Stepped-care model PTSS

Uit de hieraan voorafgaande richtlijnaanbevelingen blijkt dat verschillende (medicamenteuze en niet-medicamenteuze) behandelingen ingezet kunnen worden bij een PTSS. Deze paragraaf gaat in op de plaatsbepaling van deze behandelingen ten opzichte van elkaar. Deze plaatsbepaling leidt dan tot een behandelalgoritme. Dit algoritme wordt hierna gepresenteerd en toegelicht.

Geselecteerde interventies op basis van wetenschappelijke evidentie
Op basis van wetenschappelijke evidentie heeft de Richtlijnwerkgroep besloten de volgende behandelalternatieven in de richtlijn op te nemen:

Geselecteerde interventies op basis van consensus
Voor een aantal behandelmogelijkheden bestaat geen wetenschappelijke evidentie. De Richtlijnwerkgroep heeft op basis van consensus besloten de volgende interventies in de richtlijn op te nemen:

  1. Basisinterventies: Altijd wordt gestart met psychoeducatie en worden individuele adviezen gegeven teneinde de patiënt te activeren en vermijding tegen te gaan.
  2. De combinatie van psychologische en psychotherapeutische interventies met farmacotherapie. De combinatiebehandeling is onvoldoende onderzocht op effectiviteit en wordt door de Richtlijnwerkgroep alleen gereserveerd bij partieel herstel.
  3. Terugvalpreventie: Alhoewel er geen evidentie bestaat dat terugvalpreventie effectief is, adviseert de Richtlijnwerkgroep na een geslaagde CGT of na een geslaagde behandeling met psychofarmaca aandacht te besteden aan het voorkómen van terugval. Dit ook met het oog op „anniversary effecten”.

De Richtlijnwerkgroep heeft uitgaande van het stepped-care model op basis van evidentie en consensus deze behandelingen in een voorkeursvolgorde geplaatst om te komen tot een algoritme. Het stepped-care model gaat er vanuit een behandeling te starten met zo min mogelijk invasieve evidence-based of consensus-based methoden die zo maximaal mogelijk de PTSS klachten verbeteren.

Omdat er evidentie is dat psychologische of psychotherapeutische behandeling effectiever is dan farmacotherapie, gaat bij PTSS de voorkeur uit naar een psychologische of psychotherapeutische behandeling. In deze keuze is tevens het patiëntenperspectief meegewogen: de voorkeur van veel patiënten gaat uit naar een niet-medicamenteuze behandeling. Tot slot is bij deze keuze ook meegewogen dat vergeleken met het staken van een behandeling met cognitieve gedragstherapie méér patiënten terugvallen na staken van een medicamenteuze behandeling. Ook wordt zo overbehandeling voorkómen.

De Richtlijnwerkgroep heeft op basis van consensus bepaald dat de patiënt met een PTSS met een ernstige co-morbide depressieve stoornis bij voorkeur wordt behandeld met een antidepressivum.


Stepped-care model PTSS

  1. Altijd wordt gestart met psychoeducatie en worden individuele adviezen gegeven teneinde de patiënt te activeren en vermijding tegen te gaan.
  2. Bij een ernstige co-morbide depressie wordt hiernaast de voorkeur gegeven aan een behandeling met antidepressiva.
  3. Wanneer er geen sprake is van een ernstige co-morbide depressie wordt naast 1 gekozen uit een behandeling met traumagerichte CGT of EMDR. Deze keuze wordt door de behandelaar gemaakt op basis van behandelwensen van de patiënt. Na 8-12 weken wordt de behandeling geëvalueerd.
  4. Bij herstel na stap 3 wordt terugvalpreventie gegeven en de cognitieve gedragstherapie of EMDR afgesloten.
  5. Indien geen of onvoldoende herstel optreedt wordt een keuze gemaakt uit de niet gegeven psychologische behandelingen (dat wil zeggen: na traumagerichte CGT wordt voor EMDR gekozen en vice-versa) of uit medicatie.
  6. Bij partieel herstel na 5 wordt een combinatiebehandeling gestart: aan CGT wordt medicatie toegevoegd en aan medicatie CGT.
  7. Wanneer na 6 geen herstel optreedt wordt een second opinion aangevraagd aan een specialist (psychotherapeut, psychiater of klinisch psycholoog).
  8. Wanneer er toch sprake blijkt te zijn van een PTSS wordt de behandeling geïntensiveerd (dagbehandeling of klinische behandeling).
  9. Bij onvoldoende effect wordt het handicapmodel toegepast.

 

Toelichting algoritme
Algemene opmerkingen

  1. Toepassen van basisinterventies wordt altijd gedaan, onafhankelijk van ernst van de aandoening of eventueel aanwezige co-morbiditeit.
  2. Bij een ernstige co-morbide depressie is er een voorkeur om primair met medicatie te behandelen, ondanks de beperkte wetenschappelijke onderbouwing. Wanneer de depressie voldoende is opgeklaard kan vervolgens CGT of EMDR worden toegevoegd.
  3. Bij een lichte co-morbide depressie kan het PTSS algoritme gevolgd worden, met enige voorkeur voor psychologische behandeling.
  4. Bij co-morbide middelenafhankelijkheid dient altijd leefstijltraining aan de behandeling toegevoegd te worden.
  5. De eerste stap bij de behandeling van PTSS gaat de voorkeur uit naar cognitieve gedragstherapie of EMDR boven farmacotherapie.
  6. Bij een psychologische behandeling wordt uitgegaan van wekelijkse zittingen.
  7. Bij iedere wijziging van psychologische behandelingsstap geldt: heroverweeg ook farmacotherapeutische mogelijkheden.
  8. Bij iedere medicatie wijzigingsstap geldt: heroverweeg ook psychologische behandelingsmogelijkheden.
  9. Bij herstel op behandeling dient terugvalpreventie plaats te vinden en aandacht te zijn voor reïntegratie.
  10. Bij onvoldoende herstel op farmacotherapie, bij adequate duur en dosering, kan psychologische behandeling worden toegevoegd.
  11. Bij onvoldoende herstel op psychologische behandeling, bij adequate duur en intensiteit, kan farmacotherapie worden toegevoegd.
  12. Een selectieve serotonine heropnameremmer (SSRI) en een serotonerg tricyclisch antidepressivum (TCA) blijken even effectief. Op basis van tolerantie en veiligheid spreekt de Richtlijnwerkgroep een voorkeur uit voor SSRI’s als eerste keuze preparaat, gevolgd door TCA’s en venlafaxine.
  13. Het effect van medicatie kan na 12 weken beoordeeld worden. Eventueel kan bij onvoldoende effect de dosering van de streefdosering verder verhoogd worden naar de maximale dosering.
  14. Farmacotherapie van de PTSS dient bij voorkeur in de tweede lijn plaats te vinden.
  15. Gezien de ernst van de bijwerkingen en potentiële toxiciteit dienen de farmacotherapiestappen additie van een atypisch antipsychoticum, MAOI, en anticonvulsivum alleen door een psychiater toegepast en vervolgd te worden.
  16. Bij twijfel over de diagnose, eventuele co-morbiditeit, of bij therapieresistentie wordt een second opinion bij een specialist (psychotherapeut, psychiater of klinisch psycholoog) geadviseerd.
  17. Bij dreigend stagneren van de behandeling of therapieresistentie wordt geadviseerd de behandeling te intensiveren, zo mogelijk in een in PTSS gespecialiseerde behandelsetting (dagklinisch, klinisch).
  18. Afhankelijk van de samenstelling van het multidisciplinaire team in deze gespecialiseerde behandelsettings worden in meer of mindere mate ondersteunende interventies aangeboden, los van de behandelstappen uit het algoritme.

Algoritme algemeen, stap 1

Psychologische behandeling, stap 1

Psychologische behandeling, stap 2

Farmacotherapie, stap 1

Farmacotherapie, stap 2 en 2A

Farmacotherapie, stap 3

Farmacotherapie, stap 4

Farmacotherapie, stap 5

Farmacotherapie, stap 6

Intensiveren van de behandeling

 

Algoritme PTSS

Algoritme PTSS