Algemene inleiding

Aanleiding voor het maken van de richtlijn

Er is een toenemend gebruik van Tumor Necrosis Factor-alfa (TNF-α)-blokkers en andere immuunsuppressieve medicatie waarvan is aangetoond, of waarvan op grond van het werkingsmechanisme aannemelijk lijkt, dat deze het risico op (reactivatie van latente) tuberculose verhogen. Reactivatie van een latente tuberculose-infectie (LTBI) door dit soort medicatie kan leiden tot ernstige (gedissemineerde) en levensbedreigende vormen van actieve tuberculose (Solovic, 2010). Dit kan voorkomen worden door profylactische behandeling van LTBI, welke in Nederland tot meer dan 95% vermindering van het risico op tuberculose leidt (Erkens, 2017), met vermindering van ziektelast voor het individu en verdere terugdringing van tuberculose in Nederland. Een aanzienlijke afname van het aantal gevallen van actieve tuberculose is ook beschreven bij screening op en behandeling van LTBI voorafgaand aan immuunsuppresieve medicatie (Carmona, 2005).

 

De vigerende richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR) over de screening voorafgaand aan de start van TNF-α-blokkers is inmiddels vijftien jaar oud (NVR, 2003). In 2014 publiceerde de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) als aanvulling op de richtlijn het statement Tuberculose en TNF-α-blokkerende therapie, waarin onder andere nieuwe diagnostiek (interferon gamma release assay’s; IGRA’s) een plek kreeg (NVALT, 2014). Er was behoefte om de materie systematisch uit te werken volgende de GRADE-methodiek, waarbij breder wordt gekeken dan TNF-α-blokkers, en in samenwerking met alle (beroeps)verenigingen die betrokken zijn bij de tuberculosescreening en immuunsuppressieve therapie. De voorliggende multidisciplinaire richtlijn is daar het product van.

 

Als introductie op de richtlijn volgt een aantal overwegingen ten aanzien van het risico op en de gevolgen van reactivatie van tuberculose bij gebruik van TNF-α-blokkerende en andere immuunsuppressieve medicatie.

 

Doel van de richtlijn

Het doel van deze richtlijn is te komen tot een uniform en optimaal beleid ten aanzien van de screening van patiënten op een LTBI en (actieve) tuberculose, voorafgaand aan het starten van een behandeling met genoemde immuunsuppressieve medicatie.

 

Bij het ontwikkelen van de richtlijn zijn vele partijen betrokken, waaronder longartsen (NVALT), reumatologen (NVR), internisten (NIV), artsen maatschappij en gezondheid (tuberculoseartsen, VvAwT), artsen-microbioloog (NVMM) en kinderartsen (NVK). De richtlijn wordt ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Afbakening van de richtlijn

Deze richtlijn gaat over patiënten bij wie wordt overwogen immuunsuppressieve medicatie voor te schrijven. Meer specifiek betreft dit medicatie waarvan is aangetoond dat het geassocieerd is met een substantieel verhoogd risico op reactivatie van LTBI, of waarvan op grond van het werkingsmechanisme een verhoogd risico op (reactivatie van latente) tuberculose kan worden verondersteld. Bij twijfel over een verhoogd risico kan de tuberculose-coördinator van het ziekenhuis worden geraadpleegd.

 

De werkgroep vindt dat voor iedere patiënt die genoemde immuunsuppressieve medicatie gaat krijgen, een risicoprofiel voor tuberculose en LTBI moet worden opgesteld. De uitwerking hiervan staat beschreven in module 1: Risico-inventarisatie op latente tuberculose-infectie bij volwassenen. De mogelijk daaropvolgende diagnostiek staat uitgelegd in module 2: Diagnostische testen voor latente tuberculose-infectie.

 

Het screeningsbeleid van kinderen staat in een aparte module beschreven (module 3 Screening bij kinderen). Kinderen volgen een ander traject, dat past bij hun leeftijdsgebonden problematiek.

 

De richtlijn gaat niet in op laboratoriumtesten om een LTBI of actieve tuberculose aan te tonen. Voor deze en andere onderwerpen over tuberculose wordt verwezen naar de vigerende richtlijnen:

 

Beoogde gebruikers van de richtlijn

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij gebruik van immuunsuppressieve medicatie zoals in deze inleiding staat gedefinieerd. Dit zijn onder meer: longartsen, reumatologen, dermatologen, internist-infectiologen, artsen maatschappij en gezondheid (tuberculoseartsen), artsen-microbioloog, maag-darm-lever-artsen, kinderartsen en oogartsen.

 

Literatuurlijst

Cantini F, Nannini C, Niccoli L, et al. Risk of Tuberculosis Reactivation in Patients with Rheumatoid Arthritis, Ankylosing Spondylitis, and Psoriatic Arthritis Receiving Non-Anti-TNF-Targeted Biologics. Mediators Inflamm. 2017;2017:8909834. doi: 10.1155/2017/8909834.

Cantini F, Niccoli L, Goletti D. Adalimumab, etanercept, infliximab, and the risk of tuberculosis: data from clinical trials, national registries, and postmarketing surveillance. J Rheumatol Suppl. 2014;91:47-55. doi: 10.3899/jrheum.140102. Review. PubMed PMID: 24789000.

Carmona L, Gomez-Reino JJ, Rodriguez-Valverde V, et al. Effectiveness of recommendations to prevent reactivation of latent tuberculosis infection in patients treated with tumour necrosis factor antagonists. Arthritis Rheum 2005;52:717-22

Cohen SB, Tanaka Y, Mariette X, Curtis JR, Lee EB, Nash P, Winthrop KL, Charles-Schoeman C, Thirunavukkarasu K, DeMasi R, Geier J, Kwok K, Wang L, Riese R, Wollenhaupt J. Long-term safety of tofacitinib for the treatment of rheumatoid arthritis up to 8.5 years: integrated analysis of data from the global clinical trials. Ann Rheum Dis. 2017;76(7):1253-1262. doi:10.1136/annrheumdis-2016-210457.

CPT-richtlijn Behandeling latente tuberculose-infectie. Den Haag: Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding, KNCV Tuberculosefonds; 2015.

CPT-richtlijn Diagnostiek latente tuberculose-infectie. Den Haag: Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding, KNCV Tuberculosefonds; in concept.

CPT-richtlijn Reizigers naar tuberculose-endemische gebieden. Den Haag: Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding, KNCV Tuberculosefonds; 2018.

CPT-richtlijn Tuberculose-HIV. Den Haag: Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding, KNCV Tuberculosefonds; 2013.

Erkens, C. G. M. Evaluating the effectiveness of interventions for the prevention of tuberculosis in a loincidence setting;2017.

Hofland RW, Thijsen SFT, Verhagen MAMT Schenk Y, Bossink AWJ. Tuberculosis during TNF-α inhibitor therapy, despite screening. Thorax 2013;68:1079–1080.

Jick SS, Lieberman ES, Rahman MU, Choi HK. Glucocorticoid use, other associated factors, and the risk of tuberculosis. Arthritis & Rheumatism (Arthritis Care & Research). 2006; 55(1):19–26

Nationaal plan Tuberculosebestrijding – op weg naar eliminatie (RIVM, 2016-2020).

NVALT-richtlijn Medicamenteuze behandeling van tuberculose. Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose; 2014.

NVMM-richtlijn Myobacteriele laboratoriumdiagnostiek. Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie; 2015.

NVR-richtlijn Goed en Verantwoord Gebruik van Biologicals. Nederlandse Vereniging voor Reumatologie; 2010.

RIVM-rapport Nationaal plan Tuberculosebestrijding 2016-2020 – op weg naar eliminatie. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Ministerie van VWS; 2016.

RIVM-rapport Tuberculose in Nederland 2016 - Surveillance rapport. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, ministerie van VWS. 2017.

Sester M et al. Risk Assessment of Tuberculosis in Immunocompromised Patients. Am J Respir Crit Care Med. 2014; 190(10):1168–1176

Sester M, van Crevel R, Leth Fv, Lange C. Numbers needed to treat to prevent tuberculosis. Eur Respir J. 2015;46(6):1836-8.

Solovic I, Sester M, Gomez-Reino JJ, Rieder HL, Ehlers S, Milburn HJ, Kampmann B, Hellmich B, Groves R, Schreiber S, Wallis RS, Sotgiu G, Schölvinck EH, Goletti D, Zellweger JP, Diel R, Carmona L, Bartalesi F, Ravn P, Bossink A, Duarte R, Erkens C, Clark J, Migliori GB, Lange C. The risk of tuberculosis related to tumour necrosis factor antagonist therapies: a TBNET consensus statement. Eur Respir J. 2010;36(5):1185-206. doi: 10.1183/09031936.00028510.

Tubach F, Salmon D, Ravaud P, et al. Risk of tuberculosis is higher with anti-tumor necrosis factor monoclonal antibody therapy than with soluble tumor necrosis factor receptor therapy: the three-year prospective French Research Axed on Tolerance of Biotherapies registry. Arthritis Rheum 2009; 60: 1884–1894.

Wilson JMG, Jungner G. Principles and practice of screening for disease. Geneva: WHO; 1968

Winthrop KL, Park SH, Gul A, et al. Tuberculosis and other opportunistic infections in tofacitinib-treated patients with rheumatoid arthritis. Ann Rheum Dis. 2016;75(6):1133-8. doi: 10.1136/annrheumdis-2015-207319.