voedingsproblemen).