Kennislacunes

Inleiding

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn ‘Proximale femurfracturen’ is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de uitgangsvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat op het terrein van patiëntvoorkeuren met betrekking tot behandelkeuzes nog lacunes in de beschikbare kennis bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is, om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen verschaffen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep researchaanbevelingen geformuleerd en de belangrijkste lacunes in kennis geprioriteerd en aangegeven op welke vlakken nader onderzoek gewenst is. De werkgroep heeft de volgende top drie van lacunes in kennis geprioriteerd, waarvoor nader onderzoek het meest dringend is:

  1. concentratie van revalidatiezorg;
  2. patiëntgebonden prognostische factoren;
  3. osteoporosebehandeling en fractuurreductie.

 

Concentratie van revalidatiezorg

De werkgroep beveelt aan om onderzoek naar de effectiviteit van concentratie van zorg middels gespecialiseerde teams in de revalidatiefase na een fractuur van het proximale femur. Dit kan gesplitst worden naar teams in het ziekenhuis en teams buiten het ziekenhuis.

 

Patiëntgebonden prognostische factoren

Het is van verschillende patiëntgebonden factoren onvoldoende duidelijk wat het prognostisch effect is op verschillende interventies. De vraag voor welke patiënten een THP, KHP of een IF de beste behandeloptie is, is lastig te beantwoorden.

 

Osteoporosebehandeling en fractuurreductie

De werkgroep beveelt aan om onderzoek te doen of het zinvol is om bij patiënten (ouder dan 80 jaar) na recente proximale femurfractuur te behandelen met Calcium, Vitamine D en een bisfosfonaat voor de reductie van toekomstige fracturen en reductie van mortaliteit.

 

Kosteneffectiviteit van multidisciplinaire behandeling

Er is meer onderzoek nodig naar de kosteneffectiviteit in de Nederlandse situatie indien de multidisciplinaire behandeling verschoven wordt van intramuraal naar extramuraal.

 

Indicatie voor geriatrische revalidatiezorg

Wat zijn (waarschijnlijk geindividuliseerde) indicaties of voorspellers wie er doelmatig en effectief beter in GRZ thuis horen. Het is op dit moment onvoldoende duidelijke welke patiënten baat hebben bij intramurale multidisciplinaire revalidatie (onafhankelijk van de verpleegbehoefte).

 

Conservatieve behandeling

Het conservatief behandelen van ASA 1, 2 patiënten met niet-gedislokeerde collum femorisfracturen bij gebrek aan overtuigend bewijs niet aanbevolen. Het is onvoldoende duidelijk of de voordelen van een conservatieve behandeling opwegen tegen de mogelijke nadelen.

 

Augmentatie bij pertrochantere fracturen

Uit de literatuuranalyse is onvoldoende duidelijk geworden of cementaugmentatie van toegevoegde waarde is bij de interne fixatie van pertrochantere fracturen.

 

Timing tot operatie

Als aanbeveling is geformuleerd dat een proximale femurfractuur op de dag van opname of op de kalenderdag volgend op de dag van opname geopereerd dient te worden. Het is echter wenselijk dat er meer informatie over de klinische- en kosteneffectiviteit over de ideale tijd van opname tot operatie.

 

Surgical Apgar Score

Onderzoek en valideer de ‘Surgical Apgar Score’ voor de meten van peroperatieve factoren bij patiënten die worden geopereerd aan een proximale femurfractuur.