Aanbevelingen voor de toekomst

Voorlichting

Uit de focusgroepen met ervaringsdeskundigen (zie module 'Patiënten perspectief bij kindermisbruik') blijkt dat er veel behoefte is aan meer voorlichting voor kinderen over seksueel misbruik. Kinderen moeten weten dat seksueel misbruik bestaat, dat dit niet hun schuld is en dat ze om hulp mogen vragen en waar ze om hulp kunnen vragen. Dit zou moeten gebeuren op scholen (basisscholen, middelbare scholen), via de media (televisie en internet) (ook voor volwassenen). De voorlichting voor hulpverleners moet multicultureel zijn en gaan over signalering en aanpak, en hoe te reageren indien een slachtoffer hen over misbruik vertelt.

Er moet goede voorlichting komen voor slachtoffers over aangifte (wat houdt het in, de voor- en nadelen, aangifte is een keuze en geen plicht).

Lotgenoten contact voor slachtoffers en ouders van slachtoffers moet mogelijk worden gemaakt middels een patiënten vereniging.

Er moet een wegwijzer komen voor ouders en kinderen over wat hen in de zorg en op juridisch vlak te wachten staat.

 

Samenwerking

Samenwerking tussen verschillende instanties en hulpverleners is essentieel. Expertise moet worden gedeeld.

Er moet meer samenwerking komen tussen hulpverleners en ervaringsdeskundigen. De rol die ervaringsdeskundigen kunnen spelen moet worden onderzocht. Om seksueel misbruik goed aan te kunnen pakken moet er sprake zijn van een sluitende keten. Goede samenwerking tussen medisch specialisten (huisartsen, kinderartsen, kinder-gynaecologen, jeugdartsen, etc.), psychologische hulpverleners, beschermende instanties (VT, jeugdzorg, de Raad voor de kinderbescherming) en politie is hierbij essentieel. Er moeten duidelijke samenwerkingsafspraken worden gemaakt tussen de verschillende disciplines die betrokken zijn bij diagnostiek, behandeling en bestrijding van seksueel misbruik bij kinderen. Deze zouden kunnen worden opgenomen in een update van de richtlijn.

 

Vervolg onderzoek

Omdat kinderen na doorgemaakt seksueel misbruik niet altijd de juiste begeleiding en evidence based behandeling ontvangen bevelen wij aan dat er een multidisciplinaire Richtlijn begeleiding en behandeling van kinderen met seksueel misbruik en hun ouders wordt ontwikkeld. Er moet een richtlijn komen over begeleiding en behandeling van kinderen na seksueel misbruik.

Bij volwassenen is veel onderzoek verricht naar de associatie tussen seksueel misbruik en PTSS. Met behulp van de door ons verrichte zoekactie (waarbij enkel systematische reviews zijn geïncludeerd) is er te weinig evidence gevonden om een conclusie te kunnen trekken over de associatie tussen seksueel misbruik en PTSS bij kinderen. Wij bevelen aan om bij een update van de richtlijn een systematische review te verrichten naar de associatie tussen seksueel misbruik en PTSS op de kinderleeftijd. Zie module 'Gedragssignalen bij seksueel kindermisbruik'. Een systematische review naar de associatie tussen seksueel misbruik en specifieke gedragssignalen bij kinderen zou ook kunnen worden uitgevoerd. Vanuit de commentaar ronde is de suggestie gekomen om ook de associatie tussen seksueel misbruik en gehechtheidsproblematiek mee te nemen bij een update van de richtlijn.

Voor deze richtlijn is er door middel van een systematische review een overzicht gegeven van de in het Nederlands beschikbare instrumenten, zie module 'Instrumenten onderzoek bij kindermisbruik'. Gedetailleerde informatie over losse instrumenten, zoals het methodisch kind interview is hierbij achterwege gelaten. Wij raden aan om bij een update van de richtlijn een systematische review te verrichten naar de validiteit van enkele in de dagelijkse praktijk veel gebruikte instrumenten binnen de diagnostiek naar seksueel misbruik. Het methodisch kind interview is een instrument dat mogelijk in de toekomst een belangrijke rol kan gaan spelen in de diagnostiek naar (een vermoeden van) seksueel misbruik. Het is daarom belangrijk de ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied rondom dit instrument te volgen.

 

Update van de richtlijn

Bij een update van de richtlijn bevelen wij aan een module over “Veiligheid” toe te voegen aan de richtlijn.

In deze richtlijn is geen aparte aandacht besteed aan diagnostiek naar seksueel misbruik bij kinderen met een handicap of verstandelijke beperking. Deze groep kinderen is kwetsbaar voor kindermishandeling waaronder seksueel misbruik. Echter de signalen zijn moeilijk te interpreteren en behoeven speciale expertise. Wij raden aan om bij een update van de huidige richtlijn hier extra aandacht aan te besteden.

Een aparte module over hoe je met kinderen en tieners kunt praten over seksueel misbruik ontbreekt in deze richtlijn. Uit het commentaar vanuit verschillende beroepsverenigingen lijkt hier wel behoefte aan te zijn. Mogelijk dat ook dit meegenomen zou kunnen worden in een update van de huidige richtlijn.

Wij raden aan de zoekstrategie over de associatie tussen lichamelijke klachten bij kinderen en seksueel misbruik uit te breiden wat betreft dyspareunie en dysmenorroe.

De multidisciplinaire werkgroep zou verder aangevuld kunnen worden met een afgevaardigde van de Nederlandse Vereniging van Orthopedagogen en Rutgers WPF.

 

Beleid

Landelijke registratie van presentaties van (een vermoeden van) seksueel misbruik is wenselijk om (meer) inzicht te krijgen in de omvang van de problematiek in Nederland, de lichamelijke en psychische gevolgen op korte en lange termijn en de tekortkomingen in de dagelijkse praktijk.

Er moet bredere aandacht komen voor kindermishandeling en seksueel misbruik specifiek in de opleiding van (kinder)artsen opdat seksueel misbruik tijdig wordt gesignaleerd, onder- en overdiagnostiek wordt voorkomen en er een uniform beleid wordt gevoerd bij (een vermoeden van) seksueel misbruik.

Huisartsen en jeugdartsen hebben een belangrijke rol als verwijzers en voor eerste signalering van kindermishandeling en seksueel misbruik en dienen loco regionaal goed geïnformeerd te zijn over verwijsmogelijkheden in hun regio.

Deze richtlijn kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de zorgverlening rondom seksueel misbruik. Dit valt of staat bij een goede implementatie. Naast een implementatie traject binnen de kindergeneeskunde moet er ook aandacht besteed worden aan implementatie bij ketenpartners. Bij de implementatie van de richtlijn moeten de verschillende beroepsverenigingen (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling, Forensisch Medisch Genootschap, Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland, Nederlandse Huisartsen Genootschap, Nederlandse Vereniging voor Microbiologie, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, Nederlands Instituut voor Psychologen, Nederlandse Vereniging, Spoedeisende hulp artsen, Centrum Seksueel Geweld (CSG), Nationale politie, Team Zeden en Forensische opsporing, Openbaar ministerie) die meewerkten aan de richtlijn betrokken worden.