Algemene inleiding

Probleemomschrijving

Chronische spontane urticaria is een veel voorkomende huidaandoening waarvoor nog geen richtlijn van de NVDV voorhanden is. De zorg voor patiënten met chronische spontane urticaria is in voortdurende ontwikkeling. Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is deze multidisciplinaire, evidence-based richtlijn chronische urticaria ontwikkeld. De NVDV wil op die manier bereiken dat de kwaliteit van zorg verbetert. Daarbij gaat het om de volgende items: meer bekendheid over de aandoening bij zorgaanbieders, en meer uniformiteit in diagnostiek en behandeling.

 

Definities en klinische kenmerken van urticaria
Urticaria wordt gekenmerkt door het plotseling optreden van urticae (kwaddels), angio-oedeem of beide. Urticae hebben de volgende typische kenmerken:

  1. Multipele vlakke of licht verheven erythemen met palpabel centrum, omgeven door bleke halo, van verschillende vorm en grootte, vaak confluerend tot plaques
  2. Vaak jeuk en soms een brandend gevoel
  3. Plotseling ontstaan en verdwijnen binnen minuten tot uren en zijn over het algemeen binnen 24 uur weer verdwenen. Tegelijkertijd kunnen zich nieuwe laesies ontwikkelen.

 

In een deel (33,3 %) van de gevallen treedt ook angio-oedeem op. In 6,1% van de gevallen presenteren patiënten zich met alleen angio-oedeem (Zuberbier et al., 2010).

 

Angio-oedeem wordt gekenmerkt door:

  1. Vaak plotseling ontstane zwelling van de onderste dermis en subcutis met frequente betrokkenheid van slijmvliezen
  2. Vaak bleek tot huidkleurig
  3. Meestal geen jeuk, de zwelling kan wel pijnlijk zijn
  4. Aanhoudende zwelling, tot wel 72 uur na het ontstaan van de klachten.

 

Er wordt gesproken van chronische urticaria bij continue of terugkerende klachten van urticae en / of angio-oedeem gedurende meer dan zes weken.

Prevalentie
De precieze prevalentie en incidentie van urticaria zijn niet bekend. De cijfers over lifetime-prevalenties lopen sterk uiteen. Volgens Maurer et al. (2011) kan de lifetime-prevalentie van urticaria oplopen tot 25%. Onderzoek van Zuberbier et al. (2010) uitgevoerd in Berlijn, toont echter een lagere lifetime-prevalentie van alle typen urticaria van 8,8%, en van chronische urticaria van 1,8%. De periode-prevalentie bepaald over één jaar was 0,8%. Volgens de recente Amerikaanse richtlijn variëren de prevalentiecijfers van chronische urticaria van 0,5-5%. De incidentie van chronische urticaria wordt geschat op 1,4% per jaar (Bernstein et al., 2014). In de meerderheid van de gevallen worden er geen uitlokkende factor gevonden; van de patiënten met chronische urticaria is de schatting dat 66-93% chronische spontane urticaria heeft (Maurer et al., 2011). Specificatie van diagnoseregistraties van urticaria tussen 01-01-2006 en 01-06-2011 in het UMCU (n=880), laten een vergelijkbaar resultaat zien; bij 73% van de patiënten met de diagnose urticaria, kon deze diagnose niet verder gespecificeerd worden, zie figuur 1 (Blankestijn, 2013).

Figuur 1: Specificatie van diagnoseregistraties van urticaria tussen 1-1-2006 en 1-6-2011 in het UMC Utrecht (n = 880). Fysische urticaria omvat de diagnoses urticaria factitia, drukurticaria, urticaria solaris en koude- / warmeurticaria (Blankestijn, 2013).

Figuur 1: Specificatie van diagnoseregistraties van urticaria tussen 1-1-2006 en 1-6-2011 in het UMC Utrecht (n = 880). Fysische urticaria omvat de diagnoses urticaria factitia, drukurticaria, urticaria solaris en koude- / warmeurticaria (Blankestijn, 2013).