Alternatief UV-schema onafhankelijk van huidtype/MED

In dit schema wordt gestart met 200 mJ/cm2, waarbij vooraf geen MED wordt bepaald en er wordt geen rekening gehouden met het huidtype van de patiënt. Vervolgens vinden er tijdens de tweede tot de vijfde belichting vrij forse dosisverhogingen plaats (50%, 40%, 30% en 20%, resp). Het principe van deze dosisverhogingen wordt al ruim 20 jaar in dermatologische centra toegepast [Iest,1989, Blanken 2002] en is verder verwerkt in de eerdere richtlijn van de NVDV (schema’s A t/m G; 2003, herziene versie 2005; 19-26). Dit “200 mJ/cm2-schema” blijkt in de (dagelijkse) praktijk van circa tien perifere ziekenhuizen in den lande uitstekend te voldoen. Hierbij zou een hogere effectiviteit worden behaald dan bij eerdere conservatieve schema’s.

In een recent onderzoek kwam naar voren dat de startdosis, gebaseerd op individuele MED bepalingen de effectiviteit van de UV-handeling niet beïnvloedt bij huidtypes I, II en III. [Dawe 2011] In tegenstelling tot zowel het “200 mJ/cm2-schema” als ook de 0-20-30% regel van Hölzle wordt er in meeste protocollen verhoogd volgens de 20-10-0% regel. [Hölzle 2003] Een startdosis van 200 mJ/cm2 dient echter als laag (en dus ook veilig) te worden beschouwd. [Pathirana 2009] Er wordt daarom gepleit voor forsere dosisverhogingen, zeker in het begin van de therapie (50-40-30-20%, etc.).

 

Referenties