Algemene inleiding

 

Aanleiding voor het maken van de richtlijn

Valincidenten komen zeer frequent voor, zeker op oudere leeftijd en dit gaat, mede door het bijkomende letsel, met hoge kosten gepaard. In 2015 waren er 97.400 spoedeisende hulp (SEH) bezoeken in verband met een valongeval (Kannus, 1999; Kannus, 2002; Masud, 2001; Rivera, 1997; Rubenstein, 2006; Van Weel, 1995; VeiligheidNL, 2016). Valincidenten en valgerelateerd letsel zijn een groot gezondheidszorgprobleem, met name bij ouderen. Gemiddeld leidt 20% van de valincidenten tot het zoeken van medische hulp en is er in 10% sprake van ernstig letsel, zoals bijvoorbeeld fracturen of een subduraal hematoom. De komende jaren zullen naar verwachting steeds meer ouderen ten val komen, onder andere als gevolg van de vergrijzing. In de periode 2000 tot 2015 is het aantal dodelijke valongevallen bij deze groep gestegen van 1.473 in 2000 naar 3.267 in 2015 (9 overledenen per dag). Naar verwachting ligt het aantal dodelijke slachtoffers in 2030 op 5.320.

 

Vallen en gerelateerd letsel is een gezondheidszorgprobleem waar alle verschillende disciplines in de zorg mee van doen hebben (van verzorgenden en verpleegkundigen, fysiotherapeuten, oefentherapeuten, ergotherapeuten, huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde, SEH-arts tot specialist) evenals zeer veel specialismen (waaronder neurologie, cardiologie, interne geneeskunde, klinische geriatrie, SEH, traumatologie en orthopedie).

 

In de afgelopen tien jaar is er veel onderzoek verricht naar valpreventie zowel in Nederland als internationaal. Zodoende is de informatie die in de eerste richtlijn uit 2004 staat niet meer up-to-date en is er behoefte aan een herziening. Als op dit moment volgens de Nederlandse richtlijn wordt behandeld, dan wordt geen optimaal beleid uitgevoerd. Daarnaast mist in de huidige Nederlandse richtlijn informatie hoe te handelen bij cardiovasculaire oorzaken van vallen en (pre)syncope bij ouderen. Dit is wel wenselijk in verband met verschil in presentatie ten opzichte van jongere patiënten. Onder andere vanwege het feit dat ouderen met syncope zich vaak presenteren met een val omdat er sprake is van amnesie voor de wegraking. Zodoende dient bij vallers ook een syncope analyse overwogen dan wel uitgevoerd te worden.

 

Doel van de richtlijn

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen en handelingsinstructies ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het expliciteren van goed medisch handelen. De doelstelling is het ontwikkelen van een multidisciplinaire evidence-based richtlijn, gericht op de secundaire en tertiaire preventie van valincidenten bij ouderen vanaf 65 jaar, toepasbaar in thuissituatie (zelfstandig wonende ouderen), verzorgingshuis, verpleeghuis en ziekenhuis.

 

Afbakening van de richtlijn

Om welke patiëntengroep gaat het?

Ouderen vanaf 65 jaar die zich presenteren met een (recidief) val in de thuissituatie (zelfstandig wonende ouderen), het verzorgingshuis, het verpleeghuis of het ziekenhuis.

 

Wat zijn de mogelijke interventies/therapieën of (diagnostische) testen?

Een val is een symptoom van onderliggende aandoeningen en/of ziekten met over het algemeen meerdere onderliggende risicofactoren. Zodoende dient een valanalyse en interventie over het algemeen multifactorieel van aard te zijn. Belangrijke bekende behandelbare valrisicofactoren zijn: gestoorde mobiliteit, gebruik van risico verhogende medicatie, valangst, gestoorde cognitie of depressie, slechtziendheid, urine-incontinentie, maar ook omgevingsfactoren.

 

Wat zijn de belangrijkste en voor de patiënt relevante uitkomstmaten?

Valongevallen staan het vitaal ouder worden en langer zelfstandig blijven wonen van ouderen in de weg. Letsels ten gevolge van een valpartij zijn dan ook de derde belangrijkste oorzaak van ongezonde levensjaren bij ouderen (Murray, 1996). Bijna een derde van de ouderen rapporteert een afname in het lichamelijk functioneren als gevolg van de laatste val (Stel, 2004), circa 15% is sociaal minder actief en vergelijkbaar aantal is lichamelijk minder actief. Uiteindelijk kan dit zelfs leiden tot sociale isolatie, depressie en verlies van zelfstandigheid (Vellas, 1997). Ook kan een valpartij tot valangst leiden, met verdere immobiliteit, isolatie en toename van het valrisico ten gevolge (Tinetti, 1994).

 

Naast valincidentie en gerelateerd letsel is voor patiënten een relevante uitkomstmaat behoud van kwaliteit van leven (behoud van zelfredzaamheid, lichamelijk en cognitief functioneren).

 

Beoogde gebruikers van de richtlijn

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg van patiënten met een verhoogd valrisico.

 

Definities en begrippen

Vallen: een onbedoelde verandering van de lichaamspositie, die resulteert in het neerkomen op de grond of een ander lager niveau (gebaseerd op de definitie uit het Global Report on Falls Prevention in Older Age rapport van de WHO uit 2007).

Primaire valpreventie: het voorkomen van valincidenten bij ouderen die nog niet eerder (in het afgelopen jaar) gevallen zijn.

Secundaire valpreventie: het voorkomen van nieuwe valincidenten bij ouderen die reeds één of meer keren zijn gevallen en een verhoogd valrisico hebben.

Tertiaire valpreventie: het voorkomen van de gevolgen van een valincident bij ouderen bij wie valincidenten niet zijn te voorkomen.

Interventiedomeinen/categorieën: medicatiebeoordeling, beweeginterventies, interventies gericht op visus, orthostatische hypotensie, hart en vaatstelsel, vitamine D-supplementen, schoeisel, incontinentie, gehoor, vloeistof- of voedingstherapie, (sociale)omgevingsinterventies (waaronder handelen binnen de context van de patiënt), organisatiegerichte interventies, kennisoverdracht, psychologische interventies (waaronder valangst), specifieke interventies gericht op vastgestelde onderliggende ziektes/aandoeningen, operatie (cataract OK, pacemakerplaatsing).

Enkele interventie: Een interventie binnen één interventiedomein/categorie.

Multifactoriële interventie: Een set van verschillende interventies aan een individu, geselecteerd en aangeboden op de specifiek aanwezige risicofactoren voor vallen die zijn geïdentificeerd door valrisicobeoordeling.

Multicomponent interventie: Een set van verschillende interventies die aan alle deelnemers van een programma worden aangeboden.

Valrisicoschatting: In de context van vallen wordt valrisicoschatting beschouwd als een proces gericht op een gehele populatie (in een bepaalde omgeving) met als doel te voorspellen welke patiënten een val zullen doormaken binnen een bepaalde tijdsperiode. In de Engelstalige literatuur en internationale richtlijnen wordt vaak gesproken van screening of risk prediction.

Valrisicobeoordeling: een meer uitgebreid en mogelijk doorlopend proces van het identificeren van risicofactoren voor vallen die kunnen worden behandeld, beheerst of verbeterd met als doel om het risico op vallen te verlagen. In de Engelstalige literatuur en internationale richtlijnen wordt vaak gesproken van assessment of multifactorial assessment.

 

Literatuur

Kannus P, Parkkari J, Koskinen S, et al. Fall-induced injuries and deaths among older adults. JAMA. 1999;281(20):1895-9. PubMed PMID: 10349892.

Kannus P, Niemi S, Parkkari J, et al. Why is the age-standardized incidence of low-trauma fractures rising in many elderly populations? J Bone Miner Res. 2002;17(8):1363-7. PubMed PMID: 12162489.

Masud T, Morris RO. Epidemiology of falls. Age Ageing. 2001;30(Suppl 4):3-7. Review. PubMed PMID: 11769786.

Murray CJL, Lopez AD. Global and regional descriptive epidemiology of disability: incidence, prevalence, health expectancies and years lived with disability. In: Murray CJL, Lopez AD (eds). The global burden of disease. Boston:Harvard University Press. 1996:201-46.

Rivera FP, Grossman DC, Cummings P. Injury prevention. N Eng J Med. 1997;337:543-7.

Rubenstein LZ. Falls in older people: epidemiology, risk factors and strategies for prevention. Age Ageing. 2006;35(Suppl 2):ii37-ii41. Review. PubMed PMID: 16926202.

Tinetti ME, Mendes de Leon CF, Doucette JT, et al. Fear of falling and fall-related efficacy in relationship to functioning among community-living elders. J Gerontol. 1994;49(3):M140-7. PubMed PMID: 8169336.

Stel VS, Smit JH, Pluijm SM, et al. Consequences of falling in older men and women and risk factors for health service use and functional decline. Age Ageing. 2004;33(1):58-65. PubMed PMID: 14695865.

Van Weel C, Vermeulen H, van den Bosch W. Falls, a community care perspective. Lancet. 1995;345(8964):1549-51. Review. PubMed PMID: 7791442.

VeiligheidNL https://www.veiligheid.nl/valpreventie/kennis-en-cijfers/cijfers voor het laatst op 22 november 2016 bezocht. (2016).

Vellas BJ, Wayne SJ, Romero LJ, et al. Fear of falling and restriction of mobility in elderly fallers. Age Ageing. 1997;26(3):189-93. PubMed PMID: 9223714.