Algemene inleiding

Aanleiding voor het maken van de richtlijn

Achtergrond

Anno 2012 ontwikkelt in Nederland één op de acht vrouwen (12,5%) gedurende haar leven borstkanker. De invoering van het landelijk bevolkingsonderzoek en voortschrijdend inzicht in de multidisciplinaire oncologische behandeling van borstkanker hebben geleid tot vroegere detectie, verbeterde behandeling en sterftereductie (Otto, 2012).

 

Naast oncologisch optimale zorg is voor de patiënt ook het cosmetisch eindresultaat belangrijk, waardoor zowel borstsparende- als ablatieve behandeling in een ander daglicht zijn komen te staan. Het bespreken van de mogelijkheden tot een directe borstreconstructie ten tijde van een geplande ablatio of een uitgestelde borstreconstructie in een later stadium wordt tegenwoordig als een standaard onderdeel van de preoperatieve informatie beschouwd. Ook worden tijdens borstsparende ingrepen steeds vaker verschuivingsplastieken (oncoplastische chirurgie) uitgevoerd met als doel een beter cosmetisch resultaat te bereiken.

 

Identificatie van genmutaties (onder andere BRCA1 en BRCA2) en het daarmee gepaard gaande verhoogde risico op het ontwikkelen van borstkanker, heeft een toename veroorzaakt in de vraag naar preventieve bilaterale ablatieve chirurgie bij veelal zeer jonge vrouwen (Lostumbo et al, 2010; Arver et al, 2011; Metcalfe et al, 2012). Ook hierdoor wordt een toename in de vraag naar (meestal) directe borstreconstructies verklaard.

 

Ontwikkelingen op het gebied van autologe borstreconstructietechnieken hebben ervoor gezorgd dat complexe en arbeidsintensieve microchirurgische reconstructies, waarbij huid- en/of vetweefsel wordt getransplanteerd (met name Deep Inferior Epigastric artery Perforator (DIEP) lap procedures), steeds meer tot het armamentarium van plastisch en reconstructief chirurgen zijn gaan behoren.

 

Ten slotte hebben de toegenomen mondigheid van patiënten en verbeterde beschikbaarheid van informatie over borstreconstructie mogelijkheden geleid tot een toename in de vraag naar verschillende vormen van borstreconstructie.

 

Al het bovenstaande heeft er voor gezorgd dat een steeds groter beroep wordt gedaan op plastisch chirurgen om te participeren in de multidisciplinaire zorg rondom patiënten met borstkanker of een verhoogd risico op borstkanker. Door toenemende volumina en tijdsintensieve procedures staan plastisch chirurgen, en de andere leden van het MDO, niet alleen voor logistieke problemen maar ook voor nieuwe vraagstukken waarvoor tot op heden nog geen ondersteunende richtlijn bestond.

 

Noodzaak van de richtlijn

De behandeling van borstkanker is complex, bij uitstek multidisciplinair en behandelprotocollen worden voortdurend herzien. Deze richtlijn kan helpen bij het ordenen en samenvatten van wetenschappelijk bewijs op basis waarvan multidisciplinaire mammateams onderbouwde keuzes kunnen maken over zaken als timing en type borstreconstructie in combinatie met oncologische behandelingen. Daarnaast kan de richtlijn helpen bij de kennisoverdracht over borstreconstructie aan de overige (niet plastisch chirurgische) teamleden en dientengevolge de communicatie tussen de diverse teamleden bevorderen. Ook kan de richtlijn bijdragen aan een optimalisering van de geleverde zorg en begeleiding van borstreconstructie patiënten. Hierdoor zou uiteindelijk de algehele kwaliteit van leven van borstreconstructie patiënten kunnen verbeteren.

 

Er vinden continu innovaties plaats in borstreconstructietechnieken. Innovaties zijn belangrijk omdat zij kunnen leiden tot betere zorg. In de richtlijn wordt wetenschappelijk bewijs over veiligheid, meerwaarde en effectiviteit van de belangrijkste aanvullende borstreconstructie technieken samengevat en worden aanbevelingen geformuleerd over het gebruik van deze aanvullende technieken in de dagelijkse praktijk.

 

De almaar stijgende kosten van de gezondheidszorg zijn reden tot zorg waardoor uiteindelijk ook de borstreconstructieve zorg onder druk zou kunnen komen te staan. Zo worden bijvoorbeeld steeds vaker dure, complexe microchirurgische reconstructies uitgevoerd. Daarom bevat de richtlijn ook een module over de kosten van verschillende borstreconstructie technieken.

 

Doel van de richtlijn

Ontwikkelen van een multidisciplinaire kwaliteitsrichtlijn voor borstreconstructies bij vrouwen na borstsparende therapie of ablatio vanwege borstkanker of na een profylactische ablatio.

 

Afbakening van de richtlijn

De richtlijn richt zich op alle patiënten met een indicatie voor borstreconstructie na borstsparende therapie of een ablatio. De richtlijn kan daarnaast ook gebruikt worden voor borstreconstructie bij patiënten na chirurgische behandeling voor een benigne tumor van de borst. In de richtlijn worden geen uitspraken gedaan over de behandeling van borstkanker. Daarvoor wordt verwezen naar de NABON richtlijn voor behandeling van borstcarcinoom, waarop deze richtlijn aansluit.

 

Specifieke vragen waarvoor deze richtlijn aanbevelingen geeft, zijn:

 

Reconstructietechnieken bij ablatieve behandeling:

Wanneer een borstreconstructie wordt uitgevoerd met een implantaat:

 

Wanneer een borstreconstructie wordt uitgevoerd met een latissimus dorsi:

 

Wanneer een autologe borstreconstructie wordt uitgevoerd met een abdominaal weefsel:

 

Borstsparende therapie

 

Borstreconstructie en radiotherapie

 

Behandeling hoog risico patiënten

 

Borstreconstructie en systemische therapie

 

Aanvullende technieken

 

Organisatie van nazorg en nacontrole

 

Kwaliteit

 

Kostenoverwegingen bij de richtlijn borstreconstructie

Er is een aparte bijlage met kostenoverwegingen toegevoegd aan de aanverwante producten van deze richtlijn.

 

Beoogde gebruikers van de richtlijn

De richtlijn beoogt een praktisch handvat te bieden aan plastisch chirurgen en de leden van het multidisciplinair mammateam (oncologisch chirurg, internist-oncoloog, radiotherapeut-oncoloog, radioloog, patholoog, psycholoog, verpleegkundig specialist mammacare-verpleegkundige). Tevens is een versie voor patiënten ontwikkeld.

 

Literatuurlijst

Arver B, Isaksson K, Atterhem H, et al. Bilateral prophylactic mastectomy in Swedish women at high risk of breast cancer: a national survey. Ann Surg. 2011;253:1147-54.

Lostumbo L, Carbine NE, Wallace J. Prophylactic mastectomy for the prevention of breast cancer. Cochrane Database Syst Rev. 2010;10(11):CD002748.

Metcalfe KA, Mian N, Enmore M, et al. Long-term follow-up of jewish women with a BRCA1 and BRCA2 mutation who underwent population genetic screening. Breast Cancer Res Treat. 2012;133:735-40.

Otto SJ, Fracheboud J, Verbeek AL, et al. Mammography Screening and Risk of Breast Cancer Death: A Population-Based Case-Control Study. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2012;21:66-73.