Implementatieplan en indicatoren

Implementatieplan

Dit plan is opgesteld ter bevordering van de implementatie van de richtlijn ‘Behandeling van Patiënten met een Schisis’. Voor het opstellen van dit plan is een inventarisatie gedaan van aanbevelingen waarbij wordt voorzien dat er aanzienlijke aanpassingen van de huidige zorgpraktijk noodzakelijk zijn.

 

Werkwijze

De werkgroep beoordeeldede aanbevelingen aan de hand van de volgende punten:

 

Voor iedere aanbeveling is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter kan niet voor iedere aanbeveling ieder punt worden beantwoord. Wel kan een onderscheid worden gemaakt tussen “sterk geformuleerde aanbevelingen” en “zwak geformuleerde aanbevelingen”. In het eerste geval doet de werkgroep een duidelijke uitspraak over iets dat zeker wel of zeker niet gedaan moet worden. In het tweede geval wordt de aanbeveling minder zeker gesteld (bijvoorbeeld “Overweeg om …”) en wordt dus meer ruimte gelaten voor alternatieve opties. Voor “sterk geformuleerde aanbevelingen” zijn bovengenoemde punten in principe meer uitgewerkt dan voor de “zwak geformuleerde aanbevelingen”.

 

Implementatietermijnen

Voor “sterk geformuleerde aanbevelingen” geldt dat zij zo spoedig mogelijk geïmplementeerd dienen te worden. Voor de meeste “sterk geformuleerde aanbevelingen” betekent dat dat zij komend jaar direct geïmplementeerd moeten worden en dat een jaar na de autorisatiedatum iedereen aan deze aanbevelingen dient te voldoen. Veel aanbevelingen zijn al onderdeel van de huidige praktijk en zullen daarom weinig of geen implementatieproblemen met zich meebrengen.

 

Voor de volgende aanbevelingen dient echter een implementatietermijn van 2 jaar aangehouden te worden, wat dus betekent dat per eind 2018 iedereen aan deze aanbevelingen dient te voldoen. Het betreft de verwijzing van patienten met schisis naar de afdeling Medische Genetica van een Universitair Medisch Centrum en aanbevelingen waarvoor sommige teams / instellingen nieuwe beroepskrachten binnen hun team zullen moeten aanstellen, zoals het geval kan zijn bij de aanbevelingen m.b.t. psychosociale begeleiding en tandheelkunde.

 

Verwijs patiënten met een lipspleet met en zonder kaakspleet, lip-kaak-gehemeltespleet en gehemeltespleet bij voorkeur vóór de eerste operatie naar de afdeling Medische Genetica van een Universitair Medisch Centrum.

 

Screen het kind met schisis en ouders op psychosociale problemen, na de geboorte, op de leeftijd van 2 à 3 jaar, 5 jaar, 10 à 11 jaar en 17 jaar.

 

Stel binnen het schisisteam een postacademisch geschoolde gedragskundige (gezondheidszorgpsycholoog of orthopedagoog-generalist en maatschappelijk werker, voor de minder complexe problematiek) aan ten behoeve van de diagnostiek van psychosociale problemen van kind en gezin en voor de behandeling van complexe psychosociale problematiek.

 

Neem een (kinder)tandarts in het schisisteam op die affiniteit heeft met kindertandheelkunde.

 

Voorts moet het invoeren van PROMs gezien worden als een lange termijn project. Onderzoek naar de validatiteit van de reeds ontwikkelde PROMS voor schisis nog maar kort geleden is gestart en deze nog niet als breed toepasbaar instrument beschikbaar zijn. De werkgroep is beslist een voorstander van het valideren en implementeren van PROMS, maar het is niet realistisch om de invoering daarvan nu aan een strak tijdspad te koppelen. De werkgroep is van mening dat PROMS voor schisis over de komende 5 jaar geleidelijk moeten worden ingevoerd, zodanig dat PROMS bij revisie van de onderhavige richtlijn over 5 jaar als een routinematige aanbeveling in de gereviseerde richtlijn kan worden opgenomen.

De werkgroep is – zoals in het hoofdstuk organisatie van zorg beschreven – een voorstander van het opzetten van een kwaliteitsvisitatie cyclus van de schisisteams , waartoe de NVSCA reeds het voortouw heeft genomen. De werkgroep adviseert dat bij revisie van deze richtlijn over 5 jaar alle teams in Nederland een keer zijn gevisiteerd. Praktisch gezien betekent dit ongeveer 2 visitaties per jaar voor de NVSCA over de komende 5 jaar, hetgeen door de werkgroep als haalbaar wordt ingeschat.

 

Indicatoren

Indicatoren zijn meetbare elementen van de zorgverlening die een aanwijzing geven over de mate van kwaliteit van de geleverde zorg. Een indicator heeft een signaalfunctie: het is geen directe maat voor kwaliteit maar wijst op een bepaald aspect van presteren en kan een aanleiding zijn tot nader onderzoek. Een bruikbare indeling van indicatoren is die in structuur-, proces- en uitkomstindicatoren.

Structuurindicatoren geven informatie over de (organisatorische) randvoorwaarden waarbinnen zorg wordt geleverd. Een voorbeeld van een structuurindicator is ‘De aanwezigheid van een stroke-unit’. Procesindicatoren geven informatie over de handelingen die binnen een zorgproces worden uitgevoerd om kwaliteit te leveren. Het kenmerk van procesindicatoren is dat ze direct beïnvloedbaar zijn: ze meten hoe (vaak) iets is gedaan. Een voorbeeld van een procesindicator is ‘Het percentage patiënten met diabetes dat jaarlijks een oogheelkundig onderzoek krijgt’. Uitkomstindicatoren geven informatie over de uitkomsten van zorgprocessen gemeten op patiëntniveau. Uitkomstindicatoren zijn van vele factoren afhankelijk en daardoor vaak moeilijk te herleiden tot directe patiëntenzorg. Een voorbeeld van een uitkomstindicator is ‘Het percentage patiënten met ernstige pijn 36 uur na een operatieve ingreep’.

 

Indicatoren kunnen belangrijke informatie verschaffen binnen een afdeling, instelling of vereniging over (de uitkomsten van) zorgprocessen of over bijvoorbeeld klanttevredenheid (intern gebruik van indicatoren). Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn heeft de werkgroep overwogen om interne kwaliteitsindicatoren te ontwikkelen om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

De werkgroep heeft echter besloten geen nieuwe indicatoren te ontwikkelen bij de huidige richtlijn. De werkgroep beveelt de betrokken wetenschappelijke verenigingen aan om pas over een aantal jaren uitkomstindicatoren te ontwikkelen als de kwaliteitsregistratie van de NVSCA en PROMS ─ volgens bijvoorbeeld ICHOM ─ volledig operationeel zijn. Om dit te bereiken dienen de schisisteams eerst de tijd te krijgen toe te werken naar een uniforme werkwijze zoals beschreven in het hoofdstuk Organisatie van zorg en het implementeren van PROMS.