Indicatoren

Onderstaande structuurindicatoren zijn afgeleid van de aanbevelingen uit de richtlijn Hierbij is rekening gehouden met:

 

Structuurindicator

Aanbeveling waarvan structuurindicator is afgeleid

 

 

 

 

1a. Beschikt de afdeling (SEH, Plastische chirurgie, Orthopedie, Traumatologie, Revalidatiegeneeskunde) over een protocol voor diagnostiek, behandeling en nabehandeling?

  • Ja
  • Nee

 

 

 

1b. Worden patiënten die geopereerd zijn voor een flexorpeesletsel minimaal 3 maanden gevolgd?

  • Ja
  • Nee

 

1c. Worden bij follow-up de volgende uitkomstmaten vastgelegd in het patiëntdossier:

  • Functie van de vinger (active range of motion, passive range of motion en kracht) én
  • Evaluatie van de functionaliteit en het participatieniveau én
  • Wondinfectie én
  • Ruptuur?
  •  Ja
  • Nee

Uitgangsvraag: Op welke wijze wordt de kwaliteit van een ingreep voor een flexorpeesletsel van de hand gewaarborgd?

 

1a. Er dienen protocollen aanwezig te zijn op betrokken afdelingen voor:

  • Diagnostiek
  • Behandeling
  • Nabehandeling

 

 

 

 

1b. Volg patiënten die geopereerd zijn voor een flexorpeesletsel minimaal 3 maanden.

 

 

 

 

1c. Leg bij de follow-up de volgende uitkomstmaten vast:

  • Functie van de vinger (active range of motion, passive range of motion en kracht)
  • Evaluatie van de functionaliteit en het participatieniveau
  • Wondinfectie
  • Ruptuur

2. Wordt een patiënt met een flexorpeesletsel voor nabehandeling routinematig door de ter zake kundig specialist* verwezen naar een handtherapeut*

  • Ja
  • Nee

Uitgangsvraag: Wat zijn de minimum criteria waaraan een handtherapeut/werkplek van de handtherapeut moet voldoen om een peesletsel na te behandelen?

 

2. De nabehandeling dient verricht te worden door een handtherapeut*.

* zie de ‘definities en begrippen’ bij de aanverwante producten