Patiëntensamenvatting

Deze richtlijn bevat de volgende onderwerpen:

  1. Voorkomen (preventie) van post-contrast acute nierschade
  2. Gebruik van jodiumhoudende contrastmiddelen bij patiënten met diabetes type 2, die metformine gebruiken
  3. Gebruik van jodiumhoudende contrastmiddelen bij patiënten die dialyseren

 

Wat is post contrast acute nierschade?

Post-contrast acute nierschade (PC-AKI) is acute (verergering van) nierschade die optreedt binnen 48 uur na het toepassen van jodiumhoudende contrastmiddelen bij radiologisch onderzoek. Voorheen werd er ook wel gesproken over contrast-geïnduceerde Acute Nierschade (CI-AKI) of contrast-geïnduceerde Nefropathie (CIN).

 

Voor wie geldt de richtlijn?

De richtlijn geldt voor iedereen van 18 jaar en ouder die beeldvormend onderzoek of behandeling ondergaat, waarbij jodiumhoudend contrastmiddel in de bloedvaten wordt gespoten. Er worden in de richtlijn speciale adviezen gegeven voor:

 

Om welke contrastmiddelen gaat het?

Jodiumhoudende contrastmiddelen die via een infuus of katheter worden ingespoten in de bloedvaten voor röntgenonderzoek, vaatonderzoek of vaatbehandeling.

Voorbeelden van deze onderzoeken zijn:

 

Deze richtlijn geldt niet voor:

1. Preventie van post-contrast acute nierschade

Wie loopt een verhoogd risico op het ontstaan van post-contrast acute nierschade?

Wanneer in het ziekenhuis wordt vastgesteld dat u in aanmerking komt voor diagnostisch onderzoek of interventie waarbij jodiumhoudend contrast wordt toegediend, zal er eerst worden gekeken naar uw nierfunctie. Uw behandelend arts bekijkt de uitslag van het nierfunctie-onderzoek en bepaalt of u een verhoogd risico loopt op PC-AKI.

 

De volgende mensen lopen een verhoogd risico op het ontstaan van PC-AKI:

Patiënten die onderzoek of interventie ondergaan waarbij het jodiumhoudend contrastmiddel in de aders (venen) of slagaders (arteriën) wordt ingespoten en die ook een ernstig verminderde nierfunctie hebben (eGFR<30ml/min/1.73m2). Het maakt hierbij niet uit of u twee nieren of één nier heeft, of een niertransplantatie hebt ondergaan.

 

Hoe wordt de nierfunctie gemeten?

De nierfunctie wordt bepaald door bepaling van het kreatinine in het bloed en daaruit wordt de geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) berekend. Daarom moet u vooraf aan het genoemde onderzoek bloed laten prikken. Soms is de nierfunctie eerder onderzocht en kan die uitslag ook worden gebruikt om te bepalen of u in aanmerking komt voor preventieve behandeling van PC-AKI.

 

Hoe lang een nierfunctie-meting geldig is, hangt af van hoe het op dat moment met u gaat:

 

Hoe kan post-contrast acute nierschade worden voorkomen?

Loopt u een verhoogd risico op nierschade na toediening van jodiumhoudend contrastmiddel, dan kan het toedienen van extra vocht via het infuus dit risico verlagen. U krijgt ongeveer een uur vóór het toedienen van het jodiumhoudend contrastmiddel een infuus aangelegd. Via het infuus wordt er in een uur 250ml (ongeveer een glas) vocht in uw bloedvat ingebracht. Uw arts kan, in overleg met u, ervoor kiezen om u langer vocht toe te dienen. In dat geval krijgt u nog gedurende 6 uren aansluitend aan het onderzoek met contrast aanvullend vocht via het infuus. Indien u hier vragen over heeft, kunt u overleggen met de arts die aanvullend onderzoek met contrastmiddel voor u aanvraagt.

 

Als u een ernstig verminderde nierfunctie heeft (eGFR<30ml/min/1,73m2), moet de arts die het onderzoek met jodiumhoudend contrastmiddel voor u aanvraagt, altijd van tevoren overleggen met een internist of een nefroloog (een arts die gespecialiseerd is in de nieren).

 

Wanneer u een verhoogd risico heeft en vocht via het infuus toegediend hebt gekregen, dan controleert de arts of er nierschade is opgetreden. Daarom wordt aan u gevraagd om 2 tot 7 dagen na het onderzoek met jodiumhoudend contrastmiddel nog een keer bloed te laten prikken om de nierfunctie te bepalen. Blijkt dat er nierschade is opgetreden, dan wordt u verwezen naar de nefroloog. De nefroloog zal uw nierfunctie verder in de gaten houden. Meestal herstelt de nierschade gelukkig vanzelf en zijn er geen blijvende schadelijke effecten.

 

Zijn er uitzonderingen?

Uitzondering 1:

Als er sprake is van een levensbedreigende spoedsituatie, is er soms geen tijd om de nierfunctie vooraf aan een onderzoek met jodiumhoudend contrastmiddel te meten. In dat geval krijgt u meteen contrastmiddel toegediend in de bloedvaten, zonder nierfunctiemeting of vochttoediening vooraf en wordt de nierfunctie erna gemeten.

 

Uitzondering 2:

Soms moet er onderzoek worden uitgevoerd met jodiumhoudend contrastmiddel, terwijl u verschijnselen hebt van uitdroging. In dat geval krijgt u altijd een infuus met vocht om dit te corrigeren, ongeacht wat uw nierfunctie is.

 

Ik heb een niertransplantatie gehad. Gelden er dan andere afspraken?

Voor patiënten met een niertransplantatie gelden er in principe dezelfde afspraken als voor patiënten zonder een niertransplantatie. Bij een goede of bij een matige nierfunctie (eGFR≥30ml/min/1.73m2) zal er geen preventieve vochttoediening plaatsvinden. Bij ernstige nierfunctiestoornissen (eGFR<30ml/min/1.73m2) zal altijd preventieve vochttoediening via het infuus plaatsvinden.

 

Ik dialyseer. Gelden er dan andere afspraken?

De arts die het jodiumhoudend contrastonderzoek aanvraagt, zal overleggen met uw nefroloog over eventuele aanvullende maatregelen. Zeker wanneer er sprake is van een restfunctie kan dat van belang zijn. Over het algemeen wordt er afgeraden om vooraf of na de toediening van jodiumhoudend contrastmiddel nog vocht toe te dienen, om overvulling te voorkomen. De nier is al zo erg beschadigd, dat het contrastmiddel geen extra schade zal veroorzaken.

Het is niet nodig om het tijdstip van het onderzoek met toediening van jodiumhoudend contrastmiddel aan te passen aan uw dialyseschema. Andersom is het uiteraard ook niet nodig om uw dialyseschema aan te passen aan het tijdstip van het contrastonderzoek.

 

2. Diabetes en metformine gebruik bij contrastmiddelen

Mensen met diabetes type 2 gebruiken meestal metformine. Metformine verlaagt de glucosespiegel in het bloed. Bij mensen met een normale nierfunctie kan het geen kwaad om metformine te blijven gebruiken voor of na het onderzoek met contrastmiddel. Maar bij mensen met een verminderde nierfunctie bestaat er een zeer kleine kans op een ernstige complicatie: namelijk melkzuurvergiftiging (lactaatacidose). Dit is een verzuring van het bloed door ophoping van melkzuur in het lichaam. Het is een levensbedreigende situatie waarvoor direct medische hulp nodig is. Om melkzuurvergifiting te voorkomen, moeten mensen met nierfunctiestoornissen voor het onderzoek met contrastmiddel de metformine tijdelijk stoppen.

 

3. Ik gebruik metformine en heb een nierziekte. Wanneer moet ik stoppen met metformine?

Wanneer er in het ziekenhuis wordt vastgesteld, dat u in aanmerking komt voor onderzoek met een jodiumhoudend contrastmiddel, wordt er eerst gekeken naar uw nierfunctie. Uw behandelend arts bekijkt de uitslag van het nierfunctie-onderzoek en bepaalt of u een verhoogd risico loopt op melkzuurvergiftiging.

 

De volgende groep patiënten loopt een verhoogd risico op het ontstaan van melkzuurvergiftiging en moeten om deze reden de metformine tijdelijk stoppen: