Patiëntenversie richtlijn obstipatie bij kinderen

Voor wie is deze informatie bedoeld?

De informatie in deze patiëntenversie van de richtlijn ‘obstipatie bij kinderen’ is bedoeld voor ouders/vertegenwoordigers of begeleiders van kinderen van 0 tot 18 jaar die te maken hebben met obstipatie. Het doel is om belangrijke informatie te geven over wat obstipatie is, wat de symptomen zijn, of er aanvullend onderzoek nodig is en hoe obstipatie te behandelen is. Bedenk bij het lezen dat de gezondheidssituatie van uw kind anders kan zijn dan in de tekst wordt beschreven.

 

Hoe is deze patiëntenversie van de richtlijn obstipatie bij kinderen tot stand gekomen?

Deze patiëntenversie is gebaseerd op de richtlijn ‘obstipatie bij kinderen’. Een richtlijn is gemaakt voor zorgverleners. In de richtlijn ‘obstipatie bij kinderen’ staat beschreven wat obstipatie is en bij welke klachten er gedacht moet worden aan obstipatie. Ook is erin vermeld hoe door een arts vastgesteld kan worden dat er sprake is van obstipatie, wat mogelijke oorzaken kunnen zijn en hoe obstipatie behandeld kan worden. In de richtlijn staat beschreven hoe zorgverleners zouden moeten handelen. De richtlijn is geen wettelijk voorschrift. Zorg aan kinderen blijft maatwerk. Een zorgverlener kan daarom besluiten van de richtlijn af te wijken.

 

Wat is obstipatie?

Voedsel komt via de slokdarm en de maag in de darm terecht. Water en voedingsstoffen worden in de darm gedeeltelijk in de bloedbaan opgenomen. De stoffen die overblijven vormen ontlasting. Deze ontlasting bestaat onder andere uit onverteerbare voedselresten, darmbacteriën, gal en water. De darm maakt een soort van knijpbewegingen waardoor deze massa zich verplaatst. De taak van de darm is het onttrekken van water zodat vaste ontlasting gevormd wordt. Uiteindelijk komt de ontlasting aan het einde van de darm terecht, in de zogenaamde endeldarm. De endeldarm wordt ook wel rectum genoemd. Als het einde van de darm steeds meer gevuld raakt met ontlasting voelt het kind aandrang om naar het toilet te gaan. Hoe vaak een kind naar het toilet moet verschilt, van twee keer per dag tot om de dag of zelfs minder.

 

De samenstelling (consistentie) van de ontlasting kan ook verschillend zijn. Een kind dat borstvoeding krijgt heeft meestal dunne ontlasting. Als een kind meer onverteerbare voedselresten gaat eten wordt de ontlasting vaak steviger. Ontlasting kan ook hard zijn. Dit gebeurt wanneer de ontlasting langer in de darm blijft zitten. De ontlasting wordt dan harder en droger omdat er meer water uit de ontlasting wordt opgenomen. Harde en droge ontlasting maakt dat het pijnlijk en moeilijker wordt om de ontlasting uit te persen. De pijn die met het ontlasten gepaard gaat en de grootte van de ontlasting leidt er toe dat het kind de ontlasting gaat ophouden, om daarmee de pijn te vermijden. Hierdoor kan een langdurige opstopping van ontlasting in de darm ontstaan. Er wordt dan gesproken over obstipatie. Als de obstipatie niet veroorzaakt wordt door een lichamelijke oorzaak zoals ziekte wordt er gesproken over functionele obstipatie. De richtlijn, waar deze patiëntenversie op is gebaseerd, gaat over functionele obstipatie bij kinderen tussen de 0 en 18 jaar.

 

Hoe kunt u obstipatie bij uw kind herkennen?

Obstipatie gaat vaak gepaard met een combinatie van verschillende klachten. Het soort klachten is vaak afhankelijk van de leeftijd van het kind. Zo zal een baby met obstipatie veel huilen en niet poepen, terwijl peuters misschien aangeven dat ze pijn hebben bij het poepen of ophoudgedrag vertonen. Dit laatste doen zij bijvoorbeeld door op hun hurken te gaan zitten op het moment dat ze aandrang voelen. Ook gaan sommige kinderen met hun benen gekruist staan om daarmee te voorkomen dat ze naar de wc moeten. Andere mogelijke klachten zijn het last hebben van een opgezette buik, pijnlijke of harde, keutelige ontlasting, (acute) buikpijn of juist het onvrijwillig verliezen van ontlasting. Soms gaat obstipatie ook gepaard met minder zin hebben in eten, met overgeven of zelfs met plasproblemen of blaasontstekingen. Naast de aard van de klachten kan ook de hoeveelheid klachten verschillen. Over het algemeen kan gesteld worden dat obstipatie vaak een chronisch karakter heeft dat zich kenmerkt door een wisselend beloop van klachten. Uiteraard hoeven de klachten zoals hierboven genoemd niet altijd te wijzen op obstipatie. Als een kind last heeft van bovengenoemde klachten is het verstandig om contact op te nemen met de huisarts. Deze kan beoordelen of er sprake kan zijn van obstipatie en of uw kind daarvoor behandeld zou moeten worden.

 

Hoe wordt door uw arts vastgesteld dat uw kind obstipatie heeft?

Om vast te stellen of bij uw kind sprake is van obstipatie zal de (huis)arts in eerste instantie willen weten welke klachten uw kind heeft en zal de arts uw kind lichamelijk onderzoeken. De diagnose obstipatie wordt gesteld als uw kind 2 of meer van de volgende klachten heeft:

 

  1. Uw kind poept 2 keer per week of minder;
  2. Uw kind verliest minimaal 1 keer per week onvrijwillig ontlasting in het ondergoed (als uw kind zindelijk is);
  3. Uw kind houdt de ontlasting op;
  4. Uw kind heeft pijnlijke, harde of keutelige ontlasting;
  5. Uw kind heeft een zeer grote hoeveelheid ontlasting in de luier of in het toilet;
  6. De arts constateert tijdens het lichamelijk onderzoek dat uw kind een grote massa ontlasting in de buik heeft of aan het einde van de darm, het zogenaamde rectum/endeldarm;

 

Als het kind te weinig van de hierboven genoemde klachten heeft om de diagnose obstipatie ook echt te kunnen stellen kan de arts aanvullend onderzoek uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van obstipatie. Zo kan de arts door middel van een zogenaamd rectaal toucher (het via de anus bevoelen en onderzoeken van het einde van de dikke darm) voelen of er harde ontlasting in de darm zit. Dit kan wijzen op obstipatie. Een rectaal toucher kan enigszins onprettig zijn. De arts zal dan ook altijd eerst een inschatting maken of uw kind bij het uitvoeren van zo´n rectaal toucher niet teveel wordt belast.

Indien er sprake is van bijkomende klachten die zouden kunnen wijzen op een organische oorzaak van de obstipatie (dat wil zeggen dat er sprake kan zijn van een ziekte) kan de arts besluiten aanvullend onderzoek uit te voeren. Voorbeelden van deze zogenaamde ‘alarmklachten’ zijn: koorts, bloederige diarree en het braken van gal. Zo zal in sommige gevallen het bloed onderzocht worden op allergieën of kan het kind doorverwezen worden naar de kinderarts voor aanvullend onderzoek. Bijvoorbeeld wanneer gedacht wordt aan de ziekte van Hirschsprung (aangeboren afwijking waarbij zenuwvezels niet goed zijn aangelegd in de darmwand waardoor de ontlasting (deels) niet goed door de darm beweegt).

 

Wat zijn mogelijke oorzaken van obstipatie?

Obstipatie kan verschillende oorzaken hebben. Vaak wordt obstipatie niet veroorzaakt door een lichamelijke oorzaak (ziekte). Het systeem in ons lichaam dat er voor zorgt dat ingenomen voedsel uiteindelijk het lichaam via ontlasting verlaat is een complex samenspel tussen verschillende onderdelen van het lichaam zoals het zenuwstelsel, de spieren van de bekkenbodem, de darm en de anus. Problemen kunnen optreden door een verstoorde functie van (één van) deze ‘systemen’. Ook de wil van het kind kan hierbij een rol spelen. Het bewust ‘tegenhouden’ van ontlasting lijkt de belangrijkste oorzaak van obstipatie bij kinderen. Het tegenhouden van ontlasting kan bijvoorbeeld komen doordat het kind niet genoeg tijd neemt om naar de wc te gaan of omdat het kind het vervelend vindt om een vreemd toilet te gebruiken.

Op hele jonge leeftijd veroorzaakt de overgang van borstvoeding naar flesvoeding nog al eens tijdelijke obstipatieklachten. Mogelijk kan ook de inname van te weinig vezels en/of vocht obstipatieklachten veroorzaken. Onvoldoende beweging kan ook bijdragen aan een verslechterde stoelgang.

 

Bij ongeveer 5% van de kinderen wordt een lichamelijke oorzaak gevonden in de vorm van een afwijking of ziekte. Deze zeldzame oorzaken zijn onder andere de ziekte van Hirschsprung, cystic fibrose (een aangeboren afwijking, ook wel taai slijmziekte genoemd), misvormingen van het einde van de darm en/of anus en hypothyreoïdie (te langzaam werkende schildklier). Ook bepaalde medicijnen kunnen obstipatie als bijwerking hebben. Indien sprake is van een dergelijke lichamelijke oorzaak zijn er vaak ook alarmklachten aanwezig. Indien alarmklachten zich voordoen beoordeelt de arts of aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Hiervoor kan uw kind doorverwezen worden naar een kinderarts.

 

Welke mogelijke behandelingen zijn er bij obstipatie?

Voor ieder kind met of zonder obstipatie is het van groot belang dat de voeding voldoende vezels bevat en dat hij of zij voldoende vocht drinkt. Ook is voldoende lichaamsbeweging van belang, bewegen bevordert namelijk de darmbewegingen en kan daarmee het poepen bevorderen. Bij kinderen met obstipatie is het dus van belang aandacht te hebben voor de vezel- en vochtinname en voor de lichaamsbeweging. Uw arts kan u adviseren over wat voldoende vezels, vocht en lichaamsbeweging voor uw kind inhoudt.

Omdat het ophouden van de ontlasting vaak de oorzaak kan zijn van obstipatieklachten kan bij kinderen die volledig zindelijk zijn het geven van een vorm van toilettraining een meerwaarde hebben. Bij toilettraining is er onder andere aandacht voor dat het kind na elke maaltijd 5 minuten naar de wc gaat. Daarbij zijn het nemen van voldoende tijd om naar de wc te gaan en het niet hebben van afleiding (bijvoorbeeld door een computerspelletje) aandachtspunten. Maar ook de aandacht voor het bestaan van een eventuele angst voor het toilet of het loslaten van de ontlasting kan onderdeel uit maken van een dergelijke toilettraining. Het belonen van het kind na elk bezoek aan het toilet kan helpen om de ervaring voor het kind minder vervelend te maken. Uw arts kan u adviseren wat voor uw kind aandachtspunten zouden kunnen zijn bij een toilettraining. Een poepdagboek kan helpen om meer inzicht te krijgen in hoe vaak uw kind ontlasting heeft. In dit dagboek kunnen ook eventuele buikpijnklachten en het aantal toilettrainingen worden opgeschreven. Zo’n dagboek kan belangrijke informatie opleveren.

 

Als het poepdagboek, de toilettraining en de aandacht voor de voeding, vochtinname en beweging na twee weken niet leiden tot vermindering van de klachten, zal er op voorschrijven van uw arts in principe gestart worden met medicijnen die de stoelgang bevorderen en dus een laxerende werking hebben. Mocht na het beginnen met deze laxerende middelen er gedurende 3 dagen toch niet gepoept worden, zal de arts het toedienen van een zogenaamd klysma kunnen voorstellen. Bij een klysma wordt via de anus een soort pil of vloeistof naar binnen gebracht om de ontlasting in het laatste stukje van de darm te verwijderen.

 

Nadat met de laxerende middelen is gestart, is het aan te bevelen dat het kind na ongeveer 1 tot 2 weken weer door de arts wordt gezien om te kijken hoe het gaat. De behandeling met laxerende middelen zal normaal gesproken 2 maanden worden vervolgd. Als uw kind na twee maanden minimaal 3 keer per week ontlasting heeft en verder geen andere obstipatieklachten meer heeft, kan in overleg met de arts geprobeerd worden het gebruik van de medicijnen af te bouwen. Na ongeveer twee maanden nadat helemaal gestopt is met de medicijnen dient er nogmaals contact te zijn met de arts om te kijken hoe het er op dat moment voor staat.

 

Op het moment dat de laxerende middelen geen effect hebben en de klachten niet afnemen zal de arts uw kind kunnen doorverwijzen naar de kinderarts voor verder onderzoek en verdere behandeling. De arts zal uw kind ook doorverwijzen naar de kinderarts als er sprake is van de hierboven genoemde alarmsymptomen waarbij gedacht kan worden aan ziektes zoals bijvoorbeeld de ziekte van Hirschsprung. Ook kan overwogen worden een psycholoog of een team met verschillende gedragdeskundigen te raadplegen als er sprake mocht zijn van gedragsproblemen bij uw kind die een rol kunnen spelen bij de obstipatieklachten. Als uw kind geen goede perstechniek heeft kan overwogen worden een fysiotherapeut in te schakelen. Deze kan samen met uw kind door middel van bijvoorbeeld bekkenbodem-oefeningen proberen het persen te verbeteren.

 

Obstipatie bij kinderen met een verstandelijke beperking

Bij kinderen met een verstandelijke beperking komt obstipatie vaker voor dan bij kinderen zonder verstandelijke beperking. Doordat kinderen met een verstandelijke beperking soms moeilijker kunnen aangeven waar ze last van hebben, ze niet altijd zindelijk zijn en de klachten vaak moeilijk te interpreteren zijn voor de omgeving, is het objectief vaststellen van de klachten bij deze kinderen vaak moeilijker. Er wordt daarom bij kinderen met een verstandelijke beperking veel gewerkt met poepdagboeken. Hierin wordt dan bijgehouden hoe vaak het kind ontlasting heeft en wat de samenstelling van de ontlasting is.

Hetgeen in deze patiëntenversie van de richtlijn is beschreven geldt verder ook voor kinderen met een verstandelijke beperking.

 

Vragen

Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben neemt u dan contact op met uw behandelend arts.