Algemene inleiding

Aanleiding voor het maken van de richtlijn

In 2007 werd de monodisciplinaire richtlijn “Uveitis” onder verantwoordelijkheid van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) gepubliceerd. Sinds die tijd is er zowel nationaal als internationaal veel onderzoek naar uveitis verricht. Daarom was het thans noodzakelijk de richtlijn te actualiseren volgens de laatste wetenschappelijke inzichten.

 

Definities en begrippen

Hieronder worden definities en begrippen, die veel gebruikt worden in de richtlijn, uitgelegd:

Uveitis:ontsteking van de uvea en aanliggende structuren, waaronder de retina. Indien niet snel genoeg behandeld, kan uveitis ernstige gevolgen hebben, zoals blijvend visusverlies. Naar schatting wordt ongeveer 10 procent van alle blindheid en slechtziendheid veroorzaakt door uveitis. Uveitis kan veroorzaakt worden door een infectie of een symptoom zijn van een andere onderliggende aandoening. Voor de behandeling is het daarom essentieel dat er onderscheid gemaakt wordt tussen infectieuze en niet-infectieuze uveitis. Niet-infectieuze uveitis wordt behandeld met immunomodulerende medicatie. In geval van infectieuze uveitis kan behandeling met deze medicatie desastreuze gevolgen hebben.

Infectieuze uveitis: ontsteking van de uvea en aanliggende structuren veroorzaakt door een infectie. Bij infectieuze ziekten is differentiaaldiagnostiek vereist, waarbij de volgende infecties centraal staan: toxoplasmose, acute retina necrose (herpesvirussen), cytomegalovirus retinitis, ziekte van Lyme, tuberculose, syfilis.

Niet-infectieuze uveitis: ontsteking van de uvea en aanliggende structuren veroorzaakt door een auto-immuun of auto-inflammatoire aandoening. Bij niet-infectieuze ziekten is differentiaal-diagnostiek vereist, waarbij de volgende aandoeningen centraal staan: sarcoidose, HLA-B27 gerelateerde uveitis, Birdshot chorioretinopathie, multiple sclerose (MS), Vogt-Koyanagi-Harada (VKH) syndroom, Behçet, sympathische oftalmie, tubulo-interstitiële nephritis met uveitis (TINU) syndroom, juveniele idiopathische artritis (JIA) bij kinderen.

DMARD’s: ‘Disease Modifying Anti Rheumatic Drugs’ (geneesmiddelen tegen reuma die ziektebeloop beïnvloeden) vormen een groep geneesmiddelen die de activiteit van auto-immuunziekten vermindert. De middelen worden gegeven bij auto-immuunziekten met het doel orgaanschade zo veel mogelijk te voorkomen.

Corticosteroïden: corticosteroïden of glucocorticoïden zijn een chemische variant van het lichaamseigen bijnierschorshormoon. Deze medicatie onderdrukt de diverse lichamelijke reacties bij ontstekingen en infecties. In de richtlijn wordt de term corticosteroïden gebruikt.

 

Afkortingenlijst

ACE

Angiotensine Converting Enzyme

ACPA

Anti-cytoplasmatische antistoffen

ANA

Antinucleaire antistoffen

ANCA

Anti-neutrofiele cytoplasmatische antistoffen

Anti-CCP

Antistoffen tegen cyclische gecitrullineerde peptiden

BSE

Bloedbezinking

CME

Cystoid macula-oedeem

CMV

Cytomegalovirus

CRP

C-reactief proteïne

DMARD

Disease Modifying Anti Rheumatic Drugs

FAG

Fluorescentie angiografie

GWC

Goldmann-Witmer coefficient

HLA

Human Leukocyte Antigen

HSV

Herpes simplex virus

IBD

Irritated bowel disease

ICG

Indocyanine groen angiografie

IGRA

Interferon Gamma Release Assay (TB test)

IL

Interleukine

JIA

Juveniele idiopathische artritis

LCI-richtlijn

Richtlijn van de Landelijke coördinatie infectieziektenbestrijding

MS

Multiple Sclerose

OCT

Optical Coherence Tomography

PCR

Polymerase Chain Reaction

PICO

Patient-Intervention-Control intervention-Outcome

PPV

Pars plana vitrectomie

SUN

Standardization of Uveitis Nomenclature

TINU

Tubulo-interstitiële nephritis met uveitis

TPHA/TPPA

Treponema Pallidum Haemagglutinatie test

VDRL

Venereal Disease Research Laboratory

VKH

Vogt-Koyanagi-Harada

VOK

Voorste oogkamer

VZV

Varicella zoster virus