Algemene inleiding

Aanleiding

In de huidige situatie is sprake van grote variatie als het gaat om de organisatie van de afdelingen spoedeisende hulp (SEH’s) in Nederland. Voor zes complexe spoedstromen (buikaneurysma, acuut myocardinfarct, beroerte, multitrauma, heupfractuur en geboortezorg) zijn activiteiten ondernomen om de organisatie en de kwaliteit van deze specifieke spoedstromen in Nederland verder te optimaliseren (Spoed moet goed: Indicatoren en normen voor zes spoedzorgindicaties, ZINL 16 december 2015). Voor de grootste stroom patiënten die zich presenteert op de SEH, die niet past binnen een van de zes complexe spoedstromen, zijn geen kwaliteitseisen geformuleerd. Verder is het ook niet altijd duidelijk wat de minimale eisen zijn die gesteld kunnen worden aan het personeel op de SEH, zowel met betrekking tot opleiding als ervaring als met betrekking tot verantwoordelijkheden. Dit document bevat aanbevelingen waar de zorg op de SEH aan zou moeten voldoen op het gebied van organisatie, voorzieningen en doorlooptijden, met als doel de landelijke variatie in kwaliteit te beperken. De zorg wordt beschreven vanaf het moment waarop de patiënt binnenkomt op SEH of acute-opname-afdeling (AOA) tot ontslag naar huis, tot overdracht naar een ander ziekenhuis of tot maximaal 24 uur na aankomst (ook bij overdracht naar een andere afdeling). Wetenschappelijke verenigingen en ziekenhuizen kunnen deze aanbevelingen verwerken in checklists of indicatoren (bijvoorbeeld voor kwaliteitsvisitatie), waarmee implementatie en borging vorm krijgen.

 

Dit document vormt een nadere invulling voor de Intramurale Spoedzorg van het document Kwaliteitskader Spoedzorgketen, wat door een groot aantal koepelorganisaties is ontwikkeld op initiatief van het Zorginstituut Nederland, en met ondersteuning van het LNAZ (Landelijk Netwerk Acute Zorg) en SIRM (Strategies in Regulated Markets). Het Kwaliteitskader Spoedzorgketen richt zich op de kwaliteit van de spoedzorg die zorgverleners in ketenverband leveren en beschrijft de normen, richtlijnen en aanbevelingen voor de samenwerking van de schakels in de keten.

 

Deze twee documenten dragen bij aan de integrale samenwerking die nodig is op de SEH, zodat de patiënt de beste kwaliteit van zorg ontvangt. Op deze wijze wordt de aansluiting tussen de prehospitale fase en de SEH bevorderd, doordat bekend is wat zorgverleners en patiënten kunnen verwachten. Dit is belangrijk om ervoor te zorgen dat de patiënt met een specifieke zorgvraag tijdig op de juiste plek terecht komt (voorkomen ondertriage) en dat patiënten met een nog onduidelijke zorgvraag niet ten onrechte naar een gespecialiseerde spoedzorgafdeling wordt gebracht (overtriage).

 

Afbakening

Deze kwaliteitsstandaard is gericht op alle patiënten die binnenkomen op de SEH zonder duidelijke diagnose en niet te plaatsen zijn in een van de complexe spoedstromen (buikaneurysma, acuut myocardinfarct, beroerte, multitrauma, heupfractuur en geboortezorg). Voor iedere arts werkzaam op de SEH geldt dat deze zijn bekwaamheid op peil dient te houden, ook om de inschatting te kunnen maken of een patiënt wel of niet in een van de complexe spoedstromen thuis hoort. Dit document gaat over de basiseisen die gesteld kunnen worden aan de opvang van patiënten bij wie niet bij binnenkomst al duidelijk is wat er aan de hand is. Voor SEH’s die specifieke patiëntenstromen opvangen (zogenaamde profiel-SEH’s), zoals patiënten met een beroerte, brandwonden of ernstig trauma, kunnen aanvullende eisen gelden. Voor zover onze aanbevelingen nog niet gedefinieerd zijn in de complexe spoedstromen geldt ook voor die ziektebeelden deze standaard.

 

Deze ‘ongedifferentieerde patiënten’ zorgen voor 90% van de jaarlijks twee miljoen SEH-bezoeken. Van deze twee miljoen patiënten is ongeveer 60 tot 75% verwezen en komt 25 tot 40% zonder verwijzing. Met de SEH wordt de afdeling bedoeld waar patiënten worden opgevangen die met spoed medische zorg nodig hebben; dit kan in ziekenhuizen ook bijvoorbeeld een acute-opnameafdeling zijn. De zorg wordt beschreven vanaf het moment waarop de patiënt binnenkomt op SEH of acute-opnameafdeling (AOA) tot ontslag naar huis, tot overdracht naar een ander ziekenhuis of tot maximaal 24 uur na aankomst (ook bij overdracht naar een andere afdeling, de eerste hart hulp valt hier buiten (EHH)).

 

Bij alle modules is door de werkgroep besproken of er specifieke aanbevelingen nodig zijn voor twee kwetsbaardere groepen: kinderen en ouderen. Een steeds groter aandeel van de SEH-patiënten wordt gevormd door de ouderen (>65 jaar). Bij deze patiënten is in veel gevallen sprake van complexe problematiek: naast multimorbiditeit en polyfarmacie is vaak sprake van een atypische presentatie, en het verrichten van diagnostiek bij patiënten met cognitieve problemen en/of een delier kan moeilijk zijn. Ongeveer 20% van de oudere patiënten wordt binnen 30 dagen opnieuw gezien op de SEH. Binnen deze patiëntengroep is het van groot belang om de zorg multidisciplinair aan te bieden om zo de zorg kwalitatief beter, relevanter en doelmatiger te maken.

 

In deze kwaliteitsstandaard wordt de huisartsenpost (HAP) buiten beschouwing gelaten. Op veel plaatsen bestaat een intensieve samenwerking tussen SEH en HAP, maar de HAP maakt deel uit van de eerste lijn en de SEH van de tweede lijn, beide met hun eigen verantwoordelijkheden. Voor de hele spoedzorgketen, waarvan de HAP een onderdeel is, wordt verwezen naar het Kwaliteitskader Spoedzorgketen.

 

In de standaard komen de volgende onderwerpen aan de orde:

 

Hoe is de standaard tot stand gekomen?

Het initiatief voor deze standaard is afkomstig van de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) en de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH). Tegelijkertijd was er een initiatief van de SEH-artsen KNMG (NVSHA) om een standaard voor de spoedeisende hulp op te stellen, deze beide trajecten zijn daarom gecombineerd in dit kwaliteitskader.