Verslag interviews met heuppatiƫnten

Verslag interviewsmet patiënten met een gebroken heup

Bij de richtlijn Proximale Femurfractuur

 

Charlotte Scherphof en Rinie Lammers

Beleidsmedewerkers Patiëntenfederatie Nederland

 

Samenvatting

Om in de totstandkoming van de richtlijn Proximale Femurfractuur ook het patiëntenperspectief te borgen, heeft Patiëntenfederatie Nederland 14 interviews gehouden met mensen die recentelijk hun heup hebben gebroken. Deze patiënten zijn geworven via de leden van de richtlijnwerkgroep. De patiënten varieerden in leeftijd tussen 56 en 89 jaar, waarvan zeven mannen en zeven vrouwen.

 

Uit de interviews zijn op verschillende aspecten van zorg rondom heupfracturen de ervaringen, wensen en behoeften van patiënten naar voren gekomen.

 

In het ziekenhuis hebben maar weinig patiënten vooraf informatie, laat staan een keuze, gehad over de operatie en het (te verwachten) herstel. Ondanks dat een eerste reactie van patiënten soms is dat ze op dat moment alleen maar van de pijn af willen, geeft een deel ook aan die informatie gemist te hebben.

 

De locatie van het ziekenhuis kwam ook ter sprake. Soms worden patiënten behandeld op ziekenhuislocatie A, terwijl ziekenhuislocatie B veel dichterbij is. Of moeten ze voor de foto’s naar de ene locatie, en voor de behandeling naar de andere locatie. Dit heeft een aantal patiënten als vervelend ervaren.

 

De meeste patiënten konden wel kiezen of zij een lokale verdoving (ruggenprik) of algehele narcose wilden. Maar de uitleg over mogelijke negatieve gevolgen zijn vaak niet door de zorgverlener(s) benoemd. Sommige patiënten die onder algehele narcose waren, gaven bijvoorbeeld aan nog een aantal dagen (tot enige weken) na de operatie last te hebben gehad van sufheid, waanbeelden, of een delirium. Patiënten waren hier graag van tevoren op voorbereid geweest.

 

De meerderheid van de patiënten is al wat ouder en slikt al behoorlijk wat medicijnen. Rondom de operatie moesten zij vaak nog meer medicijnen slikken. Zij geven daarbij aan dat ze vaak niet goed weten welke pil voor wat bedoeld is, en dat zij het niet prettig vinden om zoveel medicijnen te slikken. Patiënten hebben behoefte aan meer duidelijkheid over hun eigen medicatiegegevens en het belang van het wel/niet slikken van deze medicatie.

 

De periode in het ziekenhuis is vaak kort, en soms zijn patiënten een groot deel van hun verblijf in het ziekenhuis nog wat duf van de narcose. Dan kan voor hen het ontslag uit het ziekenhuis vaak behoorlijk snel voelen. Patiënten zijn dan gebaat bij een goede psychosociale ondersteuning.

 

Fysiotherapie is standaard onderdeel van de revalidatie bij een heupfractuur. De fysiotherapeut is voor de patiënt vaak het vaste aanspreekpunt als het gaat om het herstel en dat vinden patiënten prettig. Maar er werden wel veel verschillen genoemd tussen fysiotherapeuten. Sommige fysiotherapeuten lieten bijvoorbeeld patiënten met een rollator lopen, anderen juist met krukken, of een looprek. En sommige patiënten mochten hun been meteen volledig belasten, anderen maar voor een klein deel. Het is wenselijk om patiënten goed over de (gemaakte) keuzes te informeren en hen hierbij te betrekken. Daarnaast vinden patiënten het belangrijk dat bij de revalidatie verder gekeken wordt dan alleen de gebroken heup. Mensen die hun heup breken zijn vaak al wat ouder en kunnen dan ook vaak meerdere aandoeningen hebben. Dat kan het herstelproces beïnvloeden.

 

Patiënten waren over het algemeen wel zeer tevreden over hun revalidatie. Of ze nu thuis revalideerden of in een verpleeghuis of revalidatiecentrum. Patiënten die thuis herstelden vonden het prettig om meteen weer in hun eigen omgeving te zijn en kregen vaak hulp van hun partner. Patiënten die niet thuis herstelden vonden het prettig om vragen te stellen en tips en adviezen te krijgen in het verpleeghuis of revalidatiecentrum. Voor alle patiënten geldt dat voldoende aandacht, goede begeleiding, en regelmatig zelf oefeningen kunnen doen van belang zijn voor een goed herstel.

 

Een aantal patiënten geeft aan nog wel angstig, onzeker, en extra voorzichtig te zijn na de operatie. Het is belangrijk hier (door de fysiotherapeut) voldoende aandacht aan te besteden. Hierbij gaat het ook om mogelijkheden van aanpassingen in en om het huis (bijv. fiets met een lage opstap). Zeker omdat patiënten aangeven het heel belangrijk te vinden om weer zelfstandig te willen worden en niet meer afhankelijk te hoeven zijn.

 

Inleiding

In de praktijk blijkt het lastig om voor richtlijnen waar geen (specifieke) patiëntenorganisatie voor bestaat toch betekenisvolle patiënteninbreng te kunnen leveren. Hierdoor bestaat het risico dat er bij dit soort richtlijnen helemaal geen patiëntenperspectief wordt gebruikt. Patiëntenfederatie Nederland kan in deze gevallen een belangrijke rol spelen en zorgdragen voor afvaardiging in richtlijnwerkgroepen, het werven van patiënten en het spreken met patiënten. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat richtlijnen beter aansluiten bij de wensen van de patiënt en de praktijk. Ook bevordert het de kwaliteit van de richtlijn en vergemakkelijkt het de implementatie.

 

Richtlijn Proximale Femurfractuur

Voor de ontwikkeling van de richtlijn Proximale Femurfractuur heeft de Patiëntenfederatie Nederland zorg gedragen voor het patiëntenperspectief, omdat er geen patiëntenorganisatie bestaat voor mensen met een gebroken heup. Waar vaak focusgroepen georganiseerd worden om de ervaringen van patiënten boven tafel te krijgen, hebben we voor deze richtlijn gekozen om interviews af te nemen. De gemiddelde patiënt met een heupfractuur is vaak een oudere persoon die niet zo mobiel (meer) is. Het kan voor deze patiënten een te grote last zijn om te reizen. De interviews zijn gestart na vaststelling van de uitgangsvragen. Voor de interviews is aangesloten bij die uitgangsvragen in de richtlijn waar de patiënt zijn ervaringen over kan delen (zie Appendix A voor de topiclijst).

 

Werving en selectie van deelnemers

De patiënten die mee hebben gedaan aan de interviews zijn geworven via de leden van de richtlijnwerkgroep. Dit zijn artsen en verpleegkundigen die zelf patiënten met een heupfractuur onder behandeling hebben (gehad). Daarnaast is een aantal patiënten geïncludeerd die we via een verpleeghuis hebben geworven. Bovengenoemde mensen selecteerden de patiënten op basis van onderstaande selectiecriteria. Zij gaven (met toestemming van de patiënt) de contactgegevens van deze patiënten door aan de beleidsmedewerker van de Patiëntenfederatie Nederland.

 

Selectiecriteria:

 

Een beleidsmedewerker van de Patiëntenfederatie Nederland is bij de patiënten thuis of in het verpleeghuis of revalidatiecentrum op bezoek geweest om de interviews af te nemen. Eén interview is telefonisch afgenomen, in verband met ziekte op de dag van het geplande bezoek. Er is begonnen met twee pilot interviews, en daarna zijn de andere interviews afgenomen. Voor de interviews werd gebruik gemaakt van een topiclijst (Appendix A).

 

Deelnemers

De 14 patiënten varieerden in leeftijd tussen 56 en 89 jaar, waarvan zeven mannen en zeven vrouwen. Alle patiënten woonden thuis voordat zij hun heup braken. Vier van hen wonen alleen, de rest woont met een partner samen. De tijd tussen de operatie en het interview loopt uiteen van 17 dagen tot twee jaar, maar voor de meeste patiënten bedroeg het ongeveer twee tot vier maanden.

 

Resultaten

Eerst worden de achtergrondgegevens beschreven in onderstaande tabel. Zie Appendix B voor een volledige beschrijving van deze gegevens. Vervolgens worden de overige resultaten van de interviews per onderwerp besproken en geïllustreerd met citaten.

 

Achtergrondgegevens

Aantal patiënten

Toelichting / opvallendheden

Mobiliteit voor de breuk

8 patiënten redelijk tot goed mobiel

Geen problemen voor de breuk, en zijn soms zelf fanatiek fietsers/mountainbikers

6 patiënten niet goed mobiel; bij 1 patiënt was voor de breuk osteoporose vastgesteld

Problemen met lopen/fietsen voor de breuk

 

Oorzaken van de val

8 ongelukken vonden plaats in en rondom huis

Bijvoorbeeld struikelen over een drempel, uitglijden, buitenzetten van de vuilnis, uitlaten van de hond.

6 ongelukken vonden buiten de huiselijke omgeving plaats

Bijvoorbeeld racefietsen op gladde wegen, schuin een drempel op fietsen, een aanrijding, uit de auto stappen, het niet goed onder controle krijgen van boodschappenkarretje.

 

Naar het ziekenhuis

11 patiënten werden meteen per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd, 1 patiënt werd per rolstoel naar het ziekenhuis gebracht

- Bij 1 patiënt had de ambulance niet een goede brancard bij zich. Ze moest wachten totdat er een andere ambulance kwam.

- 1 patiënt werd in de ambulance gevraagd door wie hij geopereerd wilde worden; door een orthopedisch chirurg of een traumachirurg.

 

2 patiënten zijn pas in 2e instantie naar het ziekenhuis gegaan

- Eén meneer viel bij het buiten zetten van de vuilniscontainer en is vervolgens naar bed gegaan. De volgende dag zijn er foto’s gemaakt, maar er bleek niks gebroken te zijn. Vervolgens is hij een paar dagen gaan vissen. Maar de pijn werd erger. Opnieuw foto’s laten maken, waarna het wel gebroken bleek te zijn.

- Ook een mevrouw werd bij de dokterspost weer naar huis gestuurd, met het advies ‘neem maar een paracetamol, je heup is niet gebroken’. Toen ze ’s avonds nog steeds zoveel pijn had, kwam de dokter thuis langs en die heeft gelijk ambulance gebeld. Toen bleek het wel gebroken.

 

Periode in ziekenhuis

Bij aankomst in het ziekenhuis werden er over het algemeen meteen foto’s gemaakt en vonden er andere onderzoeken plaats. Weinig patiënten hebben daarna uitleg gehad over de vervolgstappen, zoals de operatie en het herstel.

 

Hier leek ook niet altijd behoefte aan:

Vrouw, 80: “Op dat moment wil je gewoon die operatie en van je pijn af”.

 

Aan de andere kant was er ook een mevrouw die wel behoefte had aan meer uitleg:

Vrouw, 73: “… dat ze vertellen wat je na zo’n operatie allemaal tegen kunt komen, dat ze toch wat tijdvakken kunnen aangeven. Zodat je ergens naartoe kunt werken.”

 

Ook was er nauwelijks sprake van een keuze voor een type operatie. Eén mevrouw (85) mocht wel kiezen:

Vrouw, 85: “Ze zeiden: ‘U kunt kiezen: opereren, maar dan kunt u een hersenbloeding krijgen. Of niet opereren, en dan hebt u de kans dat u er over 14 dagen niet meer bent.’ Ik kan goed tegen pijn, dus ik heb ervoor gekozen om te opereren. Achteraf ben ik blij.”

 

In een ander geval zei de arts:

Vrouw, 71: “De arts zei: ‘Als u 20 jaar jonger was geweest, hadden we er een hele nieuwe heup ingezet. Ik doe dus een beetje aan leeftijdsdiscriminatie’.”

 

Niet iedereen kon gelijk dezelfde dag geopereerd worden (6x), maar dit werd over het algemeen niet als vervelend aangegeven. Patiënten zijn vaak nog wat versuft van de medicatie, en verder liggen ze over het algemeen goed stabiel en hebben dan ook weinig pijn. Behalve 1 meneer (84) die 16 uur op zijn rug heeft moeten liggen voordat hij geopereerd werd; dat vond hij wel erg vervelend.

 

Oorzaken waardoor de operatie soms een dag later plaatsvond, waren bijvoorbeeld het laat op de dag/avond binnenkomen van een patiënt, spoedgevallen tussendoor, of negatieve bloedwaarden om te opereren. Aan één patiënt (vrouw, 81) die haar heup had gebroken werd verteld dat zij niet geopereerd kon worden vanwege infectiegevaar, omdat zij ook een wond aan haar enkel had. Met als consequentie dat ze dan rolstoelafhankelijk zou worden. De volgende ochtend werd zij weer gebeld, met de mededeling dat ze toch nog geopereerd zou worden, omdat het alternatief niet aanvaardbaar was.

 

Patiënten weten vaak niet precies wat ze gebroken hebben en hoe. Ze kunnen wel vaak zeggen of het de kop was of de kom. De meesten weten ook wel (soms vooraf, maar meestal achteraf) wat de chirurg gedaan heeft; bijvoorbeeld pinnen erin gezet, of een nieuwe heup of nieuwe kom.

 

Al zijn de artsen het niet altijd eens over de soort behandeling:

Man, 84: “In [ziekenhuislocatie A] zei de dokter: ’Meneer, u hebt een scheur in uw heup. We kunnen er 2 pennen inzetten om te hechten.’ Kom ik in [ziekenhuislocatie B], komt die dokter bij me. Zegt hij: ‘Meneer, u krijgt van mij een nieuwe heup.’”

 

Deze patiënt gaf aan dat ze daarbij uitlegden dat het herstel na een operatie met pennen veel langer zou duren dan het herstel na het plaatsen van een nieuwe heup.

 

Ook geven patiënten aan dat ze begrijpen dat de periode tot aan de operatie nogal hectisch is, dus dat er ook niet echt tijd is voor uitgebreide uitleg. En de meesten geven aan het wel te vragen als ze iets niet weten/begrijpen, en dat ze het idee hadden dat ze daarvoor ook wel bij alle betrokken zorgverleners terecht konden.

 

Over het algemeen was iedereen zeer tevreden over de verpleging:

Man, 84: “Ik kwam in [ziekenhuislocatie A], en ik heb zoveel sympathie voor die verpleging. En die broeder die er loopt, ik ken zijn naam niet, maar dat was zo’n fijne kerel. Vol lof over de verpleging.”

Vrouw, 71: “Heel goed, heel lief en heel bezorgd. Dit mag je niet doen, dat mag je niet doen; heel behulpzaam.”

 

Niet iedereen heeft hun behandelend chirurg gezien of gesproken voor de operatie:

Vrouw, 73: “Ik weet niet wie me geopereerd heeft; het was weekend, hè?”

Vrouw, 80: “Je weet pas heel laat wie je opereert. Dat vind ik een beetje vervelend. Ik heb hem bij de operatiekamer pas ontmoet.”

 

De periode in het ziekenhuis (van opname tot ontslag) varieerde van 4 tot 10 dagen. Niet iedereen kon zich meer goed die periode, en dus het aantal dagen, herinneren. De periode in het ziekenhuis was voor hun gevoel soms wel kort, maar werd niet als vervelend ervaren.

 

Ondanks dat de patiënten meestal nog niet zelfredzaam waren ten tijde van ontslag, vonden ze het geen probleem om dan naar huis (vaak als ze samen met partner wonen), of naar een revalidatiecentrum te gaan:

Vrouw, 73: “Ik had niet durven hopen dat het zo kort was.”

Vrouw, 80: “Als ik naar huis had gemoeten, vond ik het te kort.”

 

De partner van één van de patiënten had er wel wat meer moeite mee:

Partner man, 71: “Hij moest te snel uit het ziekenhuis; hij heeft toch een trauma meegemaakt. Hij durfde nog niet goed te staan, lopen en psychisch was hij ook nog niet helemaal de oude, hij was af en toe in de war.”

 

Verdoving

Zes patiënten hebben een volledige narcose gehad, zeven patiënten een ruggenprik en één mevrouw wist het niet meer. In de meeste gevallen is er overleg geweest over het soort verdoving. Echter, niet altijd is uitleg gegeven over de mogelijke negatieve gevolgen.

 

Redenen voor de keuze voor algehele narcose kwamen voornamelijk neer op negatieve ervaringen met een ruggenprik, of het niet willen meekrijgen van de operatie. Van de mensen die de algehele narcose hebben gehad, heeft de meerderheid behoorlijk wat last van gehad. Deze patiënten waren nog een aantal dagen (tot enige weken) na de operatie wat suf, hadden waanbeelden, of kregen een delirium.

 

Redenen voor een ruggenprik kwamen vooral voort uit positieve ervaringen met ruggenprik, en het willen voorkomen van de mogelijke bijwerkingen van een algehele narcose.

 

Niemand die voor de ruggenprik had gekozen, had daar klachten over:

Man, 56: “Ik koos voor een ruggenprik in plaats van algehele narcose, want anders ben je zolang onder zeil.”

 

Medicatie

Over het algemeen kreeg iedereen trombose-spuitjes na de operatie. Verder weet niet iedereen wat voor medicatie hij/zij kreeg. Soms slikken ze zoveel pillen op een dag, dat ze niet precies weten welke pil voor wat bedoeld is.

 

Tegelijkertijd geeft een aantal patiënten aan dat zij het niet prettig vinden om zoveel medicatie te slikken:

Man, 84: “Het enige dat ik verschrikkelijk vind; ik heb zoveel medicijnen moeten slikken, en hier ook, dat mijn stembanden helemaal aangetast zijn. Ik heb nooit wat geslikt, en hier [revalidatiecentrum] moet ik 7 á 8 keer per dag medicijnen slikken.”

Vrouw, 73: “Ze dringen je daar morfine op, dat vind ik wel kwalijk. Dan slaap je maar een nachtje niet. Liever dat dan een lichaam vol medicatie”.

Vrouw, 80: “Ik ben helemaal geen medicijnen mens. De dokter zei ‘Neem anders morfine.’ Ik zeg: nee, doe ik niet. […] Ze zeggen dat het beter is voor je herstel. Maar als het aan mij ligt, dan eet ik het niet.”

Man, 89: “Die paracetamol vind ik allemaal maar bijzaak, en ga me niet vragen of ze helpen.”

 

Drie patiënten zouden binnenkort nog getest worden op osteoporose. Bij 3 andere patiënten is er tijdens de gesprekken met de artsen niet over een gesproken. En in de rest van de interviews is dit niet aan bod gekomen.

 

Locatie van het ziekenhuis

Met name de patiënten die via [ziekenhuis X] zijn geïncludeerd, waren niet tevreden over de locatie waar zij geopereerd werden. Bij één meneer werden de foto’s eerst in [ziekenhuislocatie A] genomen, maar moest hij voor de operatie naar [ziekenhuislocatie B]. Hij moest ook lang wachten voordat hij naar [ziekenhuislocatie A] overgebracht kon worden.

 

Ook de andere patiënten zijn in [ziekenhuislocatie A] geopereerd of moesten daar weer voor controle heen, terwijl voor de meesten [ziekenhuislocatie B] dichterbij was:

Man, 71: “Je rijdt 15 km heen en 15 km terug, terwijl ook een ziekenhuis op 3 km afstand is, nou dat is heel frustrerend hoor. Dan zeggen ze ‘de gezondheidszorg moet goedkoper’. Nou heb ik gelukkig een vrouw die kan autorijden, maar als je dat niet heb moet je een taxi bestellen. Die kost 50 euro heen en 50 euro terug. Wie betaalt dat dan? En de arts doet er makkelijk over; die zegt ‘u vindt altijd wel iemand die u wil brengen’. Geconcentreerde zorg heeft misschien wel voordelen voor de behandeling, maar daar omheen wordt het chaotisch.”

 

Periode van herstel

Bijna iedereen kreeg in het ziekenhuis fysiotherapie, wat voornamelijk bestond als het zelf in en uit bed komen, korte stukjes lopen met een rek of kruk, en wat rek- en strekoefeningen. Voor zover patiënten het zich konden herinneren, startte deze fysiotherapie één tot vijf dagen na de operatie. Twee patiënten hebben helemaal geen oefeningen hoeven doen in het ziekenhuis; dat deden ze pas in het revalidatiecentrum. Drie patiënten mochten gelijk de dag na de operatie al proberen uit bed te komen. Twee patiënten waren op zaterdag geopereerd, en bij hen kwam de fysiotherapeut pas maandag langs. Eén patiënt had een tamelijk negatieve ervaring, omdat tegen haar wel werd gezegd dat er een fysiotherapeut zou komen, maar vervolgens heeft zij de eerste 5 dagen niemand gezien.

 

Hoe het revalidatieproces eruitzag, verschilde erg per patiënt. Waar de ene patiënt werd geadviseerd door de fysiotherapeut om in eerste instantie met een looprek te lopen, adviseerde een ander dat met krukken, met een rollator, of aan de arm van de fysiotherapeut te doen.

 

En waar de ene fysiotherapeut aangaf dat de patiënt zijn/haar been meteen 100% mocht belasten, zei een ander dat dat in eerste instantie maar 10% mocht zijn:

Man, 56: “Ik vind het zo vreemd: ik mag het niet belasten en oude mensen moeten meteen lopen. De uitleg van de arts was: ‘Als er druk op het bot komt, herstelt het sneller.’ Maar waarom mag ik dat dan niet?”

Vrouw 80: “Dat [been meteen belasten] mocht je wel, maar om te lopen is weer iets anders.”

 

Dat het beleid van fysiotherapeuten erg kan verschillen bleek uit het volgende verhaal van een van de patiënten:

Man, 61: “Mijn dochter en schoonzoon [beiden fysiotherapeut] zijn misschien wat vooruitstrevender dan de fysiotherapeut die ik heb gekozen. Die zegt: ‘eerste zes weken moet het bot nog helen, dus rustig aan doen en geen gekke dingen gaan doen’. En mijn schoonzoon zegt: ‘ga maar gerust een stukje lopen’.”

 

Bij één patiënt werd duidelijk dat haar comorbiditeit (onder andere stenose) invloed had op haar herstel. Haar rugklachten remmen haar herstel. Over de revalidatie zegt ze: “Het zet weinig zoden aan de dijk.” De arts had haar gewaarschuwd dat ze niet met krukken mocht lopen, vanwege haar rugklachten. Ze vertelde dat ze dat heel goed vond, dat ze naar de hele persoon kijken.

 

Maar het omgekeerde vindt ook regelmatig plaats:

Vrouw, 73: “De internist heeft in geen tien jaar gevraagd: ‘Hoe is het met je rug?’ Terwijl ze nu toch alles kunnen zien? En als patiënt ben je toch één geheel?”.”

 

Twee patiënten merkten uit zichzelf op dat de arts en de fysiotherapeut de wond en eventuele zwellingen goed in de gaten hielden.

 

In het ziekenhuis was na de operatie de fysiotherapeut vaak het aanspreekpunt als het ging om het herstel van de patiënten, wat als prettig werd ervaren.

 

Locatie van revalidatie

Patiënten hadden meestal de keuze waar zij wilden revalideren; thuis of in een verpleeghuis of revalidatiecentrum. Thuis revalideren betekent wel dat er aardig wat hulp in huis nodig is, dus dit was meestal het geval als patiënten een partner hadden. Patiënten die niet thuis revalideerden kozen vaak zelf voor het revalidatiecentrum of verpleeghuis. Meestal een locatie dichtbij hun eigen huis of bij familie.

 

Vier patiënten zijn na ontslag uit het ziekenhuis meteen weer naar huis gegaan. Allemaal kregen zij thuis zes tot negen weken lang tweemaal per week fysiotherapie. Drie van hen zijn zeer tevreden over de fysiotherapie. Ze hebben ook het idee dat de fysiotherapie goed heeft geholpen, “al is het maar psychologisch” (vrouw, 73), doordat de patiënten de fysiotherapeut bijvoorbeeld ook konden vragen of ze bepaalde handelingen wel of niet mochten verrichten. De fysiotherapeut hielp ook met loopoefeningen en krachtoefeningen. Bij 1 meneer liep het herstel wat moeizamer, omdat hij steeds meer last kreeg door de oefeningen. Dit bleek te komen doordat hij te korte spieren/pezen had voor de behandeling met platen. Hij moet nu opnieuw geopereerd worden.

 

Een andere mevrouw was ook niet meteen tevreden over de fysiotherapie:

Vrouw, 73: “Voor de heup ben ik naar een andere fysiotherapeut gegaan, maar die zette je op de fiets en ging ondertussen vijf andere patiënten doen en de lokale politiek behandelen.”

 

Patiënten die niet thuis revalideerden konden vaak dichtbij terecht in een revalidatiecentrum of verpleeghuis. Dat vonden ze erg prettig, omdat familie en vrienden dan gemakkelijk langs konden komen.

 

Eén meneer gaf aan dat het bij hem wat anders ging:

Man, 71: “Er was in [ziekenhuislocatie A] alleen plek als ik [partner] dement was.”

 

Uit de paar interviews waarbij de frequentie van fysiotherapie in een revalidatiecentrum of verpleeghuis naar voren kwam, werd door patiënten genoemd dat zij elke dag of om de dag (behalve in de weekenden) fysiotherapie kregen.

 

De meerderheid was zeer tevreden over het herstel in een verpleeghuis of revalidatiecentrum:

Vrouw, 73: “Ze zeggen bijvoorbeeld: ‘Je mag niet bukken.’ Maar wat is bukken? Daar krijg je geen enkele zekerheid over. Achteraf gun ik het iedereen die een heupoperatie heeft gehad. Je voelt je toch een stuk zekerder, je hebt een vraagbaak, je kunt toch beter je ei kwijt dan dat je zo naar huis wordt gestuurd.”

 

Eén patiënt was minder tevreden, waarschijnlijk omdat het revalidatiecentrum waar hij herstelde net geopend was. Meneer kreeg weliswaar elke dag een half uur fysiotherapie, maar voor de rest van de dag lieten ze hem in een stoel zitten. En er was vaak niemand als aanspreekpunt aanwezig:

Man, 71: “Daar kom je echt tussen de oude mensen terecht. Je wordt er eerder slechter dan beter. Ze deden hun best wel, maar de randvoorwaarden waren er niet.”

 

De meesten van hen keerden daarna weer terug naar huis, of dat stond binnenkort te gebeuren. Eenmaal thuis ontvingen zij vaak de eerste periode ook nog steeds fysiotherapie en soms ook thuiszorg. De fysiotherapeut heeft in een aantal gevallen ook aandacht besteed aan hoe de patiënt zich thuis zo goed mogelijk kon redden, zoals hoe iemand zich het beste achter het aanrecht kan bewegen. Twee patiënten werden vanuit het revalidatiecentrum of verpleeghuis overgeplaatst naar een woonverzorgingshuis of een aanleunwoning. Daar hadden zij wel moeite mee, omdat zij zich vlak voor de val nooit voor hadden kunnen stellen, dat zij daarna nooit meer terug naar huis zouden gaan.

 

Angst, onzekerheid en zelfstandigheid

Met name de oudere patiënten geven aan nog wel angstig te zijn om opnieuw te vallen:

Man, 84: “Ik zeg nu wel tegen mijn dochters: ‘houd me alsjeblieft goed vast, want ik wil geen tweede keer vallen’.”

 

Van de tien patiënten waarbij de angst om opnieuw te vallen ter sprake kwam in het interview, gaven zes patiënten aan geen angst te ervaren:

Vrouw, 80: “Je kunt altijd vallen.”

 

De andere patiënten gaven wel aan af en toe angstig te zijn en daarom voorzichtiger te zijn geworden. Eén patiënt (vrouw, 81) was zelfs uit bed gevallen omdat de beugels niet omhoog stonden. De verklaringen van de zorgverleners was dat ze dan bang waren dat patiënten erover heen zouden klimmen.

 

Sommige patiënten zoeken oplossingen om met de angst en onzekerheid om te gaan. Dit uitte zich bijvoorbeeld in het lopen met een rollator of het aanschaffen van een fiets met een lage opstap. In sommige gevallen besteedde de fysiotherapeut aandacht aan deze angst.

 

Veel patiënten gaven aan zo snel mogelijk weer zelfstandig te willen worden en fit genoeg worden om gewoon weer thuis te zijn (in geval van herstel in revalidatiecentrum) en hun dagelijkse dingen weer op te pakken, zoals lopen, fietsen, met (klein)kinderen op pad gaan, en in de tuin werken.

 

Appendix A. Topiclijst

Introductie

Goedemiddag, ik zal nog even kort vertellen waarom ik u graag wil interviewen. We willen graag weten wat de ervaringen zijn van patiënten die recent hun heup hebben gebroken. Daarmee kunnen we de zorg beter maken. Artsen behandelen patiënten volgens bepaalde richtlijnen. Bijvoorbeeld een richtlijn over de behandeling van een gebroken heup. Zo’n richtlijn geeft aanbevelingen die artsen helpen om goede zorg te verlenen die aansluit op zorgvragen van patiënten. Daarom is het belangrijk om ook de ervaringen van patiënten mee te nemen.

 

Heeft u tot zover vragen?

 

Achtergrond

Dan wil ik graag beginnen met wat algemene vragen over de breuk.

 

Leeftijd

Wanneer heup gebroken?

 

Hoe is het gebeurd?

Wat deed u toen?

 

Details breuk

 

Woonsituatie/mobiliteit voor de breuk

 

Algemeen

Ik wil u eerst wat algemene vragen stellen over het zorgproces.

 

Kunt u iets vertellen over de operatie/behandeling?

 

Positieve ervaringen in het ziekenhuis

 

Negatieve ervaringen in het ziekenhuis

 

Revalidatie

 

Operatie

Nu wil ik u graag wat specifiekere vragen stellen over uw operatie.

 

Tijd in ziekenhuis

 

Communicatie artsen

 

Medicatie

 

Nazorg

Ik wil u ook nog wat specifiekere vragen over de periode ná de operatie, zowel in het ziekenhuis als daarna.

 

Direct na operatie

 

Communicatie met artsen

 

Waar bent u verder hersteld? Thuis, revalidatiecentrum, verpleeghuis?

 

Indien van toepassing: Overgang ziekenhuis – revalidatiecentrum/verpleeghuis


Herstel

 

Dit was wat mij betreft het interview. Zijn er nog dingen die wij niet behandeld hebben en die u nog graag kwijt wilt?

 

Afsluiting

Ik wil u hartelijk danken voor uw medewerking. Wij hebben veel aan uw informatie en die van andere patiënten. Mocht u nog geïnteresseerd zijn in de uitkomsten van deze interviews, dan kunnen wij u het rapport dat wij ervan zullen maken over enige tijd naar u opsturen.

 

Appendix B. Beschrijving achtergrondgegevens

 

Mobiliteit voor de breuk

Van de geïnterviewden waren er 8 voordat ze gevallen niet zo mobiel meer. Zij hadden problemen met lopen en/of fietsen door een andere lichamelijke aandoening of eerder letsel. Bij 1 persoon was ook al osteoporose vastgesteld.

________________________________________________________________

 Vrouw, 73: “Ik ben wel altijd een valler geweest”.

________________________________________________________________

 

De 6 andere patiënten, waarvan een aantal fanatieke racefietsers of mountainbikers, waren nog goed mobiel.

________________________________________________________________

Man, 56: “Voor mijn leeftijd goed”.

________________________________________________________________

 

Oorzaak van de val

De meeste ongelukken vonden plaats in en rondom huis (8x), bijvoorbeeld struikelen over een drempel, uitglijden, het buitenzetten van de vuilnis, of bij het uitlaten van de hond. Oorzaken buiten de huiselijke omgeving (5x) lagen voornamelijk in fietsongelukken, bijvoorbeeld racefietsen op gladde wegen, schuin een drempel op fietsen, en een aanrijding. Maar ook het niet goed onder controle krijgen van een boodschappenkarretje leidde tot een val en een gebroken heup.

 

Periode van val tot operatie

Bij bijna iedereen werd er vrij snel na de val een ambulance gebeld die hen vervolgens naar het ziekenhuis heeft vervoerd. Behalve één meneer (84) die zo dicht bij het ziekenhuis woonde dat zijn zoon daar een rolstoel heeft gehaald, en meneer vervolgens zelf naar het ziekenhuis heeft gebracht.

Bij één mevrouw (73) werd haar nog het volgende duidelijk gemaakt:

________________________________________________________________

Vrouw, 73: “Eerst dreigden ze nog: ‘als we voor niks moeten komen, dan moet u het zelf betalen’.”

________________________________________________________________

 

Bij een andere mevrouw (71), die op de grond lag na haar val, had de ambulance geen goede brancard bij zich die ze onder mevrouw konden plaatsen. Ze moest toen wachten totdat er een andere ambulance kwam. Ze had het koud en veel pijn. Eén meneer (61) kreeg zelfs in de ambulance al een keuze voorgelegd:

________________________________________________________________

Man, 61: “Er werd mij in de ambulance al gevraagd: ‘door wie wil je geopereerd worden; door een orthopedisch chirurg of een traumachirurg’?”.

________________________________________________________________

 

Bij twee patiënten was het niet meteen duidelijk dat zij iets gebroken hadden. Eén meneer (89) viel ’s avonds bij het buiten zetten van de vuilniscontainer. Hij kon zich niet herinneren hoe hij weer binnen is gekomen. De volgende dag zijn foto’s gemaakt, maar er bleek niks gebroken te zijn. Vervolgens is meneer een weekendje gaan vissen, maar de pijn werd erger. Totdat hij niet meer uit zijn bed kon komen en de brandweer eraan te pas moest komen om hem uit huis te halen. Hij liet opnieuw foto’s maken, waarna het wel gebroken bleek te zijn. Ook een mevrouw (80) werd bij de dokterspost weer naar huis gestuurd, met het advies ‘neem maar een paracetamol, je heup is niet gebroken’.

________________________________________________________________

Vrouw, 80: “De dokter zei: ‘Je kunt wel staan’. Nou dan denk ik dat ik dat kan. Alles deed ik gillend, maar ik stond wel”.

________________________________________________________________

Toen ze ’s avonds nog steeds zoveel pijn had, kwam de dokter thuis langs en hij belde gelijk de ambulance. Daar bleek het wel gebroken.