Algemene inleiding

Aanleiding voor het maken van de richtlijn

In de afgelopen twee decennia is het gebruik van lokale anesthesie bij oogheelkundige operaties aanzienlijk toegenomen en ondertussen kan het grootste deel van de ingrepen onder plaatselijke verdoving uitgevoerd worden. Cataractoperaties, die nog altijd het grootste deel van de operaties uitmaken, worden nog slechts bij enkele procenten van de patiënten onder algehele anesthesie gedaan of onder lokale verdoving met sedatie. Hoewel gebleken is dat lokale anesthesie een veilige en betrouwbare manier van verdoven is, komen ook bij lokale technieken complicaties voor, zij het zelden. Helemaal voorkomen worden kunnen die niet, maar het is wel gewenst om voor iedere individuele patiënt doordacht een keuze te maken voor een de te gebruiken anesthesiemethode. Die keuze wordt bepaald door de patiënt, de ingreep en de chirurg.

 

Een goede lokale verdoving moet pijnloze chirurgie mogelijk maken, effectieve chirurgie niet hinderen en het risico van systemische, lokale en chirurgische complicaties zo laag mogelijk maken.

 

Van oudsher was de keuze en de toediening van lokale anesthesie geheel in handen van de oogarts-operateur, waarbij in een aantal ziekenhuizen assistentie verleend werd door anesthesiemedewerkers en/of een anesthesioloog. In extramurale praktijken was het laatste uiterst zelden het geval.

 

De afgelopen jaren is verwarring ontstaan over de verschillende verantwoordelijkheden rond de oogheelkundige operatiepatiënt en de mate van benodigde zorg voor de patiënt. De toenemende aandacht voor patiëntveiligheid speelde hierbij eveneens een rol, alsmede de toenemende druk vanuit toezichthoudende instanties.

 

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Cataract werd duidelijk, dat behoefte bestond aan een specifieke richtlijn over lokale anesthesie in de oogheelkunde, die aanbevelingen moest bevatten betreffende de techniek en procedures rond de lokale anesthesie bij de verschillende oogheelkundige ingrepen.

 

Het uitgangspunt voor nadere vormgeving van de richtlijn in dit domein is de wens om de kwaliteit en de veiligheid van de patiënten zoveel mogelijk te garanderen. Deze behoefte is in verschillende nationale en internationale richtlijnen gesignaleerd. Een goed voorbeeld hiervoor is de Joint Guidelines from the Royal College of Anaesthetists and the Royal College of Ophtalmologists: “Local anaesthesia for ophthalmic surgery” (2012).

 

Afbakening van de richtlijn

Deze richtlijn richt zich op wat volgens de huidige maatstaven de beste zorg is voor volwassen patiënten (≥18 jaar) die een oogheelkundige operatie onder lokale anesthesie ondergaan. De richtlijn ‘Lokale anesthesie in de oogheelkunde’ heeft betrekking op de verschillende vormen van lokale anesthesie, bij cataractchirurgie, achtersegmentchirurgie (ablatio retinae en andere vitrectomieën), glaucoomchirurgie, strabismuschirurgie, ooglid-, orbita- en traanwegchirurgie, corneachirurgie en voorsegmentenchrirugie en refractiechirurgie.

 

In de richtlijn komen de volgende onderwerpen aan de orde:

 

De richtlijn gaat niet in op lokale anesthesie bij kinderen en op de toepassing van sedatie en narcose bij kinderen en volwassenen. Voor de sedatie wordt verwezen naar de richtlijn PSA op locatie buiten de operatiekamer (NVA, NVK, 2009). De algemene zorg voor de volwassen patiënt (≥18 jaar) die onder narcose geopereerd wordt, zal primair liggen bij de anesthesioloog.

 

Literatuur

Royal College of Anaesthetists and the Royal College of Ophtalmologists: “Local anaesthesia for ophthalmic surgery” (2012).

Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie en Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. (2009). Richtlijn PSA op locatie buiten de operatiekamer. Utrecht: NVA & NVK