Algemene inleiding

Aanleiding voor het maken van de richtlijn

De incidentie van proximale femurfracturen in Nederland stijgt met het ouder worden van de bevolking. Waren er in 1981 7.614 patiënten per jaar, in 2010 was dit aantal gestegen tot 21.000 patiënten per jaar (www.kiwaprismant.nl). Proximale femurfracturen zijn verantwoordelijk voor meer dan twee-derde van alle opnamedagen in een ziekenhuis ten gevolge van fracturen.

 

De gevolgen van een proximale femurfractuur zijn groot. De 1-jaars mortaliteit is 30%, en proximale femurfracturen zijn geassocieerd met een significant verlies van onafhankelijkheid en kwaliteit van leven (Johnell, 2006). Vijftig procent van de patiënten met een proximale femurfractuur is blijvend beperkt in zijn mobiliteit of functioneren, waarbij een slecht herstel gerelateerd is aan een verhoogd risico op vallen en nieuwe fracturen in de toekomst. Ook is er een aanzienlijke kans dat revisie-operaties noodzakelijk zijn, afhankelijk van het type fractuur en de toegepaste behandeling. In het geval van interne fixatie voor collum femorisfracturen loopt deze kans op tot 35% (Heetveld, 2009).

 

De directe en indirecte kosten als gevolg van een proximale femurfractuur werden wereldwijd geschat op $34,8 miljard per jaar in 1990 en worden verwacht te stijgen tot $131 miljard in 2050 (Johnell, 1997). In Nederland werden de totale kosten als gevolg van een proximale femurfractuur geschat op €13.600 per patiënt in 1999 en €19.425 per patiënt in 2013 (Zielinski, 2014).

 

De ontwikkeling van de richtlijn Proximale Femurfracturen betreft een herziening van de richtlijn Behandeling van de proximale femurfractuur bij de oudere mens uit 2008. De richtlijn uit 2008 is verouderd, er was een update van verschillende modules nodig. Daarnaast is de oude richtlijn op verschillende punten uitgebreid. De module Patiëntprofiel is, in samenwerking met het project Multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen bij chirurgische ingrepen, uitgebreid. Dit geldt ook voor de module (na) Behandeling.

 

Doel van de richtlijn

In Nederland bestaat praktijkvariatie ten aanzien van de behandeling van proximale femurfracturen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het gebruik van osteosynthese of endoprothesen. Het voornaamste doel van de richtlijn is het reduceren van ongewenste praktijkvariatie. De richtlijn is bedoeld als ondersteuning in de besluitvorming in de zorg voor patiënten met een proximale femurfractuur. Daarnaast kan de richtlijn relevant zijn voor andere specialisten en paramedici binnen en buiten het ziekenhuis.

 

Afbakening van de richtlijn

De richtlijn sluit aan bij de richtlijnen Beleid rondom spoedoperaties (verwacht eind 2016) en Multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen bij chirurgische ingrepen (2016). De richtlijn Proximale femurfracturen heeft vooral betrekking op de chirurgische aspecten; organisatorische aspecten en specifieke geriatrische aandachtspunten komen in de twee gerelateerde richtlijnen aan de orde. In tegenstelling tot de richtlijn uit 2008 waarin werd gefocust op de zorg voor patiënten van 65 jaar en ouder wordt in de herziene versie ook aandacht besteed aan patiënten jonger dan 65 jaar. De doelpopulatie voor deze richtlijn betreft alle volwassen patiënten met proximale femurfracturen.

 

Mogelijke interventies/therapieën voor patiënten met een proximale femurfractuur is een conservatieve behandeling bestaande uit een tractie of een operatieve behandeling zoals een interne fixatie, kop hals prothese of een totale heupprothese.

 

De werkgroep acht de volgende uitkomstmaten van belang voor de patiënt:

 

Er is per module beoordeeld welke bovengenoemde uitkomstmaten van toepassing waren op de gestelde vraag, daarnaast zijn er ook per module specifieke uitkomstmaten gedefinieerd.

 

Beoogde gebruikers van de richtlijn

De gebruikersgroep van deze richtlijn bestaat uit traumachirurgen, orthopedisch chirurgen, internist-ouderengeneeskunde, klinisch geriaters en andere zorgverleners die met deze patiëntengroep in aanraking komen.

 

Definities en begrippen

Wat zijn de belangrijkste definities die in deze richtlijn gebruikt worden?

 

Proximale femurfractuur

Een proximale femurfractuur is een fractuur van het collum femoris of een fractuur reikend tot in de trochantere regio tenminste 1 centimeter distaal van het trochanter minor. De werkgroep heeft er bewust voor gekozen om consequent de term ‘proximale femurfractuur’ te hanteren.

 

Patiënten

Wanneer het in de tekst gaat over patiënten worden volwassen patiënten met een proximale femurfractuur bedoeld.

 

DHFA

‘Dutch Hip Fracture Audit’, een kwaliteitsregistratie die naar verwachting in maart 2016 zal worden uitgerold. Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn is nauw contact geweest met de wetenschappelijke commissie die zich buigt over de ontwikkeling en de inhoud van de registratie.


Begrippenlijst

AAOS

American Acadamy of Orthopaedic Surgeons, Amerikaanse beroepsvereniging

ASA classificatie systeem

Classificatiesysteem om de fitheid van patiënten voor een operatie te beoordelen.

Collum femoris fractuur

Intracapsulaire fractuur, fractuur van de hals van de femur

DHFA

Dutch Hip Fracture Audit

Heroperatie

Alle ingrepen waarbij narcose nodig is, hier valt een repositie onder narcose ook onder.

HHS

Harris Hip Score, vroeger een veel gebruikte methode om het resultaat na een totale heupprothese te bepalen

IF

Interne fixatie

Intensieve fysiotherapie

Fysiotherapie minimaal 3 keer per week

KHP

Kop hals prothese

Pertrochantere fractuur

Extracapsulaire fractuur, fractuur van het trochanter van het femurbot

Proximale femurfracturen

Breuken van het proximale deel van het bovenbeen (ICD10 S72)

NICE

National Institute for Health and Care Excellence’, richtlijnontwikkelaar uit het VK

Subtrochantere fractuur

Extracapsulaire fractuur, fractuurregio begint bij de onderste begrenzing van de trochanter minor en eindigt 5 cm distaal hiervan

THP

Totale heupprothese (kunstheup)

 

Literatuur

Heetveld MJ, Rogmark C, Frihagen F, et al. Internal fixation versus arthroplasty for displaced femoral neck fractures: what is the evidence? J Orthop Trauma. 2009;23(6):395-402. Review.

Johnell O. The socioeconomic burden of fractures: today and in the 21st century. Am J Med. 1997;103(2A):20S-25S; discussion 25S-26S. Review.

Johnell O, Kanis JA. An estimate of the worldwide prevalence and disability associated with osteoporotic fractures. Osteoporos Int. 2006;17(12):1726-33.

Zielinski SM, Bouwmans CA, Heetveld MJ, et al. FAITH trial investigators. The societal costs of femoral neck fracture patients treated with internal fixation. Osteoporos Int. 2014;25(3):875-85.