Voorkomen en beloop Dyspneu

Prevalentie van (doorbraak)dyspneu
In de literatuur worden de volgende prevalenties voor dyspneu aangegeven [Dudgeon 2001 (1), Janssen 2008 (2), Moens 2014 (3), Solano 2006 (4), Teunissen 2007 (5)].

Tabel 1. Prevalenties dyspneu

 

Moens

Solano

Janssen

Teunissen

Dudgeon

Kanker

 

16-77%1

10-70%

 

35%2

46%

Longkanker

 

 

 

 

 

84%

COPD

 

56-98%

90-95%

56-98%

(mediaan 94%)

 

 

Hartfalen

 

18-88%

60-88%

18-88%

(mediaan 72%)

 

 

Nierfalen

 

11-82%

11-62%

5-82%

(mediaan 52%)

 

 

Dementie

 

12-52%

 

 

 

 

Aids

 

43-62%

11-62%

 

 

 

Motor Neuron ziekten

81-88%

 

 

 

 

Multipele sclerose

 

26%

 

 

 

 

1 Range van de gemiddeldes van verschillende studies
2 Gemiddelde

De grote verschillen in de percentages van de reviews van Moens, Solano en Janssen hangen waarschijnlijk samen met verschillen in het stadium van de ziekte van de in de review opgenomen studies [Janssen 2008 (2), Moens 2014 (3), Solano 2006 (4)]. In de reviews van Teunissen en Dudgeon is het gemiddelde weergegeven van de verschillende studies [Dudgeon 2001 (1), Teunissen 2007 (5)]. In de systematische review bij patiënten met kanker van Teunissen is het grootste aantal studies opgenomen. Om die reden wordt gekozen voor de prevalentie van 35% die in deze review is gevonden.

Aanvalsgewijze dyspneu komt voor bij 80% van de patiënten met COPD [Weingärtner 2015 (6)] en bij 56-81% van de patiënten met een gevorderd stadium van kanker [Reddy 2009, Weingärtner 2015 (6)]. In de studie van Reddy had 68% van de patiënten minder dan 5 episodes per dag [Reddy 2009 (7)]. In de studie van Weingärtner had 50% van de patiënten met kanker of COPD 1-3 episodes per dag en 22.5% >3 episodes per dag [Weingärtner 2015 (6)]. Patiënten met COPD rapporteerden ernstiger aanvalsgewijze dyspneu dan patiënten met longkanker (gemiddeld Borg scale: 6.2 (standaarddeviatie 2.1) vs. 4.2 (1.9); p < 0.001). De duur van de aanvalsgewijze dyspneu was bij COPD langer dan bij longkanker: mediane duur 7 min (range 0-600) vs. 5 min (0.3-120), p = 0.002) [Weingärtner 2015 (6)]; Simon beschrijft dat 75% van de episodes van aanvalsgewijze dyspneu korter dan 10 minuten duurt [Simon 2014 (8)].

Beloop van dyspneu
Bij patiënten met kanker, COPD en hartfalen nemen zowel de prevalentie van dyspneu als de gemiddelde intensiteit ervan toe in de laatste drie maanden voor het overlijden [Bausewein 2010 (9), Currow 2010 (10)]. Dat geldt ook voor patiënten die aandoeningen hebben die niet direct cardiorespiratoire systemen aantasten [Currow 2010 (10)]. Waarschijnlijk komt dat door comorbiditeit (longembolieën, obstructieve of interstitiële longziekten, hartfalen, anemie), algehele fysieke achteruitgang en zwakte van de ademhalingsspieren.
Er is een grote variatie in het beloop van dyspneu bij patiënten met kanker en patiënten met COPD [Bausewein 2010 (9)]. Zowel de ernst als de duur van de dyspneu is in het algemeen groter bij patiënten met COPD en met hartfalen dan bij patiënten met kanker in de palliatieve fase [Bausewein 2010 (9), Currow 2010 (10)].

 

Conclusie

Dyspneu komt voor bij 35% van de patiënten met kanker in de palliatieve fase. De prevalentie is afhankelijk van het soort kanker. Zowel de prevalentie als de ernst van de dyspneu nemen toe in de laatste drie maanden voor het overlijden.
Dudgeon 2001 (1), Currow 2010 (10), Teunissen 2007 (5)

Dyspneu komt voor bij:

De prevalentie en de ernst van dyspneu bij COPD en hartfalen nemen toe in de laatste drie maanden voor het overlijden.
Currow 2010 (10), Janssen 2008 (2), Moens 2014 (3), Solano 2006 (4)

Dyspneu komt voor bij:

Moens 2014 (3), Solano 2006 (4)

Aanvalsgewijze dyspneu komt voor bij 80% van de patiënten met COPD en 56-81% van de patiënten met kanker. Het treedt meestal enkele malen per dag op en duurt bij 75% van de episodes korter dan 10 minuten.
Simon 2014 (8), Weingärtner 2015 (6), Reddy 2009 (7)