Algemene inleiding

In Nederland wonen 2 miljoen mensen ouder dan 70 jaar (CBS, 2016). De komende jaren zal vooral het aandeel 70 tot 79-jarigen sterk stijgen en vanaf 2025 neemt ook de groep 80-plussers sterk toe (de dubbele vergrijzing). Een van de vijf van hen behoort tot de populatie kwetsbare ouderen. Voor zowel mannen als vrouwen stijgen de prevalentie en incidentie van hart- en vaatziekten met de leeftijd. De verwachting is dat daardoor het aantal kwetsbare oudere patiënten met hart- en vaatziekten een enorme stijging zal ondergaan. In 2008 was het aantal sterfgevallen aan hart- en vaatziekten naar leeftijd bij zowel mannen als vrouwen het grootst in de leeftijdscategorie 75 tot 94 jaar (ongeveer 17.000 vrouwen en 11.000 mannen in de leeftijdscategorie 75 tot 94) (www.hartstichting.nl).

 

Volgens de SCORE-risicotabel hebben alle ouderen boven de 70 jaar een hoog cardiovasculair risico, en komen zij in aanmerking voor antihypertensiva, lipiden verlagende middelen en/of plaatjesremmers. Behandeling van ouderen met deze medicatie is echter slechts beperkt onderzocht. Er zijn belangrijke verschillen tussen de jongere personen die in de klinische studies zijn geïncludeerd en de ouderen uit de dagelijkse praktijk. Het is derhalve niet duidelijk of het behandelen van cardiovasculaire risicofactoren op hoge leeftijd effectief is, vooral wanneer het kwetsbare ouderen betreft.

 

Verschillen jongeren – ouderen

De CVRM is gebaseerd op klinische studies welke laten zien dat CVRM een risicoreductie geeft op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Er bestaan echter belangrijke verschillen tussen de relatief jonge personen die geïncludeerd worden in de klinische studies, en de oudere personen die we in de dagelijks praktijk zien:

 

Om te kunnen wegen of een bepaalde behandeling zinvol is bij ouderen en om behandelingen af te stemmen op de mate van vitaliteit/kwetsbaarheid van de patiënt zouden de verwachte resterende levensverwachting, de time-to-benefit van een behandeling, bijwerkingen van een behandeling en de wensen van een patiënt in kaart gebracht moeten worden.

 
Figuur 1. Overlap van comorbiditeit, functionele beperkingen en kwetsbaarheid.

 

F1

 

Kwetsbaarheid

Veroudering, multimorbiditeit en polyfarmacie brengen onmiskenbaar veranderingen op functioneel, psychisch, sociaal en somatisch gebied met zich mee welke uiteindelijk kunnen leiden tot kwetsbaarheid, ook wel frailty genoemd Clegg (2013). Maar de groep ouderen met twee of meer ziekten en/of functionele beperkingen overlapt slechts gedeeltelijk met de groep van kwetsbare oudere patiënten (figuur 1). Met andere woorden, zeer hoge leeftijd of de aanwezigheid van comorbiditeit, zoals diabetes mellitus of nierinsufficiëntie, leiden niet per definitie tot functionele beperkingen en/of kwetsbaarheid. Daarnaast is het goed erop te wijzen dat het frailty-syndroom geen pathofysiologisch verklaringsmodel biedt voor het optreden van beperkingen, maar wel een beschrijving van die ouderen die een specifieke geïntegreerde zorg nodig hebben.

 

Het concept kwetsbaarheid is de afgelopen jaren steeds vaker gebruikt in zowel de wetenschap als de hulpverlening. Echter, er bestaat geen eenduidige definitie van dit begrip (Van Iersel, 2009). De meest gebruikte en geciteerde definitie van kwetsbaarheid is die van Fried (2001). Volgens Fried (2001) is iemand kwetsbaar als hij of zij aan drie of meer van de volgende criteria voldoet: gewichtsverlies, energieverlies, zwakte, traagheid en inactiviteit. Deze definitie is echter door verschillende literatuuroverzichten bekritiseerd in die zin dat deze definitie zich alleen richt op lichamelijke criteria. Volgens een Nederlandse definitie omvat kwetsbaarheid ook psychische en sociale factoren (Schuurmans, 2004). Deze definitie definieert kwetsbaarheid als een dynamische toestand die een individu treft met verliezen in een of meerdere domeinen van het menselijke functioneren (fysiek, psychologisch, sociaal), die veroorzaakt wordt door een scala aan factoren en die het risico op negatieve gezondheidsuitkomsten vergroot (Collard, 2012) (tabel 1).

 

Welke criteria voor welk doel het meest geschikt zijn, blijft onderwerp van discussie, bijvoorbeeld bij triage in eerste- of tweedelijns-patiëntenzorg of op populatieniveau voor wetenschappelijk onderzoek. Bij klinische patiënten wordt veelal als eerste screening de VMS kwetsbare ouderen-criteria gebruikt. Op de polikliniek of in de eerste lijn is het kan gedacht worden aan een kort geriatrisch assessment met vragenlijsten en fysieke/cognitieve testen. In dit addendum volgen we niet één bepaalde definitie van kwetsbaarheid. Het is echter wel belangrijk om de verschillende fysieke, psychische en sociale factoren in kaart te brengen.

 

Tabel 1. Fysieke, psychische en sociale factoren die kunnen leiden tot kwetsbaarheid (Campen, 2011; Dury, 2016).

Fysieke factoren

Psychische factoren

Sociale factoren

Slecht lopen

Geheugenklachten

Alleen wonen

Slecht evenwicht kunnen bewaren

Sombere gevoelens

Gemis aan contacten

Lichamelijk moe zijn

Angstige gevoelens/ nervositeit

Gemis aan steun

Slecht horen

Hulpeloosheid

Financiële problemen

Slecht zien

 

Laag opleidingsniveau

Weinig tot niet wandelen

 

 

Ongewenst gewichtsverlies

 

 

Weinig handkracht hebben

 

 

 

Literatuur

CBS. https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/resterende--gezonde---levensverwachting voor het laatst bezocht op 25 november 2016

Clegg A, Young J, Iliffe S, et al. Frailty in elderly people. Lancet. 2013;381:752-62.

Collard RM, Oude Voshaar RC. (Frailty; a fragile concept). Tijdschr Psychiatr. 2012;54(1):59-69. Review. Dutch. PubMed PMID: 22237611.

Dury S, De Roeck E, Duppen D, et al. Identifying frailty risk profiles of home-dwelling older people: focus on sociodemographic and socioeconomic characteristics. Aging Ment Health. 2016:1-9. (Epub ahead of print) PubMed PMID: 27267783

Fried LP, Tangen CM, Walston J, et al. Frailty in older adults: evidence for a phenotype. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2001;56(3):M146-56. PubMed PMID: 11253156.

Muller M, Smulders YM, de Leeuw PW, et al. Treatment of hypertension in the oldest old: a critical role for frailty? Hypertension. 2014;63:433-41.

Schuurmans H, Deeg DJ. (Promoting well-being in frail elderly people. Theory and intervention). Tijdschr Gerontol Geriatr. 2004;35(6):246-7. Dutch. PubMed PMID: 15704605.

Van Iersel, Jansen, Olde Rikkert. Frailty bij ouderen. NTVG 2009;153:A183.

Weverling-Rijnsburger AW, Blauw GJ, Lagaay AM, et al. Total cholesterol and risk of mortality in the oldest old. Lancet. 1997;350:1119-23.