Implementatieplan

Implementatie en Indicatoren

Het doel van een implementatieplan is de procesmatige en planmatige invoering van vernieuwingen en/of veranderingen van bewezen waarde met als doel dat deze een structurele plaats krijgen in het (beroepsmatig) handelen, in het functioneren van organisatie(s) of in de structuur van de gezondheidszorg. Hierin worden bevorderende en belemmerende factoren bij toepassing van de aanbevelingen benoemd.

 

Werkwijze

De werkgroep heeft per aanbeveling geïnventariseerd:

 

Direct in te voeren aanbevelingen (minimumnormen)

Met de term minimumnorm bedoelen we niet de minimale zorg die geleverd moet worden, maar de optimale zorg die iedere patiënt zou moeten krijgen en die direct in te voeren is. Hieronder hebben we de aanbevelingen ingedeeld in de zogenoemde do’s (direct doen).

 

Direct doen

Nummer

Aanbeveling

Behandeling

1

Indien de looptherapie onvoldoende effect heeft kan de huisarts verwijzen naar de tweede lijn met als vraag of de patiënt in aanmerking komt voor een interventie.

2

Bij een endovasculaire behandeling in het femoropopliteale traject wordt het routinematig plaatsen van een stent (bare metal of drug-eluting) voor verbetering van de loopafstand en de kwaliteit van leven niet aanbevolen. Voor het gebruik van een DEB voor de PTA is onvoldoende bewijs van voldoende kwaliteit.

3

Bij een endovasculaire behandeling in het crurale traject wordt het routinematig plaatsen van een stent (bare metal of drug-eluting) niet aanbevolen. Voor het gebruik van een DEB voor de PTA is onvoldoende bewijs van voldoende kwaliteit.

4

Iedere patiënt met PAV krijgt een vorm van antitrombotische therapie, waarbij clopidogrel als eerste keus

wordt geadviseerd door de werkgroep. Een goed alternatief voor clopidogrel is ASA/DIP.

5

iedere patiënt krijgt bij een endovasculaire interventie een profylactische dosering LMWH, gedurende de opnameperiode.

6

Juist bij kwetsbare ouderen lijkt een amputatie voorkomen te moeten worden vanwege de zeer matige revalidatiekansen. Overweeg een conservatief beleid en zo nodig een interventie (percutaan of operatief). Bij noodzaak tot amputatie dient een zo laag mogelijk niveau te worden overwogen.

7

Ga na of de patiënt voldoende geïnformeerd is over de verschillende behandelopties en geef zo nodig extra informatie.

8

Als er twijfel is over de kwetsbaarheid van de oudere patiënt, dient de geriater of de internist ouderengeneeskunde geconsulteerd worden om de kwetsbaarheid te beoordelen middels bijvoorbeeld het CGA.

 

Aanbevelingen in te voeren binnen één tot drie jaar (streefnormen)

Aanbevelingen die zo spoedig mogelijk gerealiseerd moeten worden, maar om deze aanbevelingen in te voeren is tijd nodig.

 

Implementatietermijn: één tot drie jaar

Nummer

Aanbeveling

Diagnostiek

9

Bepaal de enkel/arm-index, ook voor de diagnostiek in de eerste lijn, door gebruik te maken van medewerkers met voldoende ervaring en exposure. Er wordt aanbevolen om de eerste lijn voor de diagnostiek van PAV toegang te geven tot een vaatlaboratorium.

Behandeling

10

De primaire behandeling van patiënten met claudicatio intermittens, ongeacht het niveau van de laesie, is gesuperviseerde looptraining waarbij de supervisie wordt verricht door een hiervoor voldoende geschoolde fysio- of oefentherapeut conform de KNGF richtlijn Perifeer Arterieel Vaatlijden.De vergoeding in het basispakket dient nog geregeld te worden.

11

Besluit in een multidisciplinaire bespreking of de patiënt in aanmerking kan komen voor een percutane endovasculaire behandeling of een operatie.

 

Te ondernemen acties door verschillende stakeholders

NVvH

 

NVvR, NHG, NVKG, NIV

 

NHG

 

Lokale maatschappen ziekenhuizen

 

Zorginstituut Nederland

 

Stakeholders

Er worden aanzienlijke problemen verwacht ten aanzien van de vergoeding van GLT. Op dit punt is er directe actie van het Zorginstituut vereist. De zorgverzekeraars zouden de richtlijn wel moeten gebruiken voor de inkoop van zorg, waarbij rekening gehouden moet worden met de invoeringstermijn van de aanbevelingen. Voor implementatie van aanbevelingen 6, 7 en 8 dient goed te worden samengewerkt door de gehele keten.

Daarnaast moet toegang worden verleent en duidelijkheid worden geschept omtrent de toegang tot het vaatlab door huisartsen.

 

Kennisinstituut