Algemene inleiding

Aanleiding voor het maken van de richtlijn

Een richtlijn heeft tot doel professionals te ondersteunen in het maken van keuzes inzake diagnostiek en behandeling van ziekten en zo de zorg van patiënten te verbeteren.

De prevalentie van jicht bij volwassenen is hoog, 1 tot 2% (Richette et al., 2010), waardoor veel in het ziekenhuis werkende artsen te maken krijgen met patiënten die deze ziekte hebben. De hoogste prevalentie (4%) wordt gezien in de leeftijdsgroep van 75–84 jaar, en jicht is de meest voorkomende vorm van artritis bij ouderen. Epidemiologische studies uit welvarende landen geven aan dat de prevalentie van jicht toeneemt (Harris et al., 1995; Wallace et al., 2004). De verwachting is dat ook in Nederland het aantal patiënten met jicht zal toenemen met als voornaamste oorzaken: de vergrijzing en de toename van het aantal mensen met overgewicht. Dit betekent een toename van de zorgvraag. Deze toename vergt een goede afstemming tussen de eerste- en tweedelijnszorg inzake preventie, diagnostiek en behandeling van jicht.

 

De belangrijkste knelpunten in de dagelijkse praktijk waarvoor deze richtlijn aanbevelingen geeft, zijn vervat in de uitgangsvragen van deze richtlijn en worden in de betreffende hoofdstukken aan de hand van de literatuur geanalyseerd en besproken. Een andere belangrijke bron voor het onderkennen van de knelpunten zijn de uitkomsten van interviews met patiënten; een samenvatting van de interviews is te vinden in de bijlagen.

 

In het kort worden de knelpunten met de daarbij behorende uitgangsvragen toegelicht.

 

a)      Wat zijn de risicofactoren voor jicht?

Het is belangrijk de risicofactoren voor jicht te kennen. Mogelijk dat door het beïnvloeden van deze risicofactoren de prevalentie van jicht kan dalen. Uit patiënteninterviews kwam naar voren dat patiënten leefstijladviezen in het kader van secundaire preventie belangrijk vinden. De richtlijn zal ingaan op de vraag in hoeverre specifieke leefstijladviezen zinvol zijn. Een aantal leefstijladviezen is tevens onderdeel van de aanpak van een groter maatschappelijk probleem: het toenemend aantal personen met obesitas en de daarbij behorende morbiditeit en kosten in de gezondheidzorg.

 

b)      Wat is de waarde van klinische criteria en diagnostische tests in de diagnose van jicht?

De diagnose jicht wordt gesteld door het aantonen van natriumuraatkristallen in een punctaat van een gewricht of een tofus. In situaties waarin geen kristalbewijs kan worden verkregen is men voor het stellen van de diagnose aangewezen op de klinische blik, diagnostische criteria of beeldvorming. De richtlijn gaat in op de vraag hoe betrouwbaar de klinische blik, diagnostische criteria of beeldvorming zijn, zodat inzicht wordt verkregen in de betrouwbaarheid van de diagnose zonder kristalbewijs.

 

c)       Wat zijn effectieve en veilige methoden om een acute jichtaanval te behandelen?

Het aantal behandelopties van een acute jichtaanval is beperkt. Knelpunten zijn de potentiële bijwerkingen van jichtmedicamenten en contra-indicaties voor het gebruik van de medicamenten bij comorbiditeiten zoals diabetes mellitus (glucocorticoïden), hartfalen (non-steroidal anti-inflammatory drugs; NSAIDs), nier- en/of lever insufficiëntie (NSAIDs). Deze richtlijn beoordeelt de verschillende behandelstrategieën en voor- en nadelen van de behandelingen.

 

d)      Welke behandeling biedt optimale preventie tegen recidiverende jicht?

Preventie van nieuwe aanvallen van jicht en van gewrichtsschade is een belangrijk onderdeel in de behandeling van deze ziekte. Het aantal medicamenten dat voor deze indicatie beschikbaar is, is beperkt. Ook kan het maken van een juiste behandelkeuze moeilijk zijn door de aanwezigheid van contra-indicaties. De effectiviteit en veiligheid van de verschillende urinezuur verlagende medicamenten worden vergeleken en de afwegingen die van belang zijn bij de behandeling van de individuele patiënt worden besproken.

 

e)      In hoeverre is jicht geassocieerd met cardiovasculaire aandoeningen?

Een belangrijk knelpunt is het gebrek aan inzicht in de relatie tussen jicht en een verhoogd cardiovasculair risico. Het samengaan van jicht met cardiovasculaire aandoeningen, waaronder hypertensie, is eerder regel dan uitzondering. Het is echter onduidelijk hoe sterk jicht en hyperurikemie het risico op hart- en vaatziekten verhogen en of het verhoogde risico onafhankelijk is van de klassieke cardiovasculaire risicofactoren. In de recente richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement (Nederlands Huisartsen Genootschap, 2012) worden jicht en hyperurikemie niet aangemerkt als risicofactoren voor cardiovasculaire aandoeningen. Deze richtlijn beschrijft hoe sterk de associatie van jicht met cardiovasculaire ziekten is.

 

f)       Wat is de optimale organisatie van zorg rond jichtpatiënten?

Een knelpunt is dat een duidelijke organisatie rond de zorg van patiënten met jicht ontbreekt. Omdat jicht frequent voorkomt en het de verwachting is dat de prevalentie toeneemt, is het belangrijk om de organisatie van de zorg en de afstemming tussen de eerste- en tweedelijnszorg goed te regelen. Deze richtlijn geeft hiervoor adviezen.

 

 

Literatuur

Harris, C.M., Lloyd, D.C., & Lewis, J. (1995). The prevalence and prophylaxis of gout in England. J Clin Epidemiol, 48, 1153-8.

Nederlands Huisartsen Genootschap (2012). NHG standaard Cardiovasculair risicomanagement(eerste herziening; 2012). Geraadpleegd via: nhg.artsennet.nl Op: februari 2013.

Nederlands Huisartsen Genootschap (2009). NHG-Standaard Artritis (eerste versie; 2009). Geraadpleegd via: nhg.artsennet.nl. Op: februari 2013.

Richette, P., & Bardin, T. (2010). Gout. Lancet, 375, 318-28.

Wallace, K.L., Riedel, A.A., Joseph-Ridge, N., & Wortmann, R. (2004). Increasing prevalence of gout and hyperuricemia over 10 years among older adults in a managed care population. J Rheumatol, 31, 1582-7.