Algemene inleiding

Aanleiding voor het maken van de richtlijn

De sectie Parasitologie van de Stichting Kwaliteitsbewaking Medische Laboratoria (SKML) constateert dat de kwaliteit van met name de traditionele, op microscopie gebaseerde diagnostiek van intestinale parasieten afneemt. Uit de resultaten van de driemaandelijkse SKML-rondzendingen blijkt dat er vooral bij materialen met parasitaire protozoa veel foutieve resultaten door de deelnemende laboratoria gerapporteerd worden. Werd er in 2013 voor deze materialen nog door 88% van de laboratoria een correcte diagnose gesteld, in 2015 daalde dit percentage naar 74%.

 

Daarnaast is gebleken dat het voor veel laboratoria onvoldoende duidelijk is welke combinatie van onderzoeksmethoden optimaal is voor de diagnostiek van parasitaire darminfecties (met andere woorden: een helder algoritme ontbreekt) en welke minimale kwaliteitseisen daarop van toepassing zijn.

 

Doel van de richtlijn

Het ontwikkelen van een up-to-date multidisciplinaire evidence-based richtlijn voor de laboratoriumdiagnostiek van intestinale parasieten bij volwassenen en kinderen met verdenking op een parasitaire darminfectie in de intra- en extramurale setting.

 

Afbakening van de richtlijn

Volwassenen en kinderen met klachten met verdenking op een parasitaire darminfectie en  risicogroepen zonder klachten met verdenking op een parasitaire darminfectie in de intra- en extramurale setting (eerste-, tweede- en derdelijn). Het gaat in deze richtlijn om parasieten waarvan tenminste één stadium zich in de darm bevindt. Dit kunnen (oö)cysten, trofozoïeten, eieren, larven of volwassen wormen zijn. De richtlijn neemt daarom, hoewel strikt genomen geen darmparasieten, wel Schistosoma spp. en Fasciola spp. mee, maar bijvoorbeeld niet de species die behoren tot het geslacht Trichinella die wel diarree kunnen veroorzaken maar beschouwd wordt als weefselparasiet.

 

De richtlijn gaat over:

  • alle pathogene darmparasieten (wormen en protozoa) die aantoonbaar zijn in feces; van deze parasieten moet zich tenminste één stadium in de darm bevinden; dit kunnen (oö)cysten, trofozoïeten, eieren, larven of volwassen wormen zijn;
  • fecesdiagnostiek + aanvullende diagnostiek (serologie).

 

De richtlijn gaat niet over:

  • bloedparasieten;
  • weefselparasieten, zoals Trichinella spp.;
  • diagnostiek bij uitbraken;
  • online testen.

 

De richtlijn dient aan te sluiten op:

  • de diagnostiekparagraaf van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) richtlijnen van betreffende micro-organismen (ziektebeeld);
  • NHG standaard acute diarree en andere relevante NHG standaarden;
  • Infectious Diseases Society of America (IDSA) Practical Guidelines for the Management of Infectious Diarrhea

 

Specifieke vragen waarvoor deze richtlijn aanbevelingen geeft zijn:

Module: Indicaties voor parasitologisch onderzoek         

Wanneer is bij patiënten parasitologisch onderzoek van de feces en eventuele aanvullende diagnostiek (serologie) geïndiceerd?

 

Module: Diagnostisch pakket

Naar welke pathogenen is laboratoriumonderzoek geïndiceerd bij een diagnostische aanvraag voor parasitologisch onderzoek?

 

Module: Diagnostiek van intestinale parasieten

Welke methoden zijn geschikt om intestinale parasieten aan te tonen?

 

Module: Aanvraag en rapportage voor diagnostisch onderzoek naar darmparasieten

  1. Welke klinische gegevens dienen er bij de aanvraag voor onderzoek naar darmparasieten te worden verstrekt?
  2. Wat rapporteert een laboratorium minimaal bij onderzoek naar darmparasieten?

 

Module: Kwaliteit           

Aan welke criteria dient een laboratorium dat parasitologisch onderzoek verricht te voldoen?

 

Aanverwante producten:

  • Indicatoren
  • Kennislacunes
  • Implementatieplan
  • Algoritme bij een patiënt met een indicatie voor laboratoriumdiagnostiek van intestinale parasieten

 

Beoogde gebruikers van de richtlijn

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de diagnostiek van parasitaire darminfecties, zoals artsen-microbioloog; parasitologen;  internisten; MDL-artsen; GGD-artsen; huisartsen; kinderartsen en medewerkers op het microbiologisch laboratorium.

 

Definities en begrippen

Diarree

Een veranderd patroon van ontlasting, met een andere consistentie (frequentere en/of dunnere ontlasting).

Immuungecompromitteerd

Individu met afweerstoornis op basis van ziekte (aangeboren of verworven) dan wel op basis van medicatie die de afweer vermindert (Opstelten et al., 2016).

Intestinale parasiet

Organisme (zowel protozoa als worm) dat (deels) in de darm van de mens leeft en/of zich daar vermenigvuldigt.

Kind

Individu <18 jaar

Klachten en/of symptomen

  • (bloederige) diarree en/of buikpijn langer dan 10 dagen;
  • worm gezien in/op/naast ontlasting;
  • huidafwijkingen;
  • perianale jeuk;
  • onbegrepen eosinofilie.

Migrant

Individu dat geboren is of langere tijd heeft verbleven in lage- en middeninkomenslanden en op het moment van onderzoek verblijft in een met Nederland vergelijkbare setting.

Pathogene darmparasiet

Darmparasiet die ziekte kan veroorzaken bij de mens.

Reiziger

Individu, reizend vanuit een sociaaleconomisch met Nederland vergelijkbare setting naar lage- en middeninkomenslanden.

 

Literatuurlijst

Wim Opstelten, J.W.J. (Hans) Bijlsma, Luc B.S. Gelinck, C.M.J. (Lian) Hielkema, Theo J.M. Verheij en Willem van Eden. Risicogroepen en gevolgen voor de huisartspraktijk. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2016